Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 151

[p. 524]

Medewerkers

arnoud van adrichem (1978) is dichter en hoofdredacteur van Parmentier. Daarnaast zit hij in de redactieraad van DWB. Volgend jaar zal zijn poëziedebuut verschijnen.

jan baeke (1956) is dichter en vertaler. In 1997 verscheen zijn debuutbundel Nooit zonder de paarden bij De Bezige Bij. Bij dezelfde uitgeverij verscheen in 2001 de bundel Zo is de zee en in 2004 Iedereen is er. Zijn gedichten worden in het Engels, Frans en Duits vertaald. Jan Baeke vertaalde zelf al werk van onder meer Liz Lochhead, Lavinia Greenlaw en Deryn Rees-Jones. Hij is tevens werkzaam bij het Filmmuseum in Amsterdam, en publiceert regelmatig in literaire tijdschriften, waaronder Raster, Tirade, De Zingende Zaag, De Poëziekrant en Het Liegend Konijn.

patrick bassant (1977) studeerde Nederlands. Sindsdien is hij deeltijds klerk in de psychiatrie en deeltijds verhalenschrijver. Hij debuteerde in 2000 met een verhaal in DWB en publiceerde daarna o.a. in De Gids en De Revisor.

walter van den broeck (1941) was medeoprichter van het literaire tijdschrift HEIBEL en redacteur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Hij schrijft romans, toneelstukken, hoorspelen, scenario's en columns. Tot zijn bekendste werk behoren Groenten uit Balen, De Ronde van Vlaanderen (toneel), Brief aan Boudewijn en Het Beleg van Laken (proza). Voor zowel zijn theater als zijn proza ontving hij de Driejaarlijkse Staatsprijs. Werk van hem werd vertaald in het Frans, Engels, Duits, Hongaars en Servo-Kroatisch. In het najaar verschijnt zijn nieuwe roman De veilingmeester.

pieter de buysser (1972) is toneelschrijver en regisseur. Hij studeerde filosofie in Antwerpen en Parijs. Zijn stukken zijn vertaald en gespeeld in het Frans, het Duits en het Engels. Het stuk Eekhoornbrood werd onlangs geselecteerd voor de biënnale van Wiesbaden, New Plays from Europe.

bernard dewulf (1960) publiceerde onder meer Waar de egel gaat (gedichten, Atlas, 1995), Bijlichtingen (essays over schilderkunst, Atlas, 2001) en Blauwziek (gedichten, Atlas, 2006). Dit jaar zal ook verschijnen: Loerhoek (proza, Atlas) en het vervolg op Bijlichtingen (Atlas).

bjarne donderdag (1973) publiceerde poëzie en verhalen in De Brakke Hond, DWB, Yang, Passionate, Lava, Hollands Maandblad. Onlangs verscheen zijn apologetische poëziepartituur Dagboek van de Dichter. Zijn gedicht ‘Westfront’ opende het speciale Yang-nummer over de Vlaamse literatuur, en in het kader van 150 jaar DWB liet hij zich evenmin onbetuigd. In voorbereiding: een ‘Hongaars’ verhaal gebaseerd op de kleuren magenta & solferino en een bloemlezing betreffende slecht weer in Belgische boeken.

kester freriks (1954) is schrijver van romans, verhalen, toneelstukken en poëzie. Voor zijn roman Hölderlins toren werd hij in 1982 bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs. Recente publicaties: Ogenzwart (roman), Koningswens (roman) en Geheim Indië. Het leven van Maria Dermoût 1888-1962 (biografie). In september 2005 verscheen de biografische roman Madelon. Het verborgen leven van Madelon Székely-Lulofs. Voor NRC Handelsblad schrijft hij beschouwingen. In voorbereiding zijn de biografie over Arthur van Schendel, Het opgejaagde schip, en de nieuwe roman Gehuwde dochter.

wouter godijn (1955) debuteerde in 1997 met de roman Witte tongen. Sindsdien schreef hij vier poëziebundels: Alle kinderen zijn van glas (2000),

[p. 525]

Langzame nederlaag (2002), De karpers en de krab (2003), en Kamermuziek of de weg naar de onverschilligheid (2005). Hij schreef columns en recensies voor het Dagblad van Het Noorden en doceerde poëzie en proza aan het Groningse Kunstencentrum.

hans groenewegen (1956) schrijft essays over hedendaagse poëzie. Een aantal van die o.a. in DWB verschenen essays bewerkte hij voor twee boeken: Schuimen langs de vloedlijn (2002) en Overvloed (2005). Uit de recente poëzie stelde hij een thematische bloemlezing samen: Vrede is eten met muziek. Als redacteur is hij verantwoordelijk voor essaybundels over het werk van Hans Faverey, Lucebert en Kees Ouwens. Hij publiceerde de dichtbundels grondzee (2000), lichaamswater (2002), en gingen uit sterven (2005). Nadere informatie en een gedichtenlabyrint: www.hansgroenewegen.nl.

ingrid hoogervorst (1952) studeerde Nederlands en Cultuurfilosofie, was als literatuurcriticus werkzaam voor o.a. De Limburger en De Telegraaf en deed interviews voor het literaire tijdschrift Bzzlletin. Ze publiceerde in 2000 de interviewbundel Vreemdeling in eigen landschap over de schrijver als buitenstaander. In 2003 debuteerde ze met de roman Woede bij De Bezige Bij. Haar tweede roman Spiegels verscheen in 2005.

lucas husgen (1960) is schrijver, dichter, vertaler. Ooit zeer getroffen door Michiels' Alfa-cyclus. Meest recente publicaties: Nee, maar het gebeurt (essays, 2003), Deze rouwmoedige schoonheid (poëzie, 2005), alsook een essay in de kunstenaarsmonografie Toon Teeken - More is More (2006).

jos joosten (1964) is hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij is kernredacteur van DWB en oud-redacteur van Parmentier. Hij publiceerde onder meer over poëzie: Onttachtiging: essays over eigentijdse poëzie en poëziekritiek en met Thomas Vaessens Postmoderne poëzie in Nederland en Vlaanderen.

eric joris (1955) verricht baanbrekend werk op de scheidingslijn tussen theater en technologie. Zijn onderzoek mondt uit in het opzetten van een radicale symbiose van theater en spitstechnologie, en resulteerde al in een aantal krachtige performances van CREW. Terwijl acteur en apparatuur in Kaufhaus nog gelijke rollen kregen toebedeeld, werd in Icarus and Philoctetes een patiënt met paraplegie (Paul Antipoff) helemaal geconfigureerd en uitgebreid met draden en machinerie. In Crash en ‘U_razende stilstand’ ten slotte, neemt de toeschouwer zelf Antipoffs plaats in, terwijl zijn lichaam bijna letterlijk wordt doordrongen met technologie. Voor het wetenschappelijke aspect van zijn onderzoek werkt Eric Joris nauw samen met wetenschappers als Philippe Bekaert en Kurt Vanhoutte. Hij begon zijn artistieke carrière als tekenaar van strips (o.a. Chelsy, Les Cuisiniers Dangereux), een medium dat hij nog steeds gebruikt voor zijn zogenaamde grafische essays (met Kurt Vanhoutte). Zijn achtergrond is gevormd door filmregie, beeldende kunsten en industrieel ontwerp.

jeroen olyslaegers (1967) debuteerde als prozaschrijver met de roman Navel (1994), en schreef later nog de verhalenbundel Il faut manger (1996), en de roman Open gelijk een mond (1999). Voor het theater schreef hij onder meer Diep in de aarde, dieper in uw gat (KVS/Bottelarij 2002), Mood on the go: de zaligverklaring van Oscar Wilde (Toneelhuis 2003), en In het lot gevallen, naar Hendrik Consciences De loteling (KVS/Bottelarij 2003). Samen met zijn vrouw, Fleur Pierets, is hij initiatiefnemer van kunstgalerie/cultureel evenementenbureau Glamor is Undead. Op dit moment bereidt hij samen met regisseur Harry Kümel het filmproject Eendracht maakt macht voor.

[p. 526]

yves petry (1967) studeerde Wiskunde en Filosofie en publiceerde in diverse literaire tijdschriften (NWT, DWB, De Brakke Hond en Bunker Hill) voordat hij in 1999 debuteerde met de roman Het jaar van de man. Daarna bracht hij in 2001 de opnieuw zeer lovend besproken roman Gods eigen muziek uit en in 2003 De laatste woorden van Leo Wekeman. Vrij Nederland riep hem uit tot het grootste talent van zijn generatie. In september 2006 verschijnt zijn vierde roman, De achterblijver. Yves Petry maakt deel uit van de redactieraad van DWB.

sybren polet (1924) publiceerde meer dan veertig dichtbundels, prozawerken, essays en bloemlezingen. Zijn laatste gepubliceerde werken zijn een driedelige autobiografie Een geschreven leven (bekroond met de Dirk Martensprijs) en Dader gezocht. Play in (2006).

In september verschijnt een nieuwe dichtbundel, Avatar. Avader en volgend jaar Bedenktijd, het laatste deel uit de Lokien-reeks, ook wel Lokieniade genoemd.

pjeroo roobjee (1945) is onder meer beeldend kunstenaar en schrijver. Hij debuteerde in 1966 met de roman De Nachtschrijver, en schreef sindsdien een eigenzinnig en gevarieerd oeuvre bijeen van proza, poëzie en theater. Aderbloed in de Kousenhoek (1999), De thuisreis van de wijnverlater (2000) en Meinthe zegt dat hij opdroogt (2003) zijn de meest recente romans van zijn hand. Zowel voor zijn beeldend als voor zijn literair werk werd hij meermaals bekroond. In 2004 ontving hij de Cultuurprijs Stad Gent voor literatuur. Dit jaar liep in galerie De Zwarte Panter de tentoonstelling ‘Pjeroo Roobjee. Historiettes & objets de vertu (verborgenheden uit het geheime arsenaal des schilders)’ en verscheen de monografie Roobjee. een abc.

patrick de spiegelaere (1961) was tussen 1983 en 1993 fotograaf voor De Morgen. Sindsdien werkt hij als persfotograaf voor verschillende dag- en weekbladen, en is hij actief in de theater- en muziekwereld. Voor Vredeseilanden reist hij jaarlijks naar een land in Afrika of Zuid-Amenka om de mensen achter hun campagne in beeld te brengen. Hij verzorgde de fotografie in verscheidene boeken, zoals Benno Barnards Door God bij Europa verwekt, de bundel literaire wandelingen Bloem in Brussel en de catalogus van Koenraad Tinel. Zijn werk was onder meer te zien in Gent, Tongeren, Deinze, Brussel en Amsterdam. Begin 2006 stelde hij tentoon in het Brusselse deBuren met een reeks over de Europese hoofdsteden: STRAAT.

erik spinoy (1960) is dichter, essayist en docent moderne Nederlandse literatuur aan de Universiteit van Luik. Recent publiceerde hij de gedichtenbundels Boze wolven (2002) en L (2004). In het voorjaar van 2006 verscheen bij Druksel de reeks Ik. En in de zomer van dit jaar richt Erik Spinoy in het Kunstencentrum Z33 (Hasselt) een ‘wonderkamer’ in, voor de tentoonstelling After Cage. Naar aanleiding hiervan verschijnen dertien nieuwe gedichten.

kurt vanhoutte (1971) is als docent verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen (Kunsten, Cultuur en Media) en de Universiteit Antwerpen (Theater-, Film- en Literatuurstudies). Hij verricht onderzoek naar vormen van theatraliteit in de spiegel van de nieuwe media. In dat licht werkt hij o.a. mee aan de projecten van CREW.

sven vitse (1981) studeerde Germaanse Talen aan de Vrije Universiteit Brussel en werkt momenteel aan een proefschrift over experimenteel en postmodern Nederlandstalig proza.