Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 152 (2007)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 152
Afbeelding van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 152Toon afbeelding van titelpagina van Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 152

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dietsche Warande en Belfort. Jaargang 152

(2007)– [tijdschrift] Dietsche Warande en Belfort–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 959]
[p. 959]

Medewerkers

ERNST VAN ALPHEN (1958) is hoogleraar literatuurwetenschap aan de universiteit van Leiden. Hij publiceerde onder meer Francis Bacon and the Loss of Self (Harvard University Press, Cambridge/London, 1993), Caught hy History: Holocaust Effects in Contemporary Art, Literature, and Theory (Stanford University Press, Palo Alto, 1997), Armando: Shaping Memory (NAi Publishers, Rotterdam, 2000), and Art in Mind: How Contemporary Images Shape Thought (University of Chicago Press, Chicago, 2005).

 

FRANK ANKERSMIT (1945) is sinds 1992 hoogleraar intellectuele geschiedenis en geschiedtheorie aan de Rijksuniversiteit Groningen. Hij publiceerde een vijftiental boeken en ongeveer 180 artikelen op de terreinen van de geschiedfilosofie, de politieke filosofie en de esthetica, meest recentelijk: De Sublieme Historische Ervaring (Historische Uitgeverij, Groningen, 2007). Hij schrijft zijn werk in zowel het Engels als het Nederlands en veel ervan werd vertaald in het Chinees, Russisch, Duits, Fins, Pools, Spaans, Portugees, Hongaars, Italiaans en Indonesisch. Hij is chief editor van de in 2007 door hem opgerichte Journal of the Philosophy of History.

 

SVEN AUGUSTIJNEN (1970) leeft en werkt in Brussel. Na een aantal videofilms (onder andere L'École des Pickpockets, Le Guide du Parc, Une Femme Entreprenante) realiseerde hij recentelijk een aantal publicaties en gedrukte werken (onder meer Panorama - Le Parlement européen, un Caprice des Dieux?, Cher Pourquoi Pas?, L'Histoire belge).

 

HUGO BOUSSET (1942) is hoogleraar moderne Nederlandse literatuur aan de Katholieke Universiteit Brussel en aan de Facultés Universitaires Saint-Louis, eveneens te Brussel. Hij was bijzonder hoogleraar literaire kritiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam, in de periode 1997-2000. Bousset is hoofdredacteur van Dietsche Warande & Belfort. In 1993 publiceerde hij De Gulden Snede. Over Nederlands proza na 1980. Begin maart 1996 verscheen de essaybundel Geritsel van papier, in 1999 de bundel Bevlogen lichtheid, waarvoor hij de Dirk Martensprijs 2002 kreeg, en in 2004 de bundel De geuren van het verwerpelijke. Al zijn boeken verschijnen bij Meulenhoff.

 

ERNST BRUINSMA (1966) schrijft over Vlaamse, Nederlandse en Friese literatuur. Hij is redacteur van het literair-historische tijdschrift Zacht Lawijd, vicevoorzitter van het Fonds voor de Letteren en hoofdredacteur van het tweetalige culturele en literaire opinietijdschrift de Moanne (www.demoanne.nl). Ernst Bruinsma is een van de bezorgers van het Verzameld werk van Louis Paul Boon. In 2005 verscheen van hem Kwaliteit als credo (Meulenhoff | Manteau, Antwerpen/Amsterdam), over de geschiedenis van uitgeverij Manteau en Louis Paul Boon.

 

ROSEMARIE BUIKEMA (1956) is literatuurwetenschapper en als hoogleraar Kunst, Cultuur en Diversiteit verbonden aan de Universiteit Utrecht. Zij is tevens wetenschappelijk directeur van het Graduate Gender Programme aldaar. Recente boekpublicaties (als samensteller of als auteur) zijn Gender in media, kunst en cultuur (Coutinho, Bussum, 2007), From Boys to Men. Masculinities at Risk (University of Cape Town Press, Cape Town, 2007) en Het heilige huis. De gotieke vertelling in de Nederlandse literatuur (Amsterdam University Press, Amsterdam, 2006).

 

MARJOLIJN FEBRUARI (1963) is schrijver, essayist en moraalfilosoof. Ze schreef in de afgelopen tijd essays over globalisering, risico's, burgerschap, en werkt aan een publicatie over standaardisatie in maatschappelijke processen. Begin 2007 verscheen haar roman De literaire kring.

 

GASTON FRANSSEN (1977) is als docent moderne Nederlandse letterkunde verbonden aan de Universiteit van Amsterdam en bereidt een proefschrift voor over de poëzie van Gerrit Kouwenaar. Daarnaast publiceert hij in diverse tijdschriften over moderne poëzie.

 

CARIEN GIBCUS (1980) studeerde Nederlands en Literary & Cultural Studies in Groningen. Zij publiceerde eerder over de Dendermondse kunstkring Celbeton (1957-1975). In 2007 studeerde zij af op een onderzoek naar hedendaags literair engagement. Momenteel is zij freelancetekstredacteur en -publicist.

 

SOFIE GIELIS (1979) recenseert voor De Standaard der Letteren en zit in de kernredactie van DW B. Ze is diensthoofd cultuur van de stad Hasselt en werkt aan een proefschrift over de grens tussen verhaal en beschouwing in de postmoderne Nederlandstalige roman.

[pagina 960]
[p. 960]

MARTIN DE HAAN (1966) is essayist en vertaler van Franse literatuur. Hij vertaalde werk van onder anderen Milan Kundera (Identiteit, Onwetendheid en Het doek), Michel Houellebecq (alle romans en essays), Denis Diderot (Jacques de fatalist en zijn meester) en Jean Echenoz (Aan de piano, Ravel en Bodembestemming). Samen met Jan Pieter van der Sterre en Rokus Hofstede vormt hij het trio Marjan Hof, dat voor uitgeverij Voetnoot de reeks Perlouses verzorgt.

 

HELLA S. HAASSE (1918) is schrijfster van talrijke prozaboeken. Meest recent verschenen van haar de verhalenbundel Het tuinhuis (Querido, Amsterdam, 2006) en de roman Sterrenjacht (Querido, Amsterdam, 2007). In 2004 ontving ze de Prijs der Nederlandse Letteren voor haar gehele oeuvre.

 

A.F.TH. VAN DER HEIJDEN (1951) publiceerde ruim dertig boeken, waarvan de romans van de reeks De tandeloze tijd (1983-1996) de bekendste zijn. De groots opgezette cyclus schetst een panoramisch beeld van de jaren 1950 tot 1980, maar is ook een oefentocht in het door schaamte en schande verziekte bewustzijn van de hoofdfiguur. In 2003 verscheen de roman De Movo Tapes, deel o van een nieuwe cyclus, Homo duplex. Het oeverloze schrijverschap van A.F.Th. dwingt hem ertoe de volgende delen geen reeksnummer meer toe te kennen: dit jaar verschenen nog twee delen uit Homo duplex: zijn onlangs met de AKO Literatuurprijs bekroonde Het schervengericht, een ontluisterende analyse van een van Amerika's smerigste moordzaken van de twintigste eeuw, en MIM.

 

RIET DE JONG-GOOSSENS (1937) studeerde Frans en literatuurwetenschap aan de Radboud Universiteit te Nijmegen, met bijvak Afrikaans aan de UvA. Ze vertaalde ongeveer veertig literaire werken uit het Afrikaans.

 

ATTE JONGSTRA (1956) is schrijver, dichter en essayist. Bekende titels uit zijn oeuvre: Groente (roman, 1991), Het huis M. (roman, 1993), De tak van Salzburg (essay, 2001), De tegenhanger (roman, 2003) en De avonturen van Henry II Fix (roman, 2007). Jongstra is vast medewerker van NRC Handelsblad en lid van de redactieraad van DW B.

 

LIESBETH KORTHALS ALTES (1953) is hoogleraar algemene literatuurwetenschap en moderne Franse letterkunde, en voorzitter van de opleiding Kunsten, Cultuur en Media aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ze publiceert over moderne en contemporaine literatuur, met name Franse en Franstalige (onder anderen Duras, Genet, Huysmans, Tournier, Bon, Bergounioux, Djebar, Chamoiseau), maar ook over J.M. Coetzee of Dave Eggers, over (retorische) narratologie (kwesties van ethos, waarden, ironie), en over de relatie tussen literatuur en ethiek.

 

DORIEN KOUIJZER (1953) was, na een doctoraal Nederlandse letterkunde (Nijmegen, 1978) en een doctoraal Communicatiewetenschappen (Paris VII, 1982) werkzaam in Parijs als freelancejournalist tot 1987. Vanaf 1983 werkte ze deeltijds als docent en was ze in diverse andere functies betrokken bij de cursusafdeling Nederlands als Vreemde Taal aan het Institut Néerlandais te Parijs (hoofd cursusafdeling van 1988 tot 1993, publicatie Le Néerlandais en 90 leçons bij Hachette in 1992 - met Laurent Réguer, van 1993 tot 2002 verantwoordelijke voor cursusmateriaal en leerplan). Sinds 2002 is ze hoofd programma maatschappelijke en literaire debatten van het Institut Néerlandais.

 

MILAN KUNDERA (1929) schreef behalve negen romans (zes in het Tsjechisch, drie in het Frans), een toneelstuk en een verhalenbundel ook drie essaybundels over de romankunst: De kunst van de roman, Verraden testamenten en Het doek. Een nieuwe editie van zijn essays is in voorbereiding bij uitgeverij Ambo.

 

FOUAD LAROUI (1958) is ingenieur en econoom. Hij heeft gewoond en gewerkt in Parijs, Brussel, Cambridge en York. Hij woont sinds 1990 in Amsterdam, waar hij verbonden is aan de UvA (Franse taal en cultuur, Arabische cultuurkunde). Hij heeft vijf romans, twee dichtbundels, twee verhalenbundels en een essay (Over het islamisme. Een persoonlijke weerlegging. De Geus, Breda, 2006) geschreven.

 

ROBERT MARCHAND is een onbekend amateurschilder uit het Brusselse. Hij werd begin jaren 1950 geboren in Belgisch Kongo als zoon van een Vlaamse leraar Frans. Werkte zijn hele leven als bediende in het chemische bedrijf Marly-Carcoke, tot het gesloten werd. Begon pas op zijn dertigste met schilderen. Zijn thema's waren beperkt: Belgisch Kongo en de Brusselse kanaalzone. Zijn oeuvre bestaat uit een honderdtal schilderijen die soms nog te vinden zijn op de Brusselse rommelmarkten. Over hem schreef Koen Peeters in Bezoek onze kelders (1991), in het hoofdstuk ‘Een ongevaarlijk leven in de hoofdstad’.

[pagina 961]
[p. 961]

IVO MICHIELS (1923) is erelid van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Hij schreef het vijfdelige De alfa-cyclus voordat hij begon aan zijn tiendelige Journal brut, waarvan in 2001 het laatste deel verscheen. Hij werd vele malen bekroond in binnen- en buitenland en was achtereenvolgens redactiesecretaris en directeur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. In 1993 ontving hij het eredoctoraat van de Katholieke Universiteit Brussel. Ook op filmgebied was hij zeer bedrijvig met onder meer Meeuwen sterven in de haven en Een vrouw tussen hond en wolf. Hij woont en werkt sedert 1979 in de Provence.

 

J.J.A. MOOIJ (1929) studeerde wiskunde en was zes jaar leraar in dat vak. In 1961 werd hij wetenschappelijk medewerker voor wetenschapsfilosofie aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1970 is hij verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen, eerst als hoogleraar analytische filosofie, en vanaf 1976 als hoogleraar algemene literatuurwetenschap en filosofie van de literatuurwetenschap. In 1991 ging hij met emeritaat. Zijn voornaamste publicaties zijn A Study of Metaphor (1976), Tekst en lezer (1979), De wereld der waarden (1987), Fictional Realities (1993), en Tijd en geest (2001) dat in 2005 in het Engels verscheen onder de titel Time and Mind.

 

MARCEL MÖRING (1957) debuteerde als romancier met Mendels erfenis (1990). Voor zijn tweede roman, Het Grote Verlangen (1993), werd hem de AKO Literatuurprijs toegekend. In Babylon (1997) bezorgde hem zowel De Gouden Uil Literatuurprijs als De Jonge Gouden Uil. Vorig jaar verscheen Dis, een boek dat de literaire kritiek verdeelde, maar onlangs wel met de Ferdinand Bordewijkprijs aan de haal ging. Mörings literaire werk wordt in verschillende talen uitgebracht.

 

MARLENE VAN NIEKERK (1954) schreef twee gedichtenbundels, Sprokkelster (1976) en Groenstaar (1983), een bundel korte verhalen, Die vrou wat haar verkyker vergeet het (1992), en de romans Triomf (1994), Agaat (2004), en zopas Memorandum. Zij is momenteel writer in residence aan de Universiteit van Stellenbosch alwaar zij ook het MA-programma in Creative Writing coördineert.

 

NELLEKE NOORDERVLIET (1945) debuteerde in 1987. Sindsdien schreef ze romans, essays, verhalen, columns en boeken over geschiedenis. In januari 2008 verschijnt haar nieuwste roman, Snijpunt.

 

A.M.A. VAN DEN OEVER (1957) is verbonden aan de universiteiten van Groningen en Utrecht. Ze was lid van het bestuur van het Fonds voor de Letteren en zetelt nu in de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren van de Nederlandse Taalunie. Onlangs verscheen van haar hand Het leven zelf. Louis Paul Boon als romanvernieuwer (Wever & Bergh, Antwerpen, 2007). Voorjaar 2008 zal het werk ook in een Engelse vertaling verschijnen in de Verenigde Staten, in de Scholarly Series van Dalkey. In haar nieuwe boek legt zij in een nauwgezette analyse van de ontwikkeling van Boons oeuvre en stijl de kernelementen bloot van Boons grootse vernieuwing van de roman in de tumultueuze decennia na de oorlog. Eerder verscheen haar studie van het groteske in de literatuur, <Fritzi> en het groteske (De Bezige Bij, Amsterdam, 2003).

 

JEROEN OLYSLAEGERS (1967) heeft na een prozaperiode met boeken zoals Il faut manger (1996) en Open gelijk een mond (1999) voornamelijk voor het theater geschreven, met teksten voor onder andere de KVS (Diep in de aarde, dieper in uw gat en In het lot gevallen), NTGent (Uw darmen: een marktonderzoek), Het Toneelhuis (Mood on the go en Wolfskers) en Theater Artemis (Don Quichot en zijnen ijzeren wil). Ondertussen heeft hij de laatste twee jaar aan een filmscenario gewerkt in samenwerking met Harry Kümel (Eendracht maakt macht of de kunst der voorzichtigheid) dat de lotgevallen van de Belgische regering tijdens de Tweede Wereldoorlog als onderwerp heeft en waarvan de makers hopen dat er ooit veel volk naar zal komen kijken. Momenteel wijdt hij zich weer aan proza en bereidt hij drie volksromans voor die zich in verschillende tijdsvakken afspelen en die allemaal draaien rond geheugen en identiteit, actieve slachtoffers en passieve misdadigers, gekoesterd onbehagen en het negeren van de neergang. De titel van elk boek zal beginnen met de letter W.

 

MONIKA VAN PAEMEL (1945) is schrijfster. Meest recent publiceerde zij de roman Celestien (2004) en het pamflet Te zot of te bot (2006). Voor De vermaledijde vaders (1985) ontving Van Paemel in 1988 de Staatsprijs voor Proza.

 

HERMAN PAUL (1978) doceert geschiedfilosofie aan de Universiteit Leiden. Aan de Rijksuniversiteit Groningen promoveerde hij in 2006 cum laude op een studie naar Hayden Whites geschiedfilosofie.

[pagina 962]
[p. 962]

KOEN PEETERS (1959) is schrijver en kernredacteur van DW B. In 2007 verscheen bij Meulenhoff | Manteau zijn Grote Europese roman. Het jaar voordien publiceerde hij bij dezelfde uitgeverij de poëziebundel Fijne motoriek.

 

DANIELA REICH (1977) studeerde Beeldende kunst en Vormgeving en is onlangs afgestudeerd als MA Kunsten, Cultuur en Media aan de Rijksuniversiteit Groningen. Momenteel werkt ze als assistent-curator bij NP3 (Niet Parkeren tot in de derde macht), een representatieve mediacombinatie rond de grenzen van de experimentele hedendaagse kunst. Ze bekwaamt zich in het vertalen van Nederlandse en Duitse teksten voor diverse schrijvers, kunstenaars en culturele initiatieven.

 

FRANS RUITER (1954) studeerde Nederlands aan de Rijksuniversiteit Utrecht. Hij is inmiddels algemeen directeur van het Onderzoeksinstituut voor Geschiedenis en Cultuur van de Universiteit Utrecht. Publiceerde onder andere Literatuur en moderniteit in Nederland 1840-1990 (De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 1996 - samen met Wilbert Smulders), schreef het hoofdstuk over het literaire leven in het IJkpuntdeel 1950 Welvaart in zwart-wit (Sdu, Den Haag, 2000), publiceerde over Hermans (onder meer in De literaire magneet: De Bezige Bij, Amsterdam, 1995), over Gerard en Karei van het Reve (in Jaarboek voor Literatuurwetenschap 2: Peeters, Leuven, 2004) en over Rorty.

 

DIRK SCHüMER (1962) studeerde middeleeuwse geschiedenis in Hamburg en Parijs, en is sinds 1991 cultuurredacteur voor de Frankfurter Allgemeine Zeitung, waarin hij regelmatig over Nederland en België schrijft. Sinds 1999 is hij correspondent in Venetië.

 

JAN VERSTEEG (1947) studeerde Franse taal- en letterkunde te Utrecht en Groningen en is werkzaam als vertaler en literair criticus. Hij vertaalde werk van onder anderen Yourcenar, Sarraute, Balzac, Makine, Gaudé, Duras, Céline, Bataille, Djebar en Assouline.

 

DANIEL DE VIN (1944) studeerde Germaanse filologie aan de Rijksuniversiteit Gent, waar hij in 1976 op een proefschrift over Max Frisch' Tagebücher (Böhlau, Keulen, 1977) promoveerde. Hij was van oktober 1968 tot januari 1980 werkzaam als lector Nederlands aan de Freie Universität Berlin, vanaf februari 1980 als docent Duitse letterkunde aan de Universitaire Faculteiten Sint-Aloysius (UFSAL) en is nu gewoon hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Brussel / Hogeschool-Universiteit Brussel (HUB). Hij publiceerde bijdragen over Duitse en Nederlandse literatuur, maakte vertalingen (Nederlands-Duits en Duits-Nederlands), hield tal van lezingen en organiseert in het kader van onderzoeks- en onderwijsprojecten rond hedendaagse Duitstalige letterkunde ontmoetingen met Duitstalige auteurs (Literarischer Treffpunkt, www.kubrussel.ac.be/ltb).

 

SVEN VITSE (1981) studeerde Germaanse talen aan de Vrije Universiteit Brussel en werkt aan een proefschrift over experimenteel en postmodern Nederlandstalig proza. Momenteel is hij werkzaam als juniordocent aan de universiteit van Utrecht.

 

JACQ VOGELAAR (1944) debuteerde in 1965 als dichter en prozaïst en publiceerde sindsdien gedichten, verhalen, romans, essays, een kinderboek en vorig jaar het omvangrijke leesverslag Over kampliteratuur. Studeerde in Nijmegen Nederlands en in Amsterdam filosofie. Sinds 1971 schrijft hij literaire kritieken in De Groene Amsterdammer en sinds 1972 is hij redacteur van het literaire tijdschrift Raster. Behalve prijzen voor afzonderlijke titels, kreeg hij voor zijn oeuvre in 1995 de Frans Erensprijs, in 2002 de Pierre Bayleprijs en in 2006 de Constantijn Huygensprijs.

 

PETER V. ZIMA (1946) studeerde sociologie, politicologie en Spaanse literatuur in Edinburgh en literatuurwetenschap in Parijs waar hij aan de universiteiten van Parijs IV en Parijs I twee proefschriften over Marcel Proust verdedigde. Van 1972 tot 1975 was hij als medewerker verbonden aan de Universität Bielefeld, van 1976 tot 1983 als medewerker en hoofdmedewerker aan de Rijksuniversiteit Groningen. Sinds 1983 is hij gewoon hoogleraar algemene en vergelijkende literatuurwetenschap aan de Universität Klagenfurt, sinds 1998 corresponderend lid van de Oostenrijkse Academie der Wetenschappen in Wenen. Tot zijn meest recente publicaties behoren: The Philosophy of Modern Literary Theory (Athlone-Continuum, London, 1999), Theorie des Subjekts (Francke-UTB, Tübingen, 2000, 2007), Das literarische Subjekt (Francke, Tübingen, 2001), Deconstruction and Critical Theory (Continuum, London, 2002), Théorie critique du discours (L'Harmattan, Paris, 2004), Ästhetische Negation. Das Subjekt, das Schöne und das Erhabene von Mallarmé und Valéry zu Adorno und Lyotard (Königshausen und Neumann, Würzburg, 2005) en What is Theory? Cultural Theory as Discourse and Dialogue (Continuum, London, 2007).


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken