Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 1 (1891)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 1
Afbeelding van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (57.83 MB)

Scans (802.69 MB)

ebook (62.26 MB)

XML (3.06 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 1

(1891)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 529]
[p. 529]

Uit de studeercel der redactie.

De wijsgeer van Jasnaia Poliana heeft op nieuw gesproken, of liever men heeft een nog onvertaald brok zijner wijsbegeerte nu eerst in het Duitsch overgebracht. Graaf Leo Tolstoï heeft een vermaarden naam door geheel Europa. Er wordt gelet op alles, wat hij zegt. Zelfs de Kreutzersonate (1889) en het Nachwort zur Kreutzersonate (1890) hebben nog niet algemeen de overtuiging kunnen vestigen, dat te groote dweepzucht had gevoerd tot razernij.

Het is geen mirakel, dat Tolstoï juist in onze dagen weder in de mode is gekomen. De auteur van Oorlog en Vrede, van Anna Karanina, heeft zijn eersten bloeitijd gehad tusschen 1864 en 1877. Toen loofde hem ieder als den grootsten Russischen romanschrijver, toen haastte zich heel Europa zijne beide meesterstukken te vertalen. Het bericht, dat hij met een moejik, Sioetajew, eene nieuwe secte had gesticht, en onder zijne eigene kleine boeren als een der minsten in een moejikskiel rondliep, vast besloten zijn arbeid als kunstenaar voor goed te staken, maakte een zeer onaangenamen indruk op zijne lezers.

Langzaam kwamen nu in de periode van 1884 tot heden zijne wijsgeerigegodsdienstige vlugschriften, naar het Russisch handschrift in het Duitsch, Fransch en Engelsch vertaald. Geen Russisch uitgever durfde den oorspronkelijken tekst aan, daar die met het veto der orthodoxe kerk was getroffen. Een nieuwe kring van bewonderaars en geestverwanten vormde zich weldra buiten zijn vaderland. Het gold thans den dwependen profeet en nederigen apostel, die zich bij de ellendigen en lijdenden, bij de miskenden en verdrukten aansloot, om met eenige stellingen uit de Bergrede, enkele spreuken uit de wijsheid der Boeddhisten, en sommige grondbeginselen uit de philosophie der Nihilisten, een volkomen modern evangelie aan de Russische pariaas dezer eeuw te prediken. Het aantrekkelijke van Tolstoï's wijsgeerige strijdschriften school in de sombere, mystieke muziek, die geheimzinnig klonk uit iederen volzin. Juist hierin ligt de mysterieuze aantrekkingskracht van een schrijver als Tolstoï. De mystiek is sedert 1880 een modeartikel - het staat dus goed met Tolstoï iets aan mystiek te doen.

Er ligt geene overdrijving in de bewering, dat de mystiek in de mode is. Het grootste deel der beschaafde geesten in Europa volgde na 1850 den breeden stroom van het positivisme en intellectualisme. De wetenschap kwam en komt tot de schitterendste overwinningen door de empirisch-experimenteele methode van onderzoek. De tegenstanders van deze methode hebben nimmer gezwegen, en hartverscheurende kreten aangeheven over den eerlang te verwachten ondergang van Kerk en Staat. Vandaar dat -

[pagina 530]
[p. 530]

de zucht tot bedilling en omverwerping van het bestaande medehelpende - er juist in de laatste lustra dezer eeuw vrij wat mystieke wimpels van vrij wat openbare en bijzondere gebouwen zijn uitgestoken. Van de meeste kerktorens wappert deze standaard, enkele staatsgebouwen staken te avond of te morgen al mede de mystieke vlag uit, en hier en daar verrezen zelfs kleine kunsttempels, die zich koesteren in de kronkelingen van hun vuilgrauwen mystieken wimpel.

Men mag dus van Tolstoï spreken, die in de wereld der godsdienstigwijsgeerige gedachte een geduchte voorstander is van de modernste mystiek, die ook buiten zijn vaderland tal van harten en hoofden op het levendigst heeft getroffen. Uit Berlijn verschijnt reeds de tweede druk van: Graf Leo Tolstoï. Ernste Gedanken über Staat und Kirche. Aus dem russischen Manuscript übersetzt (1891). In een Vorwort meldt men ons, dat deze brochure tot aanvulling der wijsgeerige geschriften van Tolstoï moet dienen, dat de tekst reeds in 1886 geschreven werd, dat er maar twee hectographische afschriften van bestonden. De vertaler waarschuwt er voor, dat men de denkbeelden van den nieuwen profeet over God, Christendom en religie in het algemeen wel scherp onderscheiden moet van zijne critiek over de Russische kerk in hare tegenwoordige gestalte.

En nu begint Graaf Tolstoï met de verklaring: Alleen het Geloof geeft kracht tot Leven - geeft het Leven een zin. Ieder mensch vindt het geloof, als hij leeft - de mensch zonder geloof sterft. Bij dit geloof heeft de mensch nog iets anders noodig: de vruchten van den arbeid der geheele historische menschheid - door Tolstoï de openbaring genoemd.

De meening van onzen wijsgeer is niet zoo duister, als zij schijnt. De openbaring is het licht, dat vooral door godsdienstige denkers ten behoeve van het Geloof is ontstoken. Al de denkers, die over de raadselen der wereld, van het leven en den dood, hebben nagedacht, al de profeten, die eene formule tot oplossing dier wereldraadselen hebben gevonden, en op grond dier formule een nieuwen godsdienst hebben gesticht, dragen bij tot den schat der historische openbaring. Ons geloof moet steunen op de vereenigde som dier oplossingen en verklaringen. Wij vinden het geloof in onzen God door de bloem der godsdienstige bespiegeling van alle volken en alle tijden tot de onze te maken. De slotsom is, elk mensch heeft het geloof in God noodig, om het leven te begrijpen, gesteund door den geheelen geestesarbeid der historische menschheid, om dit geloof te verklaren, als openbaring.

Doch er zijn menschen opgestaan, die hun uiterste best gedaan hebben, om dezen of genen vorm dier openbaring als de alleen geldende aan de geheele menschheid op te dringen. Met dit doel bekampen zij ieder, die hunne meening niet deelt, te vuur en te zwaard. En hunne tegenstanders handelen op dezelfde wijze, alles ter dood veroordeelende, wat hunne bijzondere zienswijze niet aanneemt. Ieder beweert de volle waarheid te hebben ontdekt, en scheldt zijne tegenpartij voor leugenaar.

[pagina 531]
[p. 531]

Het wekt onze verbazing, dat in dezen staat van zaken nog eenig geloof is overgebleven. Daar er evenwel steeds van verschillende zijden en op zeer verschillende wijze geloofd wordt, blijkt het, dat het geloof een zeer taai leven bezit. Daarom heeft Tolstoï de leer van het Christendom, het geloof der menschen, in wier midden hij leeft, in bijzonderheden onderzocht. De uitkomst van zijn onderzoek heeft hij neergelegd in een zijner vlugschriften, dat in het Fransch: Ma Religion en in het Duitsch: Worin besteht mein Glauben getiteld is.

Elk mensch heeft het geloof in God noodig, om te kunnen leven. Elk mensch verwerft zich eene voorstelling van zijne betrekking tot God. Deze voorstelling kan van zeer verschillenden aard zijn; de kern van het geloof blijft bij allen dezelfde. Hoe is het evenwel mogelijk, dat ik een ander zou willen dwingen, om mijne voorstelling omtrent mijne betrekking tot God voor de zijne te ruilen. Ieder mensch hecht aan zijn geloof als aan zijn leven. Hem dit geloof te ontnemen, en een ander geloof op te dringen, is even onmogelijk, als om hem het hart uit het lijf te rukken, en daarvoor een ander in de plaats te stellen.

Hieruit volgt, dat Tolstoï de wording van het geloof bij ieder individu als een levensproces beschouwt, dat door ieder mensch op zijne eigene wijze wordt doorleefd. Autoriteitsgeloof is geen geloof, en leidt ten doode. Autoriteitsgeloof is geen werkelijk geloof, maar geloofsbedrog. En juist dit geloofsbedrog is sedert eeuwen een factor van het gewone menschelijk leven geworden.

Waarin bestaat dit bedrog? Hoe hebben de bedriegers het aangelegd, ten einde de bedrogenen er niets van te doen merken? Het is niet noodig van andere godsdiensten dan van het Christendom te spreken - het Christendom is ons bekend, noodzakelijk en dierbaar. Het geloofsbedrog bij de Christenen berust op een uit de fantazie gegrepen begrip van: de kerk. Er is geen godloozer woord, geen godloozer begrip, dan het begrip: kerk. Geen begrip heeft meer kwaad gesticht, geen begrip is vijandiger aan de Christelijke idee, dan het begrip: kerk.

Het Grieksche woord Ἐϰϰλησια beteekent vergadering, maar in alle moderne talen houdt men Ἐϰϰλησια voor het ‘huis des gebeds’. Het zijn de priesters, die voor 1500 jaren dit begrip: ‘huis des gebeds’ noodig hadden, omdat zij dan konden zeggen: Alles wat de kerk zegt, is waarheid, en die niet aan de kerkleer gelooft, wordt uitgeworpen, verdoemd of gefolterd. De priesters hebben hunne interpretatie van het woord kerk pogen te redden, door te zeggen, de kerk is de vergadering van waarachtig geloovigen. Dit is eene ijdele uitspraak. Men kan evengoed zeggen, dat een orkest eene vergadering van waarachtige musici is. Het komt er hier maar op aan, wat onder waarachtige musici verstaan wordt. De theologie echter leert, dat een waarachtig geloovige degene is, die naar de voorschriften der kerk (vergadering) leeft, en dat men dus een waarachtig geloovige wordt door zich bij zekere groep van geloovigen aan te sluiten, hetgeen absurd is.

Het is verbazingwekkend, dat er altijd menschen gevonden worden, die

[pagina 532]
[p. 532]

anderen menschen hun geloof willen opdringen. Men kan dit feit niet verklaren, door te zeggen, dat de metropolitaan van Kiew zakken met stroo laat vullen, en die heilige reliquiën noemt, omdat hij zijn jaarlijksch traktement van 30 000 roebels wil verdienen. Er is een andere grond. De metropolitaan beroept zich op de geschiedenis, en zegt: De godsdienst heeft zichtbare vormen noodig. Zoolang de wereld bestaat, heeft men reliquiën van heiligen vereerd, en zoo ik niet voor het onderhoud dier reliquiën zorg, doet het een ander.

De Evangeliën leeren ons geheel andere dingen. Geene zichtbare Godsvereering werd door de stichters van het Christendom noodig geoordeeld; geene geloofsleer gepredikt. Reeds Paulus wijkt van dezen eenvoudigen grondslag af, en wil het Christendom als eene leer aan de wereld buiten Palestina verkondigen. Hoe langer hoe meer wordt van den oorspronkelijken eenvoud afgeweken. Na het Concilie van Nicaea wordt het begrip: kerk als de vergadering der waarachtig geloovigen verklaard, komen synoden, vereering der heiligen en der reliquiën zich aan de belijders van het Christendom opdringen. Door de hulp van Constantijn den Groote, later van Karel den Groote, werden honderdduizenden tot het Christendom gebracht, die van den geest des Christendoms niet het minst begrip hadden.

Op deze wijze ontstond het begrip en het feit van den christelijken staat. Zoo ook verschenen de vorsten bij de genade Gods, omdat de priesters noodig hadden het hoofdbeleid in handen te houden, wijl zij beweerden als plaatsvervangers van God den heiligen geest te bezitten. Een geloof nu, door staatsgeweld beschermd en met staatsgeweld opgedrongen, kan nooit het ware geloof zijn.

Ziedaar de hoofdinhoud van Tolstoï's allermerkwaardigst vlugschrift. Zijn afkeer van de kerk, zijn terugkeer tot het individuëele geloofsleven, herinneren zeer sterk aan de denkbeelden der Anabaptisten en der Quakers. Hij keert in hoofdzaak terug tot den leer van Jan van Leiden: alleen de Heilige Geest doet uitspraak in het geweten der individuën. Zijne vijandige houding tegenover de orthodoxe Russische staatskerk komt volkomen overeen met het negatieve beginsel, door Luther aangenomen tegenover Rome. Tolstoï's positief beginsel is zeer eenvoudig - het geloof in God is noodig om te leven, is het doel des levens, maar ieder individu moet door eigen kracht dat geloof verwerven. Geene autoriteit mag tusschenbeide komen. Geene kerk mag ons een geloof opdringen. Het geloof uit zich practisch in onze daden, ons leven getuigt, of wij waarachtig geloovigen zijn.

Het echte mystieke beginsel schuilt in de stelling, dat een mensch, geholpen door de openbaring - d.i. door den geestesarbeid der menschheid ter verklaring der raadselen dezer wereld - zichzelven zijn eigen geloof moet verwerven. Hoe zullen de arme Russische moejiks uit Toela dit woord van den meester opvatten? Zou het niet te vreezen zijn, dat de zoo diep geminachte autoriteit hier op nieuw in het woord van Tolstoï zelven zich met kracht zal doen gelden?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken