Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 127 (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 127
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 127Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 127

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 127

(1982)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 272]
[p. 272]

Kroniek
André Demedts / Noordnederlandse romans

Andreas Burnier, De verschrikkingen van het noorden. Querido, Amsterdam 1980. 123 blz.
Wim Hazeu, De helm van aarde. Elsevier Manteau, Antwerpen/Amsterdam 1981. 182 blz.
Adriaan van der Veen, Niet meer bang zijn. Elsevier Manteau, Antwerpen/Amsterdam 1980. 263 blz.

Niet zonder reden beginnen wij deze kroniek met een bespreking van De verschrikkingen van het noorden door Andreas Burnier. Wat zij in deze verhalenbundel beschrijft en er als commentaar aan toevoegt zal ons, duidelijker dan veel ander, dikwijls zwaartillender literair werk, over de mentaliteit van bepaalde intellectuele kringen in Noord-Nederland inlichten. Op de kaft van het boek staat te lezen: ‘De verschrikkingen van het noorden zijn voor mij alle dingen die een mens overkomen als hij eenmaal volwassen is.’ Volwassen heeft hier de betekenis van geestelijk volgroeid. Daarop volgt: ‘de reis van geboorte naar dood is voor mij de reis naar het noorden, naar het heldere, eenzame, van God verlaten bewustzijn.’

Inhakend op die bekentenis kan men natuurlijk de vraag stellen of literatuur iets met onze opvattingen over leven en dood, godsdienstig geloof of atheïsme te maken heeft. Sommige theoretici, niet alleen uit de jongste kwarteeuw, hebben daarop ontkennend geantwoord, omdat volgens hen de ware woordkunst een loutere schepping van en in de taal zou zijn. Filosofische beschouwingen zijn daarbij, als doorslaggevend element, niet op hun plaats. Van hun standpunt uit vervalst de auteur, waar hij zichzelf op de voorgrond dringt, de waarheid en eenheid van zijn werk. Waar het gaat om een verhaal ondervangt en verbreekt hij in zijn gegeven de wetmatigheid van een ontwikkeling die als een zelfstandig gebeuren moet gezien worden.

Die louter theoretische stelling blijkt echter moeilijk haalbaar. Sinds de eerste wereldoorlog is er ontzaglijk veel poëzie en verhaal, vooral nog toneel, met propagandistische bedoelingen geschreven. Niet denken aan de wereldbeschouwelijke, wijsgerige of godsdienstige inhoud, die als uiting

[pagina 273]
[p. 273]

van een eigen levenservaring en levensinzicht aan alle belangrijke literatuur ten grondslag ligt. Wel aan de effectzoekerij van auteurs, die door een ondoordachte of gewilde eenzijdigheid op te schroeven, trachten bij het uit natuur dwarsliggende of nog ongevormde en daardoor ontvankelijkste deel van het publiek succes te behalen. Dat soort literatuur heeft meer met journalistiek dan met kunst te maken. Wat niet betekent dat journalistiek minderwaardig zou zijn. Het is alleen een andere vorm van schrijven, die door een ander doel wordt bepaald. Het woord om de zaak te noemen is trouwens veelzeggend.

De zes verhalen uit De verschrikkingen van het noorden van Andreas Burnier zijn in het grensgebied tussen letterkunde en journalistiek onder te brengen. Zij zijn grotendeels autobiografisch en tendentieus. ‘Nu is het geen tijd van eenzaamheid, ascese, wetenschap en cultuur. Nu is de tijd van de lustvolle ondergang.’ (96) Haar personages behoren meestal ‘bij de modernste jeugd, geboren na 1945: nooit eenzaam, zelden gekweld, met louter horizontale idealen, handig in de sociale omgang, het tegendeel in alles van de vooroorlogse puber.’ (106) Zij zijn, wat Burnier niet zegt, het produkt van een onbegrensde weelde en van een wereldwijde met niets ontziende doordrijvendheid gevoerde actie om de westerse cultuur te ontwrichten.

Veel van Burniers personages zijn lesbische vrouwen voor wie de seksualiteit een alles overtreffend belang heeft. Een onder haar beweert dat ‘het huwelijk de misluktste van alle westerse instellingen is.’ (99) Wie het zelfs in Nederland op grond van statistische gegevens anders ziet, bevindt zich bij ‘de rechtse rotzakjes: vatbaar voor behoudzuchtig bedrog.’ (121) Maar wie zullen de echte mispunten zijn als binnen afzienbare tijd de modewind van richting verandert, nadat de slopers van dertig eeuwen Europese cultuur ons langzaam in armoede en onwetendheid deden verzinken? Wie het beleeft zal hen dan rechtsomkeert, een zwenking naar een nieuwe overdrevenheid zien maken.

Dus volstaat het niet meer als propagandist op te treden. Het moet in één richting gebeuren of men is een vuile bedrieger en meteen een onverdraagzame domkop. Wij stellen het alleen vast. Graag toegegeven dat de manier waarop Burnier haar misprijzen uitdrukt wel een boeiend karakter bezit. Het is uitstekende, met impressionistische vonkjes oplichtende journalistiek, die illustreert wat Henri Massis een halve eeuw geleden voorspelde. Door het begrip literatuur naar onder te nivelleren en terzelfder tijd in het onderwijs meer belang aan politieke drijverijen dan aan een breed ontwikkelend denken en verantwoorde kennis te hechten, zullen wij in plaats van de vooruitgang te dienen in een oeverloze banaliteit terechtkomen. Wel

[pagina 274]
[p. 274]

dient aan onze bespreking te worden toegevoegd dat Burniers verhalenbundel oorspronkelijk in 1967 verscheen en de ons toegezonden uitgave de vijfde druk is. Niet onmogelijk dat de schrijfster nu sommige uitspraken anders zou formuleren.

 

Dezelfde opmerking geldt in verband met De helm van aarde van Wim Hazeu, de tweede druk van een verhaal dat uit 1970 dagtekent. Het werd blijkbaar geschreven tegen de achtergrond van de gebeurtenissen die in 1968 Tsjechoslowakije beroerden en naar aanleiding van de troebelen in Polen herdrukt. Feitelijk valt het werk in twee delen uiteen. Het derde, dat ook het kortste is, kon structureel worden gemist, omdat hetgeen erin verhaald wordt voor een juister begrip van de voorafgaande hoofdstukken overbodig aandoet.

Waarschijnlijk werd het toch opgenomen om het geheel als ‘roman’ te kunnen bestempelen. Ook dat is een tijdsverschijnsel. Er kwam in de jongste decennia zoveel op de markt, dat lange boeken onleesbaar bleken voor wie van de literaire nieuwigheden op de hoogte wilde blijven. Bovendien lag het in de bedoeling van de knapste romanciers uit de vorige eeuw, werk voort te brengen dat hun tijd zou overleven en dat ook gedaan heeft. Zoals Tolstoj en Dostojevski, Balzac en Dickens. Nu schijnt de onmiddellijke verkoop doorslaggevend. Waarom de volledige Dante of Shakespeare nog uitgeven of vertalen, als er slechts zo weinigen de tijd uitsparen of de moed opbrengen om hen te lezen? Blijvende waarden zullen wel overbodig zijn waar het horizontale op het verticale voorrang heeft.

Als wij het verhaal van Hazeu zonder het overbodige toevoegsel lezen, valt het wel mee. Het handelt over een Tsjechische jood, die na de Tweede Wereldoorlog naar de Verenigde Staten uitgeweken is, maar na enige jaren om een congres bij te wonen de gelegenheid krijgt naar zijn vroeger vaderland terug te reizen. In zijn verwachting hoopt hij er een samenleving en sfeer, geborgenheid en warmte te vinden, een omgeving die hij als een aansporing tot vreugde in zijn verder leven kan meedragen. Troostende herinneringen zijn een enig bezit, dat niet kan ontnomen worden. Het loopt evenwel voor Marc Clavel op een ontgoocheling uit. Ofschoon hij allerlei mensen ontmoet die vriendelijk en hem genegen zijn, stoot hij ook op onbetrouwbare figuren, onder meer op een Nederlandse journalist, die hem indertijd aangemaand heeft het land te verlaten, omdat hij er zich als jood niet veilig mocht voelen.

Het blijkt immers dat er, ondanks de afschuwelijke vervolging onder het naziregime, in Midden- en Oost-Europa een antisemitisme is blijven woekeren, dat opnieuw tot wreedheden kan leiden. Daarbij komt dat de Tsjechen

[pagina 275]
[p. 275]

na hun mislukte poging om meer vrijheid te veroveren, zich als verdrukten voelen in hun eigen land. Iedere onbekende die Clavel ontmoet kan tot de geheime politie behoren, zodat hij de indruk krijgt voortdurend bespied en gewantrouwd te worden. ‘Hoewel gastvrij ontvangen, ben ik toch ontheemd in Praag.’ Er valt dan ook een steen van zijn hart als hij het land weer verlaat. Zijn tweede afscheid van Tsjechië was een afscheid voorgoed, maar in de Verenigde Staten terug voelt hij zich als een banneling die geen thuis meer heeft. Die vaststelling op het metafysische vlak getild, kon het verhaal een derde dimensie verlenen, die nu verwaarloosd werd. Zijn betekenis ligt niet in de opbouw en levensvolheid, ook niet in de verscheidenheid van de uitgebeelde karakters, wel in de stijl, die door zijn suggestief vermogen een waarde op zichzelf uitmaakt.

 

Breder van opzet, met een dieper borende psychologische ontleding begiftigd, is Niet meer bang zijn van Adriaan van der Veen. Hij is in 1916 geboren, was in 1953 laureaat van de Van der Hoogt- en in 1966 van de Anna Blamanprijs. Enkele van zijn werken werden in het Duits, Engels of Tsjechisch vertaald. In Nederland wordt hij door velen als een verouderde, te verwaarlozen figuur beschouwd. Wat voor nieuw gehouden wordt is het lang niet altijd voor wie de literatuur in een historisch vergezicht overkijkt, en wat niettemin nieuw-zijn heet, is uiteraard niet boven vroegere stijl- en taalvormen te stellen. Waar het op aankomt is levenswaarheid, die doelmatig verwoord is. Schoonheid van taal en oorspronkelijkheid, als vrucht van een bewust beleefde persoonlijkheid.

Belangrijker dan het relaas van de gebeurtenissen blijkt in Van der Veens jongste roman de schildering van zijn personages, in het bijzonder van Sylvia, die van de eerste tot de laatste bladzijde in het brandpunt van zijn belangstelling staat. Zij heeft een zwaar leven achter de rug. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is zij met haar ouders en een ouder zusje in een Japans concentratiekamp opgesloten geweest. Later zijn vader en moeder uiteengegaan. Haar vader zal zij slechts op het einde van het boek nog eens weerzien, haar zuster, die in Zwitserland woont, ontmoet zij evenmin. Haar man is bij een auto-ongeval om het leven gekomen en met haar moeder, een trotse en eigenzinnige vrouw kan zij het niet goed stellen, omdat zij steeds op een of andere achterbakse streek bedacht moet zijn.

Die ervaringen hebben haar tegenover alle mensen terughoudend en bevreesd gemaakt. Tot zij met een zekere Sjoerd kennis maakt, die veel jonger is dan zij en waarop zij verliefd wordt. Maar hij sluit vriendschap met een paar homo's, waardoor zij zich weer van elkaar verwijderen. Enige tijd spant zij zich in om Sevenster, een bejaarde en nurkse eenzaat, in al zijn

[pagina 276]
[p. 276]

misères bij te staan, tot hij in een ziekenhuis sterft. Nooit heeft hij haar een blijk van erkentelijkheid betoond, tot hij in zijn doodsstrijd een gebaar maakt dat een teken van dankbaarheid kon zijn. ‘Een mislukkeling was hij geweest, eenzaam. Niemand die om hem gaf.’ Ten slotte ontmoet zij de vader van twee van haar leerlingen, getrouwd met een feministe, die onder invloed van haar omgeving tot de overtuiging gekomen is dat zij nooit zichzelf heeft ‘ontdekt’. Nu haalt zij die achterstand in. ‘Ik ben niet van plan me op te offeren, ook niet voor de kinderen.’ Ze zal zich voortaan volledig ‘ontplooien’, geeft zich aan haar vriendjes en laat derhalve haar echtgenoot Niek in de steek.

Tussen Sylvia en de verstoten man ontstaat een vertrouwen dat tot waardering en genegenheid ontwikkelt, zodat het tussen hen tot een vaste verbintenis zal komen. Zo laat de moderne Noordnederlandse literatuur vermoeden dat het land geen ethische normen meer aanvaardt. Als weerwraak wellicht op de saaiheid van de talrijke schrijvende dames van een halve eeuw geleden, die om hun zelfvoldane burgerlijkheid zo vervelend overkwamen.

De roman van Van der Veen sluit bij de door Couperus ingezette traditie aan. Sommige passages, zoals de hoofdstukken waarin Sevenster optreedt, alsook de tonelen met Sylvia's ‘domme, chaotische’ en niettemin listige moeder, zijn voortreffelijk geschakeerd. Dat geldt ook voor het gesprek tussen de onderwijzeres en Nieks vrijgevochten echtgenote, die op een weergaloze manier alle mogelijke gemeenplaatsen herkauwt. Er komt geen einde aan de verwarring, waaruit blijkt dat die in een progressieve niet minder dan in een behoudsgezinde samenleving aanwezig en door haar slachtoffers onopgemerkt blijft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De verschrikkingen van het Noorden. Gesprek in de nacht

  • over De helm van aarde

  • over Niet meer bang zijn


auteurs

  • André Demedts