Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een Jaar Boek. Overzicht van de Nederlandse Literatuur 1985-86 (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een Jaar Boek. Overzicht van de Nederlandse Literatuur 1985-86
Afbeelding van Een Jaar Boek. Overzicht van de Nederlandse Literatuur 1985-86Toon afbeelding van titelpagina van Een Jaar Boek. Overzicht van de Nederlandse Literatuur 1985-86

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.86 MB)

Scans (0.00 MB)

Scans (134.36 MB)

ebook (3.31 MB)

XML (0.39 MB)

tekstbestand






Editeurs

Aad Nuis

Robert-Henk Zuidinga



Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een Jaar Boek. Overzicht van de Nederlandse Literatuur 1985-86

(1986)– [tijdschrift] Een Jaar Boek–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Karel van het Reve
Geschiedenis van de Russische literatuur
door Arthur Langeveld

Literatuurgeschiedenissen worden gebruikt om er studenten over te tentamineren of om er iets in op te zoeken. De gebruiker (een lezer kan men het niet noemen) wil een feit weten, of wil over een bepaalde schrijver en zijn werk kunnen meepraten zonder dat werk zelf te hoeven lezen. Karel van het Reves Geschiedenis van de Russische literatuur is noch voor het tentamineren, noch voor het opzoeken geschikt. De schrijver heeft zich een ander doel gesteld: een literatuurgeschiedenis schrijven die je van voor naar achter kunt lezen. De literatuurgeschiedenis wordt zo zelf literatuur, zodat Van het Reve eigenlijk een nieuw genre heeft gecreëerd.

Karel van het Reve wandelt op zijn gemak en met duidelijk plezier door het park van de Russische literatuur, deelt hier en daar een schouderklopje uit, haalt elders de neus op of gromt afkeurend en slaat sommige hoekjes maar helemaal over omdat de begroeiing hem niet aanstaat. In een literatuurgeschiedenis van een beperkte omvang zoals deze moet de schrijver een keuze maken, zoals in de inleiding wordt verantwoord. Naast de verplichte high-lights (Poesjkin, Gogol, Toergenjev, Dostojevski en Tolstoj) wordt ook een aantal minder bekende grootheden besproken, voor wie de schrijver een zwak heeft. Zo maken wij kennis met een oom van Poesjkin, die een briljant lang gedicht heeft geschreven over twee buren die samen naar de hoeren gaan; met Petsjerin, die toetrad tot de orde der redemptoristen te Sint Truiden, later geestelijke te Dublin werd en de auteur is van een

[pagina 120]
[p. 120]

autobiografie die slechts één uitgave beleefde, in 1932. Naast de vondsten, die ook de kenners zullen verrassen, ontbreekt er een aantal mindere grootheden die wel bij de experts bekend zijn. Het meest opvallend is het ontbreken van Saltykov-Sjtsjedrin, een schrijver die nog steeds veel wordt herdrukt en van wie zelfs een roman in de Russische Bibliotheek voor Van Oorschot is vertaald. Daarnaast ontbreekt ook Aleksej Tolstoj (een ver familielid van de beroemde Tolstoj). Hij is de schrijver van enkele in Rusland nog steeds veel gespeelde toneelstukken, van vele op muziek gezette romancen, en schreef samen met twee neven de klassieke bundel nonsens poëzie en proza Koema Proetkov, die helaas buiten Rusland nooit erg bekend is geworden. Van het Reve heeft een duidelijke voorkeur voor in vergetelheid geraakte ‘schrijvers van één boek’, vooral als die daarbij ook nog kleurrijke persoonlijkheden waren.

 

Dat het boek volstrekt ongeschikt is om er een tentamen uit samen te stellen - wat ik sterk voor het werk vind pleiten - wil nog niet zeggen dat er geen feiten in staan. Integendeel, het staat er boordevol mee, maar niet van het soort feiten dat je aan een student zou vragen. Het aardige van dit boek is de aandacht voor het bizarre detail. Zo leren wij dat Gogols moeder dacht dat haar zoon de stoommachine had uitgevonden; we vernemen dat de dichter Krylov 80 à 100 oesters achtereen op kon; dat de openbare bibliotheek van Petersburg rond 1810 geen catalogus had en slechts drie bezoekers (die met naam, beroep en de boeken die ze lazen genoemd worden) en dat, toen er eindelijk een catalogus was, men vergeten had de vindplaats van de boeken aan te geven.

Het hoofdstuk over de dichter Afanasie Fet begint zo: ‘De grote moeilijkheid van de dichter Afanasi Fet (1820-1892) was, dat hij niet van adel was en dat graag wilde zijn.’ Volgt een vermakelijke uiteenzetting van een bladzijde over hoe dat nu zat. Al die details dienen, behalve om de lezer te vermaken, om aan te tonen dat de schrijvers buiten hun werk meestal zeer aardse persoonlijkheden waren, gekweld door talrijke kwalen en gedreven door drijfveren die eerder van financiële dan van artistieke aard waren.

Soms draaft de schrijver wat door en wordt de lezer om de oren geslagen met feiten waarvan het nut moeilijk is in te zien. In het hoofdstuk over Tsjechov lezen wij, nadat we tevoren al een volledige opsomming van alle produkten die vader Tsjechov te koop aanbood te

[pagina 121]
[p. 121]

verwerken hebben gekregen: ‘Even hartelijke betrekkingen ontwikkelden zich later tussen Tsjechov en de Oekraïense landheren Lintvarjev. De familie telde een pianist en twee vrouwelijke artsen, van wie één blind.’ Zo'n laatste toevoeging is zeer typisch voor Van het Reve, het is hem schier onmogelijk een naam te noemen zonder er ook tevens een liefst excentrieke bijzonderheid over te vermelden. Het gevolg is helaas, hoe grappig veel ook is, af en toe een zekere vermoeidheid bij de lezer.

 

Op zijn best is Van het Reve als hij idées reçues kan doorprikken. Hier komt zijn Hollandse boerennuchterheid het best tot haar recht. Het realisme van de Russische literatuur wordt afgedaan met: ‘Voor velen, vooral in de negentiende eeuw, was de Russische literatuur een afspiegeling van de Russische werkelijkheid. Dat was natuurlijk niet zo: het liefdesleven van Russische landheren, waar die literatuur meestal over gaat, bestond voor een groot deel uit betrekkingen met lijfeigen vrouwen. Deze betrekkingen komen in de Russische literatuur bijna niet voor.’

Ook over de in de Russische literatuur zo bekende ‘overtollige mensen’ (Oblomov, Een held van onze tijd, Vaders en Zonen) worden behartenswaardige dingen gezegd. Deze nietsnuttende jongelieden worden altijd als een ‘typisch produkt van het negentiende-eeuwse Rusland’ beschouwd. Volgens Van het Reve is dit onzin. Het negentiende-eeuwse Rusland maakte geen grotere nietsnutten dan andere landen en andere tijden. De ‘overtollige mens’ is voornamelijk een literair produkt. ‘Bevorderlijk voor het voortbestaan van deze opvatting is ook de neiging van veel Russen om hun mislukkingen en tekortkomingen niet aan zichzelf maar aan Rusland toe te schrijven,’ voegt hij er nog aan toe en zulke opmerkingen mag ik altijd graag lezen. Even kort en krachtig worden ook de slavofielen en hun opvatting dat de Russische mens met zijn spreekwoordelijke ‘Russische ziel’ wel iets heel bijzonders is, afgedaan.

Zijn vele afkeurende opmerkingen ventileert Van het Reve niet zelden bij monde van anderen. Wanneer hij stelt dat het oeuvre van de dichter Afanasi Fet nogal wat zwakke plekken bevat, dan wordt dit direct gesteund door een citaat van Tsjajkovski ‘over het vreemde verschijnsel dat Fet soms volstrekt zwakke, ongelooflijk slechte gedichten geschreven heeft en daarnaast dingen die je de haren te berge doen rijzen’.

[pagina 122]
[p. 122]

Een van de vraagstukken die hem al jaren bezighouden is, waarom bepaalde werken mooi zijn. Hij heeft dit probleem in allerlei publikaties voornamelijk negatief benaderd. Tegen de opvattingen dat een werk mooi is door zijn compositie, door de spanningsopbouw, door zijn engagement, door de diepe filosofische gedachten, heeft hij zich al vaak gekeerd en in dit boek doet hij het nog eens dunnetjes over. Hij weet heel overtuigend te maken dat de Russische literatuur van de negentiende eeuw helemaal niet zo'n betrouwbaar beeld gaf van de maatschappij, dat de filosofische ideeën van Tolstoj en Dostojevski verre van diepzinnig en al helemaal niet erg origineel waren en dat het engagement dat na 1860 zo onweerstaanbaar opkwam, eerder een ramp dan een zegen was. Maar wat maakt die boeken dan toch mooi?

Vaak komt Van het Reve daar ook niet helemaal uit. Bij Poesjkin komt hij niet verder dan de constatering dat Poesjkin zo gewoon is en dat zijn werk niet anders, maar beter is dan dat van tijdgenoten als Walter Scott en Marlinski, zoals Mozart niet anders maar beter componeerde dan zijn tijdgenoten. Bij Gogol gaat het hem beter af, waarschijnlijk omdat deze schrijver verre van gewoon is en het altijd makkelijker is de charme van het ongewone dan van het gewone onder woorden te brengen. Ook leent Gogol zich goed voor Reves manier van literatuurbeschouwen, die zich vooral richt op de stijl, op kleine eigenaardigheden in de tekst, op vreemde gedachtensprongen en dergelijke, en die zijn er bij Gogol natuurlijk legio.

In de Dode Zielen komt een passage voor waarin een dode ligt opgebaard met een vragende uitdrukking op het gezicht. Een literair cliché dat de schrijver de mogelijkheid geeft tot een diepzinnige beschouwing. Maar Gogol zegt dan: ‘Wat de overledene zich afvroeg: waarom hij gestorven was, of waarom hij geleefd had - dat weet God alleen.’ In een kort citaat wordt zo Gogols manier van schrijven ten voeten uit neergezet, en dat is heel knap.

Of neem een opmerking naar aanleiding van Gontsjarovs reisverhaal Het fregat Pallas (over een reis met een zeilschip naar Japan in 1853-'55), dat Gontsjarov weliswaar niets zegt over hoe men op dat schip zijn behoeften doet en ook niets loslaat over het eventuele bordeelbezoek van de bemanning, twee onderwerpen die in die tijd taboe waren, maar dat hij deze dingen ook op geen enkele manier wegwerkt, zodat het net is of hij er elk ogenblik over zou kunnen beginnen. Voor zo'n observatie kan men van mij vele diepgravende uiteenzettingen over literatuur cadeau krijgen.

[pagina 123]
[p. 123]
‘De aandacht voor het bizarre detail. Karel van het Reve en de Russische literatuur’. Uit de Groene Amsterdammer, 9 oktober 1985.
* ‘Terwijl Geschiedenis van de Russische literatuur superieur is geschreven, reikt het inhoudelijk niet verder dan wat voor de gemiddelde Nederlander die wel eens een paar klassieke Russische romans heeft gelezen, aardig is om te weten over de schrijvers van die romans. Voor een eerstejaars slavist biedt het boek al te weinig en het naslagwerk waarnaar zo reikhalzend werd uitgezien, is het helaas helemaal niet geworden.’ (Willem G. Weststeijn, Vrij Nederland, 19 oktober 1985)
* ‘In het geval van belangrijke auteurs als Poesjkin, Gogol, Dostojevski, Toergenjev, Tolstoj en Tsjechov, aan wie per persoon ongeveer 25 pagina's besteed worden, blijven slechts een paar bladzijden over om iets te zeggen over de kwaliteit van hun werk, een onderwerp waar Van het Reve nota bene altijd van gevonden heeft dat de literatuurwetenschap zich er te weinig mee bezighield.’ (Jaap Goedegebuure, Haagse Post, 21 september 1985)
* ‘De welhaast onuitputtelijke rijkdom van dit boek valt niet aan te tonen met enkele citaten; hij moet ontdekt worden. (...) Praktische redenen dwingen tegen mijn wens in tot afsluiting van dit stuk over een schitterend boek dat voor mij het mooiste van het afgelopen jaar is gebleken.’ (Rudi Boltendal, Leeuwarder Courant, 10 oktober 1985)
* ‘Een slavist als Kees Verheul neemt het Van het Reve kwalijk dat hij zijn liefde voor de Russische literatuur niet wat explicieter bewijst. Van het Reve: “Er zijn verschillende manieren van schrijven. Je kunt schrijven in een storm van geestdrift. Dat is de Pierre Jansen-manier. Pierre Jansen grijpt je omdat híj het zo prachtig vindt. Hij vertelt allerlei dingen over een schilderij, maar waarom je hem blijft volgen is omdat hij om de vijf zinnen weer bevend uitroept dat het schitterend is. Ik vind dat niet verwerpelijk. Integendeel. Maar ik heb een andere manier. Ik probeer het nuchter te houden.”’ (Karel van het Reve in gesprek met Jan Brokken, Haagse Post, 28 september 1985)
De Geschiedenis van de Russische literatuur stond zeven weken in het rijtje van de Libris Top-tien, de meest verkochte boeken.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Geschiedenis van de Russische literatuur van Vladimir de Heilige tot Anton Tsjechov


auteurs

  • Arthur Langeveld


datums

  • 9 oktober 1985