Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Droom en Daad. Jaargang 1 (1923)

Informatie terzijde

Titelpagina van Droom en Daad. Jaargang 1
Afbeelding van Droom en Daad. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Droom en Daad. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.76 MB)

Scans (73.51 MB)

ebook (9.07 MB)

XML (0.66 MB)

tekstbestand






Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Droom en Daad. Jaargang 1

(1923)– [tijdschrift] Droom en Daad–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 109]
[p. 109]

Grootmoeder
door S.C.B.-V.

IN de groote kast was Grootmoeder bezig alles voor het middageten aan Anna, het dienstmeisje, uit te geven. Want niemand anders dan zij zelf mocht ooit een provisiepot of een bus of trommel openen!

Nu kwam zij, met handen en armen vol kommetjes en schoteltjes weer te voorschijn. ‘Hier is alles wat je noodig hebt, Anna. Zul je extra je best doen dat het eten lekker is?’ vroeg zij nog eens met nadruk. Want dien middag zou het Amsterdamsche gezin - haar dochter met man en zes kinderen - voor eenige weken komen logeeren.

Den ganschen morgen al juichte het in Grootmoeders hart: ‘Ze kòmen! Vandaag kòmen ze!’ Eindelijk zou het groote, stille buitenhuis weer gevuld worden met stemmen en geluiden; eindelijk zou zij weer een deel van haar kinderen en kleinkinderen bij zich hebben. En grootmoeder vergat, dat zulke logeerpartijen haar vaak veel te druk waren - zij vergat, dat zij tijdens zulke weken dikwijls hoofdpijndagen had (waar niemand ooit iets van merkte). Ze was alleen vol blijdschap en dankbaarheid over het naderend weerzien en alle naderende vreugde, vol verlangen om hun allen een heerlijken tijd te bezorgen. Wat zou groot en klein van het buiten-zijn genieten! En wat zou zij hen, aan alle maaltijden, met lekkernijen verwennen!

Gelukkig, de menu's voor de eerste dagen waren tenminste klaar. De laatste week had Grootmoeder naast haar kussen altijd een papier en een potloodje gehad, en in de slapelooze uren - want Grootmoeders steeds bezige gedachten roofden haar vaak den slaap - waren, bij het licht van een kaars, de met zorg bedachte menu's opgeteekend. Dààrover behoefde zij nu dus niet meer te denken. Dan nu maar dadelijk naar boven, naar de slaapkamers... o neen, eerst nog even den kelder in om een paar potjes gelei te halen.

De kelders in het eeuwenoude huis, die 's winters zelfs met den hoogsten waterstand kurkdroog en 's zomers bij de grootste hitte nog weldadig koel bleven, waren Grootmoeders trots! Hoeveel gasten en logees had zij al niet meegetroond, éven mee de keldertrap af, om hun haar glorie te vertoonen! Dààr stonden, in rijen, de vele gevulde Weck-flesschen. Langs al die heldere kleuren - groen, geel, rood en oranje - liet zij elken dag even met vreugde haar blik glijden. Het was er niet aan te zien, hoeveel uren van ingespannen

[pagina 110]
[p. 110]

arbeid zij haar hadden gekost; en de meeste ervan werden, jaar op jaar, naar alle kanten weggegeven en verzonden.

Voorzichtig daalde Grootmoeder de steenen trap af en kwam na een paar minuten weer boven met twee potjes van haar lekkerste aardbeiengelei: het lievelingskostje van de kleinkinderen.

Maar nu moest ze vlug het linnengoed uitgeven. En boven, uit de antieke linnenkast, nam Grootmoeder van de keurige stapeltjes het heldere linnen voor de slaapkamers; het laatst de oude geborduurde wiegelakentjes. Zij riep om Anna's hulp bij het halen van de wieg met den hoogen hemel en de rose gordijntjes. Die werd in de stille zijkamer gezet, waar Grootmoeder haar zelf wilde opmaken.

Het was haar altijd een vreugde als die dierbare oude wieg weer beneden kwam. Wat was ze toch mooi - véél mooier dan die nieuwerwetsche kleine mandjes! En wat stond het gezellig - het leek alsof de heele kamer er anders door werd, er leven door kreeg. Dat daar nu vanmiddag heusch weer zoo'n engelachtig klein kindje in zou liggen... peinsde Grootmoeder met aandoening; en onder het langzaam, zorgvuldig opmaken verdiepte zij zich in herinneringen. Al haar eigen kinderen hadden erin gelegen... de donkere meisjes die zoo op hun vader leken, en de frissche blonde jongens die meer hààr type hadden. Nog even schikte Grootmoeder liefkozend de gordijntjes om de wieg... toen ging zij naar buiten.

Met een mandje en een schaar liep zij vlug naar den moestuin. Dààr, bij het binnenkomen door het oude houten hekje dadelijk links, had Grootmoeder haar bloemenhoekje. Straks, als de slaapkamers klaar waren, moesten overal bouquetjes staan. Wàt zou ze plukken? - In het zonnige hoekje verlustigde Grootmoeder zich in de bloemenweelde... Voor de kinderen wilde ze bonte ruikertjes maken, van alle bloemen en kleuren. Dat zouden ze het mooist vinden! Voor de ouders ging ze straks langs den zandweg een groote bos margrieten met roode zuring plukken.

Maar onder het zorgvuldig afknippen der bloemen zag ze er zoovele beschadigd, zoovele geknakt, en zij herinnerde zich nu weer hoe het dien nacht gewaaid had. Bij iedere nieuwe windvlaag had Grootmoeder toen aan haar appels moeten denken. In het voorjaar hadden de appelboomen zoo prachtig gebloeid; en hoe vol, hoe vòl groene appeltjes hingen zij, toen ze er gisteren naar was gaan kijken. Zoodra het mandje met bloemen was gevuld, haastte zij er zich heen.... en even stond zij verslagen. Och, hoe jammer. Hoe bitter jammer was dat! Bij tientallen lagen ze op den grond; de meeste

[pagina 111]
[p. 111]

met hun takjes en de nog frissche, vochtig glanzende blaadjes eraan. Grootmoeder zette haar mandje neer, nam den voorsten tip van haar gebloemde ochtendjapon omhoog en verzamelde de gevallen appeltjes. Ze speurde langs den grond, tusschen het gras, en raapte ze alle op. Met steeds zwaarder kuil trok haar gebloemde rok omlaag. Ze haalde hem wat hooger op en nam het mandje weer in de andere hand. Morgen zou ze van al dezen afval appelgelei gaan maken - troostte zij zich - zeker wel vier potjes! Nu gauw alles even thuisbrengen en dan naar den zandweg.

En toen het koffietijd was, had Grootmoeder alles klaar. Met voldoening liep zij de slaapkamers rond, die er zoo frisch en vroolijk uitzagen met al dat schoone linnengoed, die bloemen en de wijd open ramen. Warm en moe, maar vergenoegd, zorgde zij voor het koffiemaal, het laatste voor weken, dat zij rustig en alleen zou gebruiken.

Na afloop waschte zij af, vulde de botervlootjes, de suikerpotjes, de gelei-fleschjes, en ging toen haar middag-theeblad verzorgen. Dàt zou het middelpunt zijn, waar om heen zij nu elken dag het heele troepje zou verzamelen. Want, hoe vrij Grootmoeder haar gasten ook altijd liet, aan het theeuurtje mocht niemand ontbreken. Dan zat zij met haar naaiwerk bij het blad, één uit den kring las iets voor, of er werd gebabbeld, en altijd was het een heerlijk uurtje van rustig en vertrouwelijk samenzijn.

Om half vier ging Grootmoeder naar buiten. De thee was gezet; nu wilde zij het rijtuig, waarmee de gasten van den trein waren gehaald, zien aankomen... Eindelijk, vaag, in de verte, hoorde zij paardehoeven. De hond kroop uit zijn hok en spitste de ooren. Het geluid kwam nader, de hoefslag klonk duidelijker...

En in het volgepakte rijtuig zeiden de ouders: ‘Nu zijn we er gauw, jongens! Kijk maar eens uit 't raampje, of je Grootmoeder al ziet!’

‘Ja! ja!’ riepen de kinderen. ‘Grootmoeder staat op den weg en wuift met een zakdoek!’ Opgewonden verdrongen alle hoofden en hoofdjes elkaar om te kijken, alle handen en handjes wuifden. Daar knarsten de wielen al over het grind - het paard ging in stap - het rijtuig stond stil.

Ze wàren er! -

 

Het theeuurtje was blij en roezig, vol vragen en vertellen. Uit de wieg klonken zachte geluidjes, en een klein rose handje kwam soms naar boven te voorschijn. Grootmoeder moest er telkens even naar kijken.

[pagina 112]
[p. 112]

Maar de tijd ging vlug; 't was al vijf uur. Zij stond op en haalde een welbekend bakje.

‘O Grootmoeder, hebt u de kippen nog niet gevoerd? Mogen we mee? Mag ik het zaadbakje dragen?’ riepen de kinderen door elkaar en drongen om Grootmoeder heen.

‘Jullie mag mee als je héél rustig bent’ zei Grootmoeder, ‘want anders schrikken de kippetjes. En als ze schrikken, dan eten ze niet. En als ze niet eten, leggen ze geen eitjes. En als ze geen eitjes leggen... dan krijgen jullie overmorgen geen pannekoeken!’

Zoo voorzichtig mogelijk liepen zij naar de plaats, waar de kippen altijd gevoerd werden. Heel zacht riep Grootmoeder toen: ‘Kiepetjes, kiepetjes, kòm! Kiepetjes, kiepetjes, kòm!’ In een oogenblik kwamen ze met groote stappen van alle kanten aangerend, de witte, de bruine, de zwarte. En even later stond zij, lokkend en strooiend, te midden van haar dertig, veertig kippen. Zij kende ze alle. ‘Ik mis er een paar; één witte en twee bruine.’

‘Gô!’ riepen de kinderen, in uiterste verbazing en bewondering, ‘hoe kan u dat zien!’

 

Bij het middagmaal in de voorkamer zorgde Grootmoeder voor iedereen en alles en was vol belangstelling en verhalen. Maar langzamerhand schenen haar gedachten af te dwalen. Zij sprak minder, luisterde soms niet naar de anderen, want vanuit de zijkamer drong een klagelijk schreiend kinderstemmetje tot haar door.

Eindelijk zei ze tegen haar dochter: ‘Zeg, hoor je 't kleintje wel huilen?’

‘Ja’ was 't antwoord, ‘hij huilt’.

‘Zou je er niet eens heengaan? 't Duurt al zoo lang.’

‘Och, hij zal zich wel in slaap huilen,’ zei de moeder.

‘Kan hij geen pijn in 't buikje hebben?’ waagde Grootmoeder nog eens.

‘Welnee’ lachte de moeder nu, ‘weest u maar gerust hoor, hij is eenvoudig door de reis wat over zijn slaap heen. 't Is het beste, er maar geen notitie van te nemen, dan zal hij vanzelf wel stil worden en inslapen. Luistert u er maar niet naar.’ -

Luistert u er maar niet naar! Maar zonder te luisteren hóórde ze het kleine stemmetje immers aanhoudend, omdat haar gansche aandacht erheen werd getrokken! Grootmoeder hield het niet langer uit...

Opeens was er een stoel aan tafel leeg.

‘Waar is Grootmoeder?’ vroegen de kinderen.

[pagina 113]
[p. 113]

‘Natúúrlijk naar broertje’ lachte vader.

Maar de moeder ging stil de deur uit en keek ginds, bij de zijkamer, even om het hoekje. Grootmoeder stond gebogen over de wieg, neuriede voor zich heen, en streek àl maar zachtjes, kalmeerend, over het kleine schokkende lijfje.

Het schreien verminderde al... toen alleen nu en dan nog een klein snikje... Onhoorbaar ging de moeder weer terug.

Na vijf minuten kwam Grootmoeder met een gelukkigen glimlach weer aan tafel: ‘'t Kleintje slaapt, hoor!’

De moeder knikte haar dankbaar toe, maar ze zei niets en was daarna wat stil. Voelde zij zich een beetje beschaamd over haar koele kalmte van straks? En vroeg zij zich soms af, of de tegenwoordige wiegekindertjes, zoo verstandig, zoo gezond, zoo stelselmatig behandeld, toch misschien iets te kort kwamen aan warme, koesterende toewijding?

 

Toen 's avonds de kinderen in bed lagen, en Grootmoeder ze alle goedennacht had gezegd, kwamen de ouderen tot rust.

Grootmoeder zat weer achter het theeblad aan tafel, de anderen er omheen. Door het open raam drongen van verre de bekende buitengeluiden, die hun zoo lief waren, tot hen door: het loeien van een koe, het gesjirp van de krekels, het geblaf van een hond. Soms ook, heel even, de klanken van de zingende torenklok in de verre stad. Het werd alles opgenomen in de wijde avondstilte. Hoe heerlijk was deze rust. Zoo moest het uren kunnen blijven.

Maar Grootmoeder stuurde hen vroeg naar bed: ze zouden wel moe zijn! ‘En u dan! U bent zeker niet moe!’ plaagden ze.

‘Ja maar’ bekende grootmoeder lachend, ‘ik wou jullie nu eigenlijk wel graag naar bed hebben. Ik moet mijn krant nog lezen, en morgen gaat de mail...’

Daar hadden zij niet aan gedacht. De krant mocht er nooit bij inschieten, en veel minder nog de wekelijksche brief aan de getrouwde dochter in Indië, al kwam er ook nachtwerk van. En daarmee zat Grootmoeder liefst alleen. Dan maar gauw naar bed!

Met het kleine petroleumlampje gingen zij de oude smalle trap op en traden de groote logeerkamer binnen. Ook daar was alles nog juist zoo, als zij het altijd gekend hadden en ieder jaar terugvonden: de ouderwetsche platen aan den muur, de portretten op tafel, de snuisterijen op het kastje, - alles had nog zijn eigen oude plaats.

[pagina 114]
[p. 114]

Want Grootmoeder had nooit - zooals zijzelf soms in eigen huis - den drang om nu en dan de kamers eens te veranderen, de platen òm te hangen, een meubel te verzetten.

‘Wat is alles hier toch anders dan bij ons in de stad’ zei ze. ‘Wat een rust komt er over je, hier, waar je ieder jaar alles terugvindt zòo als je het kende en verwachtte; waar alles hetzelfde blijft: de buitengeluiden, het huis, de kamers...’

‘En Grootmoeder’ vulde hij aan.

‘Ja - èn Grootmoeder’.

En zij voelden dat oud-worden niet zoo moeilijk zou wezen, als je zòò kon zijn als Grootmoeder: zòò je aandacht en zorg wijden aan het eenvoudige werk van iederen dag - zòò met je gansche hart leven in de menschen en kinderen om je heen - zòò met gulle handen je toewijding, je liefde geven aan alles en allen. Dan bleef het leven goed en rijk tot het einde toe. En dan was oud-worden niet moeilijk, maar een geluk voor jezelf; en een zegen voor anderen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken