Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 139 (1994)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 139
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 139Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 139

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 139

(1994)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 280]
[p. 280]

Stukjes

Wisselstuk
Stilleven met tijdschrift

Als het Nieuw Wereldtijdschrift erin slaagt om door een literaire uitgeverij te worden gefinancierd en tot het circuit van de Vlaamse krantenwinkels door te dringen, komt het terecht tussen bladen over auto's, moto's, seks of mode.

Ook al is een literair tijdschrift daar op zijn plaats, het slaagt er niet in zich op dit verkooppunt als genre te definiëren. Het NWT brengt buitenlandse literaire figuren van wereldformaat op de cover die de internationale actualiteit halen maar het blad werkt met verlies.

Ziet u wel? Daarom blijven oude, degelijke, literaire tijdschriften met oude, degelijke, culturele tradities bij hun oude, degelijke overtuiging dat het literaire tijdschrift niet uit zijn maatschappelijke isolement te halen is. Elitair moet kunnen als het om kwaliteit gaat. Gaat democratisering trouwens niet gepaard met nivellering? Stuurt ze de cultuurproduktie niet in de richting van herkenbare en media-genieke confectie in plaats van bij te dragen tot vernieuwende creativiteit? Intussen blijft het literaire tijdschrift een cultuurprodukt dat zich - in tegenstelling met bijvoorbeeld de podiumkunsten - nog steeds onttrekt aan de verworvenheden van het hedendaagse cultuurmanagement. Het verliest niets van zijn eerbiedwaardigheid maar het gaat verloren in zijn eigen tijd.

Het tijdschrift wekt de indruk van een voorbeeldige administratie met een permanent overwerkt (redactie)secretariaat. Alles is er, als u er maar komt naar vragen. Alleen ‘gebeurt’ er niets. Met andere woorden, het nieuwste nummer komt terecht in de puurste privacy van de individuele lectuur, maar begint geen tweede leven op het forum van de openbaarheid waar anderen dan insiders elkaar leren kennen vanuit hun literaire belangstelling. Op termijn wordt deze gang van zaken afgestraft en dat is jammer. Waarom zou de uitgever nog poëzie publiceren? Waarom zou de boekhandelaar het literaire tijdschrift een acceptabele plaats aanbieden? Waarom zouden er economische voorwaarden worden gecreëerd voor literaire auteurs en vertalers die aan de tijdschriften bijdragen?

Nog steeds slepen de literaire tijdschriften hun historische ontstaansgeschiedenis achter zich aan als een ideologische zuil die tot geklasseerd monument werd verheven. Dit is grotesk omdat intussen de aard van de ideologische tegenstellingen zich heeft gewijzigd en eindelijk plaats heeft gemaakt voor de discussie over de verschillende literatuuropvattingen. Dat men dit eigentijds debat evenwel vergeet te voeren, is niet te rechtvaardigen. Of is de sociologische functie van de literatuur al ruimschoots vervuld met het geroddel en de nieuwtjes uit het wereldje?

De Brakke Hond en Yang hebben rubrieken met controversiële meningen. Ze worden gelezen, maar hoe groot is de sociale relevantie en het cultureel belang om de auteurs van antwoord te dienen? De redacties van zowel Dietsche Warande & Belfort als De Vlaamse Gids werden onlangs ernstig gewijzigd. Yang opende zijn

[pagina 281]
[p. 281]

jaargang '93 met de rubrieken ‘correspondances’ en ‘statements’. Er is het vooruitzicht dat medewerkers van De Nieuwe Maand, waarvan de publikatie werd stopgezet, zich tot het Nieuw Wereldtijdschrift wenden.

Waarom zouden de literaire tijdschriften geen gemeenschappelijke strategie kunnen ontwerpen om in de openbaarheid een plaats in te nemen die niet langer wordt begrensd door abonnementenbestanden en culturele zuilen maar door commerciële afstraken met diegenen die de media, de boekhandels en de krantenwinkels financieren? Is het onmogelijk dat redacties hun nieuwste nummer in de boekhandel zouden voorstellen en aldus het culturele leven zouden stimuleren dat op deze plaats wordt ontwikkeld? Is het onzinnig om ervan uit te gaan dat dit zou worden gekoppeld aan geregelde debatten binnen de openbare bibliotheek, of lezingen voor studenten die over hedendaagse literatuur werken? Is het ondenkbaar dat de tijdschriften hun themanummers integreren in de programma's van radio en televisie? Kortom, kan er echt niets worden ondernomen om het literaire tijdschrift zowel in het onderwijs, in de media, in de handel als in de hedendaagse actualiteit de plaats te geven die het als cultuurprodukt toekomt?

De schiftingsvraag is een theemuts van Benoit.

 

Pol Hoste

Paul Claes
Quasi I

Dat lant van Cockaengen
Jacob van Maerlant
 
Verre over see west van Spaengen
 
Leghet een lant, heet Cockaengen;
 
Noyt en was in erderike
 
Lant ghesien des ghelike.
 
Dat paradijs mach scone sijn,
 
Cockaengen es scoonre van aenscijn.
 
Daer rivieren sijn groot ende fijn
 
Van olye, melc, honich ende wijn.
 
Daer hevet elc spise ende dranc,
 
Niemen en hevet noot no dwanc,
 
Want coucken van coren ende cruut
 
Ende alrehande erdsche deduut
 
Vintmen indat selve lant
 
Dat Cockaengen es genant.
 
Wonder eist dat mer scouwen mach
 
Nemmer nacht ende emmer dach.
 
Nochte horetmen daer kiven
 
Tusschen die mannen ende die wiven,
 
Daer no stryt en es no streven,
 
Daer gheen doot en es, maer leven.
 
Des seggic u al over waer,
 
Gheen lant en es so rike ende claer:
 
Daer eist al vroude sonder vresen,
 
Wale eist hem die daer mach wesen.
Ware ic
Anoniem
 
Ware ic een voghelkijn,
 
Soo vlooch ic na di henen,
 
Maer dat en mach niet sijn,
 
Des blijve ic hier
 
alli alla allene.
 
 
 
Hoe verre ic sij van di,
 
Wi slapen al biëne,
 
Doch als ic ontwake, fi,
 
Soo ben ic weer
 
alli alla allene.
 
 
 
Ten es noch dach noch nachte
 
Dattic niet en weene
 
Ende di niet en wachte,
 
Wijl du mi liets
 
alli alla allene.
 
 
 
Waren wi twee inghelkijn,
 
Wi vloghen samen henen,
[pagina 282]
[p. 282]
 
Als dat waere mochte sijn,
 
Wi en bleven noyt
 
alli alla allene.
Rondeel
Jan Moritoen
 
Ic moet trueren ende claghen:
 
Ay Mergriete, mijn ghenoot,
 
Nemmermeer en salic di zien.
 
 
 
Mijn Mergriete, du best doot.
 
O wat mach mi nu ghescien.
 
Rauwe willic emmer draghen;
 
In sal nemmermeer di zien.
 
 
 
Tallen daghen moet ic vraghen:
 
O wat mach mi nu ghescien,
 
Ende hoeren di ghewaghen:
 
Nae die doot saltu mi zien.
Die conste van rethorijcke
Anna Bijns
 
O redenrijckelijcke conste van rethorijcke,
 
Uws ghelijcke ick niet en vinden conste:
 
Gramatijcke, logijcke ende arithmetijcke,
 
Geometrijcke, musijcke ende astronomijcke
 
Ick en kenne gheen conste so costelijcke,
 
O constigste conste van die seven consten.
 
 
 
Ghi sijt een gave vanden heylighen gheeste,
 
Winnen en conste men gheen goddelijcker ionste,
 
Daer Orpheus mede braveerde die wilde beesten.
 
Men horet u bi begraeffenessen ende feesten,
 
In sermoenen, exempelen, refereynen ende ieesten,
 
O constigste conste van die seven consten.
 
 
 
O redenrijcke conste, u hebbick uutvercoren,
 
Want van alle die consten sijdi die sconste.
 
Doer donconstighe gaet die conste verloren.
 
Dies bidde ick allen, die mijn conste aenhoren,
 
Teerene mi, die mocht dese conste orboren,
 
O constigste conste van die seven consten.
 
 
 
Princelijcke, excellentelijcke redenconste,
 
Uws ghelijcke ick niet en vinden conste,
 
Winnen en conste men gheen goddelijcker ionste,
 
Want van alle die consten sijdi die sconste,
 
O constigste conste van die seven consten.
Immortelle
Piet Paaltjens
 
Vertredend mij in de Breestraat,
 
Begroet ik iederen dag
 
U, onsterfelijke passante,
 
Met een verlegen lach.
 
 
 
Maar gisteren, toen ik mij wendde,
 
Zag ik een herfstig blad,
 
Dat vaal aan uw schoenzool kleefde, -
 
En 'k voelde ik weet niet wat.
 
 
 
Ach! hadt gij dat engelenvoetje
 
Mij slechts in den nek gezet,
 
Van vreugde ware wis gestorven,
 
Dien thans uw wreedheid verplet.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Pol Hoste

  • Jacob van Maerlant

  • Jan Moritoen

  • Anna Bijns

  • François Haverschmidt