Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 131
(1986)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–
[pagina 642]
| |
Jean-Pierre Rondas
| |
[pagina 643]
| |
dia - te weinig nog eigenlijk. Vanzelfsprekend verzelfstandigen zich de wijzen waarop dat gedaan wordt tot eigen disciplines die tot kunstgenres met eigen wetten uitgroeien, net zoals het regisseurstheater de toneelpartituur tot script omvormt. Radio en televisie kunnen in principe welke tekst ook voor hun medium bewerken, maar zullen sommige tekstsoorten ten koste van andere favoriseren omdat ze beter in de vigerende radio- of televisiestijl passen.
De hoor- en kijkmedia proberen niet alleen literaire werken via hun andersgestemd kanaal te vertalen, ze brengen ook informatie over literatuur - waarmee ze veel meer luister- en kijkuren vullen dan met de bewerkte, oorspronkelijke werken zelf. Daarin verschillen ze niet van de meeste andere publikaties die ook brood zien in literatuur: kranten met kunstrubriek, literaire bijvoegsels bij kwaliteitsdag- en weekbladen, en ook, meer en meer, literaire en algemeen-culturele tijdschriften. Omdat radio zich met dezelfde materie bezighoudt, kan zijn plaats niet anders bepaald worden dan in relatie tot deze media. Oorspronkelijk bedoeld om het boek te promoten door het insiders-weten te democratiseren, dragen de culturele supplementen en de kranten der letteren bij tot die stroom van soms oppervlakkige pseudo-informatie die niemand nog kan overzien. Anderzijds kan men slechts constateren dat de markt die culturele en literaire informatie dwingend vraagt - ofschoon minstens één bekend wekelijks bijvoegsel in vieze papieren zit, omdat het aantal bladzijden literaire kritiek afhankelijk is van het aantal bladzijden reclame en advertentie. Elk bijvoegsel, met zijn tientallen in vast verband werkende en free-lance-journalisten, moet alle andere overbodig willen maken door een zo volledig mogelijk beeld te geven van wat op een gegeven moment reilt en zeilt in de wereld van cultuur en literatuur en kunst. Omdat het bijvoegsel de krantenoplage van de bijvoegseldag gevoelig kan verhogen, moet het, om die voor de hele krant wervende kracht te behouden, primeurs brengen: informeren vooraleer, of beter dan, de concurrentie dat kan doen; moet het een eigen gezicht proberen te verwerken om ‘onmisbaar’ te worden. Zonder de financieel en economisch gegeven afhankelijkheden over het hoofd te zien, vinden we hier de oorzaak van preferentiële relaties tussen bijvoegselredacties en boekenuitgevers. De uitgever ‘tipt’, brengt het kostbare exclusieve of eerste interview aan, het supplement der letteren wordt getipt en brengt de uitgever kostbare reclame. Vooral daarin verschilt een goed opgemaakt, gedrukt, wekelijks bijvoegsel van een doordachte weekprogrammatie in een culturele zender (BRT 3) van de staatsradio, waar geen preferentiële relaties bestaan. Maar ook de radio | |
[pagina 644]
| |
kan niet anders dan, met zijn aan het medium verbonden beperkingen, de concurrentie overbodig willen maken door over het hele terrein waarop het doelpubliek zich in zijn cultureel gedrag beweegt, te informeren en te duiden. Voor het overige werken beide media met ongeveer dezelfde middelen: de recensie, het portret, het thematologisch geheel, het interview. Beide werken ook gericht voor ongeveer hetzelfde bewuste en financieel draagkrachtige doelpubliek dat de aangeprezen maar dure culturele waar ook kan betalen, en dat dus in aantal beperkter is dan de cijfers van de totale oplage of van de totale luister- of kijkdichtheid. Er wordt geschreven en gesproken voor de doelgroep voor wie de informatie over de waar meer en meer in de plaats komt van die aangeprezene of verguisde waar zelf. De marktwetten gehoorzamend, komen de lees- en hoormagazines aan die mentaliteit tegemoet door op te treden alsof ze inderdaad het ding, bij gratie waarvan ze bestaan, vervangen: ze worden zelfgenoegzamer, genoeg in en op zichzelf. Het resumé, het excerpt, de bespreking, het portret vervangen het boek; de informatie over de waar is zelf waar. Op dynamischer, wervelender wijze heeft het vijftal wekelijks gretig gelezen of beluisterde magazines de plaats ingenomen van het statische Konversationslexikon en van de gecanoniseerde bibliothèque de l'honnête homme.
Hoe verhoudt een culturele zender zich tot de beide andere gedrukte media die ook van literatuur leven, het literair-culturele tijdschrift en de kunstpagina van de krant? Deze laatste is meer gebonden aan wat ‘nieuws’ is: een recent voorbeeld is het vermeende antisemitisme in de roman van Frans Kellendonk, Mystiek lichaam, een leugen die bij ons nieuws werd omdat een Nederlands recensent dat, volkomen ten onrechte, in de nieuwskijker had geplaatst. Uiteraard zit ook met het ‘kalender’-aspect van vele artikels de krant meer op het niveau van het nieuws dan op dat van de informatie geboden door de bijvoegsels, die op hun beurt weer tijdschriftallures aannemen.
Maar tijdschriften blijven een genre apart door een anderssoortige, minder markt- of nieuwsgebonden noodzakelijkheid. Tenzij ze van vooraf aan besluiten anthologisch te willen zijn, ontlenen zij hun bestaansreden aan een redactionele, cultureel-subjectieve, selecterende wil die uit een herkenbare redactionele lijn moet blijken. Kranten die niets willen, blijven bestaan omdat ze het brede centrum aanspreken. Tijdschriften die niets willen, verdwijnen. Wie ooit geprobeerd heeft met behulp van de analyse van enkele jaargangen en een paar intentieverklaringen het wezen van een literair tijdschrift te doorgronden, weet dat het een studie van een Stuive- | |
[pagina 645]
| |
lingse envergure vergt om jaren na de dood van de publikatie een lijn te laten zien die de tijdschriftenmakers, alle pogingen om hun criteria expliciet te maken ten spijt, zelf niet zagen.
Radio en televisie zullen met geluids- en beeldgolven alle taken van alle voornoemde soorten publikaties op zich moeten nemen: de aankondiging, de kalender, het culturele nieuwsverslag van de krant; de recensie, het schrijversportret en het interview van het literaire bijvoegsel; de essayistische studie en de redactionele lijn van het tijdschrift. Net zoals het tijdschrift zal de radio mee de vinger aan de pols van de cultuur houden en mee de tekens zetten in verband met nieuwe stromingen en tendensen; net zoals het supplement zal de culturele zender informeren over het (literaire) boek; net zoals, en beter dan, de krant wil radio het (soms te) aantrekkelijke culturele ‘nieuws’ brengen en de betrokkene horen.
Daartoe bestaat de taakverdelende zenderkleuring, ofschoon ook hier niets zo moeilijk is als genre- en inhoudsafbakening: soms helpt het vereenvoudigende adagium dat er alleen goede en slechte radio is, en dat goede radio after all (dat wil zeggen nadat de geluidsexperimenten bekeken zijn) niets anders is dan een goed gesprek en een goede montage waarnaar om het even welk publiek kan luisteren. Maar dat luisterpubliek moet kunnen afstemmen op, dat wil zeggen kiezen, tussen cultureel nieuws (soms in het journaal zelf), kalender (bij de ‘service en informatie’), cultureel supplement en tijdschriftenaspect (bij het ‘derde programma’).Ga naar eindnoot1
Bij radio en televisie krijgt literatuur een plaats bij de ‘woorddiensten’ (een fractie in het omroepcentrum, naast de vele en grote muziek- en amusementsdiensten). In theorie krijgen de woorddiensten een muziekdeskundige, de muziekdiensten een ‘producer woord’ toebedeeld, maar in de praktijk hangt deze zinnige maar moeilijke combinatie van woord en muziek af van persoonlijke voorkeur en inzet en coöperatiebereidheid. De BRT-radio heeft een ‘derde net’ (de culturele zender, BRT 3), met daarin een ‘woord’-afdeling, die ongeveer 35 pct van zijn zendtijd aan literaire onderwerpen besteedt. Er wordt uitgezonden op een ongelukkig, van boven af opgedrongen uur 's avonds van zeven tot kwart voor acht. Diezelfde zender stelt zijn golflengte ter beschikking van de instructieve omroep (de volwassenenvorming), die af en toe ook iets literairs brengt, en van de zwaar belaagde en beproefde schoolradio met uiteraard ook literatuur voor de lagere en de middelbare school. Beide omroepen werken eveneens voor | |
[pagina 646]
| |
de televisie. De dienst Luisterspelen (die met zeer geringe financiële middelen voor honoraria toch ongeveer evenveel oorspronkelijk Nederlandse als vertaalde produkties maakt) werkt zowel voor BRT 3 als voor BRT 1, waarbij de zogenaamd gemakkelijkere hoorspelen naar het eerste net gaan, de zogenaamde literaire naar het derde. BRT 1 zelf heeft zijn woorduitzendingen, na een jarenoude traditie van BRT 1 's avonds, in het weekend geconcentreerd - waardoor ten minste programma-schematisch al een onduidelijkheid in taakverdeling en zenderkleuring tegenover BRT 3 is weggenomen. Een duidelijker gezicht heeft BRT 1-Woord met de degelijk gebrachte culturele informatie na het nieuws van één uur over de middag, waardoor dit programma, vlak na een druk beluisterd radiojournaal, vergelijkbaar is met het programma Kunstzaken op de televisie. Bij de televisie wordt aan literatuur een en ander gedaan door de dienst Drama (Made in Vlaanderen!) en door de dienst Kunstzaken: geregeld in het te weinig frequente Wie schrijft die blijft en in de Coda-poëzie; ongeregelder in Het Gerucht en in een aantal occasionele programma's die in geen schema's te vatten zijn.
Al bij al lijkt het merkwaardig dat slechts hier en daar een programma ‘puur literatuur’ wil zijn. Van de luisterspelen afgezien (een literair tussengenre),Ga naar eindnoot2 zijn er slechts twee programma's die de literatuur in hun vaandel dragen, en dat zijn, niet toevallig, poëzieprogramma's: Coda-poëzie op de televisie, en het wekelijkse Luister met gedichten en muziek op BRT 3. Overal elders zit de literatuur verborgen in de kunst, de cultuur, het geestesleven of een combinatie daarvan. Voor het jaaroverzicht en het jaarverslag van 1984 vermeldde BRT 1 's avonds een ‘boekeneditie’ op donderdag, waarbij gespecificeerd stond dat daarin ‘gesprekken met auteurs, vooral wanneer het over non-fiction boeken gaat’ (cursivering van mij) zouden opgenomen worden - wat niet met de waarheid strookte, maar vooral tegemoet kwam aan de huiver van vele ‘beheerders’ voor de dreigende verliteraturing van de radio en van dit land... Streefdoel van Kroniek (maandag- en vrijdagavond op BRT 3) is ‘“kronieken” te bouwen die op een thematische manier boeken (cursivering van mij), tentoonstellingen, toneel, ballet enzovoorts met elkaar verbinden - daarbij relatief los inhakend op het actuele culturele gebeuren’. Boeken!
En toch is de BRT als zodanig niet afkerig van literatuur. Op de programmavoorstelling van BRT 3-Woord voor het derde kwadrimester van 1986, dat is de periode van september tot december, figureren drie ‘essays’ over Slovaakse literatuur, veertien literaire ‘dossiers’ met programma's over | |
[pagina 647]
| |
Ernst Jandl, Jean Rhys, Rutger Kopland en een reeks over de Griekse surrealisten; in de door de volwassenenvorming opengelaten zendtijd wordt een programma over André Demedts geplaatst; Revue (een tijdschriftenrubriek) bespreekt elke vijfde zaterdag literaire tijdschriften; op extrazenduren op feestdagen worden het Letterkundig Museum te Den Haag, Timmermans met Adagio en Walschap met Een mens van goeden wil gepresenteerd; en elke week brengt Luister een (gedeelte van) een poëziebundel (Nederlands of vertaling) met veel muziek. Dat brengt ons tot 59 specifiek literaire uitzendingen op 157 radio-uren, of 37 pct, zonder daarbij enkele luisterspelen over schrijvers (Tennessee Williams over de laatste levensdag van D.H. Lawrence, e.a.) te rekenen; doen we dat wel, dan stijgt dat percentage tot 44 pct.
Uit het jaarverslag van BRT 3-Woord over het jaar 1984 leren we dat Kroniek toen 15 pct., Essay 28 pct., Symposium 0 pct., Dossier 44 pct., Magazine 20 pct. en Luister 100 pct. literatuur brachten, of een totaal van 30 pct. op een driehonderdtal radio-uren (die in januari 1985, tegelijk met de reeds vermelde ingreep die het ongunstige uitzenduur tot gevolg had, van 60 tot 45 minuten werden gereduceerd). Uit het gedetailleerdere, nog niet gepubliceerde jaaroverzicht over 1985 blijkt dat BRT 3-Woord in dat jaar in totaal 488 programma's voor een totale duur van 379 uur en 30 minuten heeft uitgezonden (gemaakt door vijf producers, voor de helft zonder medewerking van derden omdat het honorariabudget dat niet mogelijk maakte). De onderwerpen worden in dit jaaroverzicht in rubrieken samengenomen; tegenover het argwanende oog van een hiërarchie die liever vlotte Eos-stukjes dan wereldvreemde literatuur geafficheerd ziet staan, bestond de neiging het aandeel van de literatuur een beetje te verdoezelen door het op te splitsen in onderverdelingen: ‘literatuur in perspectief’ 6,19 pct. van het totaal, auteurs (proza) 20,03 pct., poëzie 8,83 pct. - alles bijeen een blok van 35 pct., tegenover voor de kunsten een totaal van 18,24 pct., voor de geschiedenis 11,33 pct., voor algemene cultuur en cultuurgeschiedenis 14,89 pct. - blijft nog 20 pct. voor elf andere rubrieken samen, zoals filosofie, psychiatrie, exacte wetenschappen. Tijdens die 35 pct. van de totale zendtijd, nl. gedurende 132 uren, werden, in reeksen, onderwerpen behandeld zoals de Tsjechische, de Anglo-Ierse en de actuele Spaanse literatuur, middeleeuwse epiek, Hiroshima in de literatuur, verpauperde poëzie, het verzet in de literatuur, Exilliteratuur, Japanse hedendaagse auteurs, Ierse balladen, Arthur-epiek, politiek en literatuur in het Duitsland van vandaag, de Geuzenliederen en | |
[pagina 648]
| |
Shakespeare en de muziek; er werden portretten gemaakt, met interviews met de auteur zelf als het kon, van onder meer John Fuller, James Baldwin, Jan Myrdal, Heinrich Böll, Seuphor, Günter Grass, Solzjenitsyn, F.G. Lorca en James Joyce (de volledige lijst is een paar keer langer - voor het verslag werden slechts enkele namen vermeld).
Door de band 30 tot 35 pct. literatuur in de programmatie van een culturele zender die van de ‘humaniora’ zijn terrein maakt, is geen kwaad gemiddelde. BRT 3-Woord is te beschouwen als een zéér ‘literaire’ zender. Sommigen is dat een doorn in het oor: bovenstaande informatie, die voor deze sommigen anders in tabellen verborgen blijft, wordt zeker koren op hun molen. Het antwoord is en zal zijn: BRT 3 is een internationaal gericht, algemeen cultureel tijdschrift dat in Vlaanderen uniek is naar kwantiteit en naar kwaliteit. Het is het enige tijdschrift in Vlaanderen dat zich op die schaal met buitenlandse literatuur bezighoudt; het is het enige dat dag aan dag zoveel auteurs en deskundigen aan het woord laat. Deze zender vervult een cultuurpolitieke taak die geen enkele privé-instantie kan of wil overnemen.
Toch blijft daar die paradox dat zoveel literatuur wordt ondergebracht in programma's die niet onder die vlag varen. Zoals gezegd, bestaat er om zo te zeggen geen literaire programmatie: geen literaire kroniek, geen specifiek uur met literaire recensies, geen verteluurtje... Weinig programmanamen slaan op inhoudelijke categorieën: Kroniek, Essay, Dossier, Magazine waren oorspronkelijk bedoeld als fraai klinkende methodische titels die dan herkenningspunten werden in het programmaboekje.
Literatuur zit bij de radio niet in aparte vakjes. Men zou kunnen aanvoeren dat ze daardoor iets van haar waarde terugkrijgt, omdat inderdaad literatuur ook in het leven (de wereld, de maatschappij) niet apart staat. Doordat ze ook niet afzonderlijk behandeld wordt, krijgt ze ook in het spreken erover en in het evoceren ervan haar organische tentakels en zenuwbanden naar dat leven terug. Literatuur sitzt im Leben, daarom wordt ze niet geïsoleerd. Literatuur is niet ingenaaid, niet ingebonden, is niet iets tussen twee kaften zoals een bepaalde literatuurtheorie leert en zoals de universitaire literatuurstudie dat soms in de praktijk brengt. Daarom stelt het medium van die culturele zender zich op tegen die theorie en praktijk, en weigert het de literatuur als puur tekst te zien. Dit medium kan niet anders dan de grenzen van het vermeende tekstimmanente te doorbreken, niet alleen door geen aparte literaire rubrieken te openen, maar ook in de behan- | |
[pagina 649]
| |
deling van elk literair onderwerp afzonderlijk. De auteur wordt aan het woord gelaten, ofschoon het bij de literatuurwetenschappers gangbare mening is geworden dat de opvattingen en vooral de bedoelingen van de auteur er niet toe doen. Radio in de literatuurbenadering. Joyces literair verwerkte muzikale associaties worden door de radio opgediept en opgeroepen terwijl de klanken en de melodieën in een roman de meeste doctoraats-schrijvers als niet-relevant blijken voor te komen. Het blaadje valt op het water in samenklank met een beweging uit Beethovens Septuor. Villon wordt niet gelezen, maar gezongen. Op een vraag tijdens een interview antwoordt Wolf Biermann niet sprekend, maar zingend. Willen of niet, radio haalt uit de literatuur het spreek- en voordraag- en zingaspect naar voren, één van de wezenlijke elementen van de schone letteren: het zegbare, het klanktalige, wat moet uit-gesproken worden, - net zoals televisie de beelden uit het talige haalt: een traagzaam trekkende witte wagen doet de kerkhofbloemen bloeien.
Dit democratische medium maakt het zogezegd ontoegankelijke toegankelijk, werpt wat alleen in cenakels wordt bestudeerd op het plein en vertelt erover voor het oor van iedereen. Er zou beter kunnen worden verteld, gaver gemonteerd, fijner gedoseerd, eerlijker toebedeeld, als men ermee zou willen ophouden het bestaan zelf van deze culturele zender met een hardnekkige recurrentie te bedreigen. Als er middelen zouden komen om de literatuur op radio en televisie nog meer open te gooien en te distribueren over de hele dag. Als meer literaire werken, waarom niet hele romans, konden gelezen worden. Als de radio zo fair bedeeld zou worden dat hij opnieuw literaire opdrachten kon geven aan gevestigde en beginnende auteurs. Als een Nederlands minister de volledig uitgewerkte plannen voor de culturele, al-Nederlandse zender Delta weer uit de la wou halen. Als de samenwerking tussen radio en televisie wat minder stroef wou verlopen. Als de radio in staat werd gesteld iets te doen aan de amechtige toestand van de Vlaamse literatuur. Als de administratie niet zo topzwaar was en de produktiekernen weer de plaats kregen die ze toekomt: in het centrum van de omroep. Als de luisteraars niet zo'n execrabele en ontmoedigende bedragen moesten betalen voor tekst of cassette van een uitzending. Een lid van de raad van beheer schreef me eens dat dit land de omroep krijgt die het verdient. En als dit land nu tóch eens beter verdiende? |