Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2 (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2
Afbeelding van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (67.88 MB)

ebook (73.66 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2

(1892)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 309]
[p. 309]

Uit de studeercel der redactie.

Eene invitatie voor een diner!

Mevrouw Van Aldersee geeft twee of drie diners telken jaar - en kiest daartoe eenige mannen van het penseel en van de pen met eenige schrandere jonge dames, die liever over kunst dan over modes spreken.

Mij had mevrouw Van Aldersee, 15 Februari, uitgenoodigd - en ik gevoelde mij zeer gevleid, schoon toch niet op mijn gemak. De kunst en de litteratuur zijn voor mij het heiligst, 'twelk dit korte leven schenken kan, maar op een diner te hooren redetwisten over wat alleen in de eenzaamheid overdacht, of in een gesprek met haar of hem, die onzen schroom kan waardeeren, zou mogen behandeld worden, dit vooruitzicht scheen mij niet zeer veelbelovend, maar tevens toch geen motief mevrouw Van Aldersee een koel bedankje toe te zenden.

Ik ging dus, en heb een gemengden indruk meegebracht. Het gezelschap was zeer ‘gemêleerd’. De gastvrouw was geheel minzaamheid en voorkomendheid, zoodat de gasten allen het goede voorbeeld hadden te volgen. Mijn neef Brandt zat naast de gastvrouw, en aan de overzijde van de tafel, heel ver van mij af, zat mijn nichtje Betsy Brandt tusschen een jongen schilder en een jongen novellist. Wel knikte zij mij tweemaal met haar zonnigen glimlach uit de verte toe, maar ik kon geen woord verstaan van de discoursen, die in hare buurt werden gevoerd. Aan het einde van het diner troonde de heer Van Aldersee ons naar zijne studeerkamer, om rustig eene sigaar te rooken. Maar ik keerde op den drempel terug - mijne zwakke oogen vreesden voor al te dichte tabaksdampen. Ik vond in het salon mevrouw Van Aldersee en de dames, 't zij bij de theetafel, 't zij op sofaas verspreid, bezig eenige nieuwe prachtwerken te doorbladeren. De gastvrouw hield mij onmiddellijk staande, en vroeg mij, op een uiterst prachtigen fauteuil wijzend:

- ‘Mag ik even een advies van een oud vriend vragen?’

Ik boog, ging zitten, en terstond begon eene causerie. Mevrouw Van Aldersee blaakt van een hevigen hartstocht voor den Franschen roman. Schatrijk, kinderloos, den geheelen dag meest alleen - haar man druk bezig in het ministerie van Buitenlandsche Zaken en in de lokaliteiten van de bekende Besognekamer - heeft ze tijd in overvloed zich geheel aan deze studie te wijden. Haar kennis van de levende Fransche auteurs is eerbiedwaardig.

- ‘Vertel mij eens!’ - begon ze - ‘Ken-je de romans van Lombard: L'Agonie en Byzance?’

- ‘Ik heb ze wel eens ingezien, maar geloof niet, dat ze uwe volkomen sympathie zouden kunnen winnen!!’

- ‘Wel mogelijk! De ruwe tafereelen uit den tijd van Keizer Heliogabalus deden mij l'Agonie ter zij leggen, eer ik het boek had uitgelezen!’

- ‘Lombard is weinig bekend, hoewel een der in Frankrijk zeldzaam voorkomende goede historische romanschrijvers! Sedert Victor Hugo en Flaubert stierven, lazen wij geene boeken als Quatre-Vingt-Treize en Salammbô. Lombard is de eenige, die door degelijke en geduldige studie, zoowel het Rome uit

[pagina 310]
[p. 310]

den tijd van Heliogabalus, als het Byzantium van keizer Constantijn V kent, en van deze kennis partij trekt voor zijne kunst. Als artist is hij een bondgenoot der Naturalisten, en deinst hij er niet voor terug de bloedigste gruwelen te vertellen, zonder eenigen eerbied voor de teedere zenuwen zijner fijnbeschaafde lezeressen!’

Mevrouw Van Aldersee knikte even, en zei toen:

- ‘Nu ja! Dat is zoo! Maar voor mij is er een ander bezwaar. Ik versta het Fransch niet van Lombard. Hij gebruikt woorden, die niemand ooit heeft gebruikt. Nu is het wel in de mode, om allerlei nieuwe woorden te smeden en daardoor eene semi-genialiteit aan den dag te leggen, maar hier zijn woorden, die volkomen onverstaanbaar zijn!’ -

- ‘Juist, mevrouw! De romans van Lombard zijn half in het Fransch, half in het Grieksch geschreven!’

- ‘O, dan verwondert het mij niet, dat ik ze niet begrijp! Wat is bijvoorbeeld, l'hyalinité du crépuscule, wat: il montait sur le héliacon of: la maison tout pleine d'eikones, of: il mettait son sagion....’

- ‘Vrij gewone Grieksche woorden in Fransche letters? De schrijver had aan den voet der bladzijde verklarende aanteekeningen moeten plaatsen!’

- ‘Als dat waar is’ - klonk eene muzikale stem - ‘dan zal ik maar niet klagen over al het Engelsch, dat men tegenwoordig in de nieuwste Fransche romans aantreft!’

Ik zag op. Mijne elegante nicht Betsy stond naast den zetel der gastvrouw. Schielijk wilde ik een stoel aanschuiven, maar Betsy zat al, terwijl ze mij met een dankbaren blik uit hare donkerbruine, fluweelige oogen loonde. Mevrouw Van Aldersee houdt bijzonder veel van Betsy - en was dus zeer in haar schik, dat eene derde in ons gesprek kwam deelen. Zij zei snel:

- ‘Engelsch is verstaanbaar, maar Grieksch niet.... voor dames!’

- ‘Maar het is de mooie Fransche taal bederven!’ - riep Betsy zeer ernstig uit. - ‘Dat deden vroeger de goede auteurs nooit! Al de leden der Académie française, al de auteurs der Revue des deux Mondes, schreven academisch Fransch, zooals Octave Feuillet steeds deed, zooals Cherbuliez, Theuriet, Loti, zelfs Guy de Maupassant en Ohnet nog doen. Maar ik vind het niet aardig van een zoo fijngevoelig auteur als Alphonse Daudet, dat hij woorden als boghey en struggle-for-lifeurs heeft durven gebruiken!’

- ‘Je hebt volkomen gelijk, Betsy!’ - antwoordde mevrouw Van Aldersee. - ‘Als ik een Franschen roman van den tegenwoordigen tijd lees, dan blijven mij allerlei Engelsche woorden door het hoofd zwerven: sport, sandwiches, turf, flirt, flirter, groom, yole, tub, snob, lad en nog vele anderen meer!’

- ‘Malot spreekt van gentlemen-riders, le betting, le plus select!’ - voegde ik er bij - ‘Ohnet durft yearlings, steeple-chaser, stepper, shakehands aan. Delpit komt met tea-gown, gainsborough, paddock en poker, Rabusson met handicaper en handicapeur, onmogelijke Fransche woorden! En hiermeê is de voorraad nog lang niet uitgeput!’

Betsy wendde zich met haar bekoorlijksten glimlach tot mij, en vroeg snel:

- ‘Maar, neef! hoe vind-je toch den tijd dit alles te lezen! Er komen

[pagina 311]
[p. 311]

nu zoo ontzaglijk vele Fransche romans uit, dat er geen bijhouden meer aan is!’

- ‘Ja, beste meid! Daar zeg je eene groote waarheid!’ - viel mevrouw Van Aldersee in. - ‘Ik geef het op! Vroeger was ik nog al aardig op de hoogte - en kende ik alle Fransche romanschrijvers bij naam - nu zijn er zooveel, dat ik allerlei vreemde namen ontmoet, die mij geheel onbekend zijn! Vertel ons eens, amice! hoe blijf jij op de hoogte?’

Ik wisselde even een vroolijken blik met Betsy, en antwoordde toen:

- ‘De productiviteit der Fransche romanschrijvers is verbazend. Jaarlijks komen van driehonderd tot vierhonderd deelen uit, en telken jaar stijgt de voortbrenging met vijftig deelen. Het spreekt van zelf, dat men uit die massa eene keuze moet doen....’

- ‘Ja, maar dat is juist het moeielijke!’ - viel Betsy in. - ‘Ik stel buitengewoon belang in nieuw uitgekomen boeken, ik ben volstrekt niet preutsch - maar er zijn toch auteurs, die ik liever niet lees!’

- ‘Ik zou mijne knappe nicht in elk geval afraden Catulle Mendès, Armand Silvestre en René Maizeroy, die eigenlijk Baron Toussaint heet, in handen te nemen!’ - antwoordde ik ernstig. - ‘Het beste is de verschillende auteurs in eenige categorieën te verdeelen: b.v. 1o. de school der fatsoenlijke académiciens, als Feuillet, nu overleden, als Cherbuliez, Theuriet en Loti, bij wie zich aansluiten: Ferdinand Fabre, Malot, Ohnet, Bentzon, (Madame Blanc), Jules Verne, Gyp (Comtesse Martel) en Henry Gréville (Madame Durand).’

- ‘Geen kwaad van Gyp zeggen!’ - riep mevrouw Van Aldersee. - ‘Gyp is mijn hartlap!’

- ‘Ik kan niets dan hartelijke sympathie offeren aan Gyp!’ - ging ik voort. - ‘Maar laten wij nu de schifting der verschillende auteurs voortzetten. Na de schrijvers comme il faut en collet monté komt de Naturalistische groep onder aanvoering van Zola. Hiertoe behoorden vroeger Guy de Maupassant en J.K. Huysmans, die zich nu van den meester hebben verwijderd. Hem blijven over Alphonse Daudet, Paul Alexis, Hennique, Céard, Lavedan, Camille Lemonnier (een' Belg), Oscar Méténier, en, bij de allerjongsten, Jules Renard. Het zal niet te stout zijn te beweren, dat ieder Fransche roman voor een deel een naturalistisch element bezit. De algemeene richting van den Franschen geest is réalistisch. De nu opkomende smaak voor ‘wolken van gedroom’, als een letterkundig vriend van mij zou zeggen - voor mystiek in den roman, zal weinig aansluitingspunten vinden bij het Fransche volk in het algemeen. Maar de mystieke school bestaat desniettemin, vroeger door een geniaal dichter, Villiers de l'Isle-Adam, aangevoerd, nu gesteund door J.K. Huysmans met twee zijner zwakste werken: En Rade (1890) en La Bàs (1891). Tot deze groep behoort ook een der jongeren, Ch. Nizet, die in 1891 Suggestion.... schreef.... waarin zelfs de telepathie, suggestie van Parijs naar Warschau, wordt te pas gebracht!

- ‘Nu!’ - riep Betsy opgewekt uit, terwijl de schaduw van hare lange wimpers over hare lichtblozende wangen viel - ‘Ik vind die telepathie nog

[pagina 312]
[p. 312]

zoo kwaad niet! Wanneer ik uren achter elkaar 's morgens en 's avonds aan mijn werk zit - en Papa is naar zijn ministerie en naar de Witte Sociëteit, dan zou het mij niet onaangenaam zijn te kunnen telepatheeren met vriend of vriendin, die ver van mij in een verwijderd oord leeft!’

- ‘Lieve kind! Blijf nu toch eens een oogenblik serieus! Altijd vernuft!’ - riep mevrouw Van Aldersee. - ‘Laat je neef nog even voortgaan met de rangschikking der Fransche romanschrijvers!’

- ‘Met genoegen, mevrouw! Eene afdeeling is door mij nog niet genoemd - de psychologische school, die in rechte lijn afstamt van Benjamin Constant en Henry Beyle. Hier komen in aanmerking: Paul Bourget, Henri Rabusson, Mérouvel, soms hier en daar Pierre Loti. Hoewel de pretentie, dat de romanschrijver eene zeer bijzondere studie heeft te maken van psychologie, eigenlijk niets bijzonders bevat - daar elk kunstenaar, die een greep doet uit het volle menschenleven, zich rekenschap heeft te geven omtrent alles, wat er in het geestelijke en physiologische leven van den mensch omgaat - schijnt men Paul Bourget en de zijnen toch het bijzonder merk van psychologisch romanschrijver te willen toekennen. In Rusland spreekt men nooit van psychologische romans, maar Dostojewski en Leo Tolstoi hebben ze beiden zoo voortreffelijk geschreven, dat Paul Bourget al heel wat schitterends zal moeten voltooien, om deze groote meesters zelfs in de verte te naderen. In het algemeen heerscht in den psychologischen roman een donker fantastisch en speculatief mijmeren over zekere cas-de-conscience, dat de lezing niet aangenaam maakt. In den laatsten tijd sloot Guy de Maupassant zich bij de richting van Bourget aan, maar overtrof dien meester door grootere helderheid....’

- ‘Guy de Maupassant!’ - riep Betsy. - ‘Die is immers nu zoo hopeloos ziek?’

- ‘Ik denk niet, dat wij nog heel veel moois van hem hebben te verwachten!’ - meende de gastvrouw. - ‘Hoe is 't toch mogelijk! Juist een van de besten!’

- ‘Ja, mevrouw! Het is zeer te betreuren! In 1888 scheidde Guy de Maupassant zich af van de Naturalisten, l'école de Médan. Hij kondigde dit aan in de voorrede van Pierre et Jean - een voortreffelijk boek. Hij sloeg toen meer den toon van Bourget aan, en scheen de oude stoutigheden uit Une Vie en uit tallooze novellen te willen doen vergeten. In 1889 maakte hij eene reis met zijne jacht langs de kusten der Middellandsche Zee, om de drukte der tentoonstelling te vermijden. Maar toch was het Parijsche leven en de onafgebroken kunstvoortbrenging hem te machtig. In 1890 deed hij verschijnen La Vie errante - zijne reis in de Middellandsche Zee - L'Inutile Beautê, eene reeks novellen; Notre Coeur, in de Revue des deux Mondes, en een grooten roman: Fort comme la mort. Uitputting en overspanning hebben eindelijk het sterke hoofd aangegrepen en nu....’

Een groot gerucht van stemmen trof plotseling mijn oor. De heeren kwamen uit de rookkamer terug. Van eene rustige causerie was nu geene sprake meer!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken