Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2 (1892)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2
Afbeelding van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2Toon afbeelding van titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (67.88 MB)

ebook (73.66 MB)

XML (3.02 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 2

(1892)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 221]
[p. 221]

Uit de studeercel der redactie.

De gemoedelijke, innig vrome Camphuyzen vond, dat in zijn tijd de Mei de ‘schoonste’ maand van het jaar was. In onzen fin-de-siècle-tijd zijn er velen, die aan Juni dat voorrecht zouden willen toekennen. De Juni-maand heeft in Nederland voor eenige afdeelingen onzer staatsburgers hare bijzondere aantrekkingskracht. Voor de Hagenaars en de Scheveningers is de opening van het badsaisoen la grosse question. Voor de kunstenaars zijn het de zomertentoonstellingen in Pulchri of in Arti; voor de litteraire of geleerde wereld de gewone jaarlijksche vergaderingen van letterkundige maatschappijen of provinciale genootschappen; voor de jeugd roeiwedstrijden, cricket-matches, of football-tournooien.

Er is dit jaar, vooral voor Hagenaars en Scheveningers, nog een buitengewoon divertissement door de groote zoogenaamde Sporttentoonstelling in een ruim, mooi houten paleis, met grooten smaak ontworpen en met bekwamen spoed voltooid. Er was anders in Scheveningen nimmer gebrek aan tentoonstellingen, maar ze werden niet vooraf aangekondigd. Aan het strand bij vroolijken zonneschijn was het voortdurend tentoonstelling van babies, van jongeheertjes en jongejuffrouwtjes; van kwijnende dames met hangende, vochtige hairen; van heeren in lichte zomerkostumen gapend den Figaro, of de Nieuwe Rotterdammer ineenfrommelend; van Scheveningsche visschersspruiten met morsige gezichten en lichtgele, strookleurige, vuile hairbossen.

De Vanity-Fair te Scheveningen aan het strand neemt jaarlijks in belangrijkheid toe. De voorname mondaines uit den vreemde of uit de residentie oordeelen, dat het er meer en meer comfortable begint te worden. Dat het groote, uit zijne asch verrezen, Badhuis nog altijd Kur-Haus heet, en dat er heel kunstige muziek gemaakt wordt door Duitsche virtuozen, wekt niemands verontwaardiging, evenmin, dat de Courrier de Schéveningue in het Fransch wordt gerédigeerd. En, om het Engelsch element te versterken, heeft men er nu dit jaar nog een Sport-tentoonstelling bij gekregen!

Zeker, onze Nederlandsche taal heeft geen geschikt woord om sport uit te drukken. Evenzoo gaat het met turn-vereenigingen, die ons de woorden turners, turnen en turnvak hebben geschonken. Sportdagbladen en sportvereenigingen leven nu in vrede naast Sport-tentoonstelling. Al heel wat jaren geleden hebben de taalgeleerden op een Nederlandsch letterkundig Congres - het was te Middelburg - zich een paar uren beziggehouden met middelen te beramen, om het woord turnen door een zuiver Nederlandsch woord te vervangen. Prof. de Vries toonde op de helderste wijze aan, dat er een Nederlandsch woord voor turnen bestond in het werkwoord: zwalen, maar daar niemand dit woord kende, hielp het niet veel, evenmin, dat Prof. Beets aantoonde, hoe turnen zou kunnen vervangen worden door tornen - niet in den zin der dameskleermakers, maar in den ouden zin van ergens tegen op tornen.

De Scheveningsche Sporttentoonstelling staaft, dat bijna alles in rechtstreeksch verband met sport staat. Men vindt er: gedroogde visch, zeep, tanagra-beeldjes, berenvellen, meesterstukken van Israëls en Mesdag, Schotsche plaids,

[pagina 222]
[p. 222]

tuinameublementen, draagkoetsen, sjeezen, reisrijtuigen, wapentropeeën, gobelins en schaatsen. Men begrijpt, dat dit alles met eenig vernuft tot het groote domein van den sport te brengen is, maar tevens, dat op deze wijze elke andere tentoonstelling voor eene sporttentoonstelling kan doorgaan. Hierbij mag niet vergeten worden, dat alles zeer aanlokkelijk en smaakvol is uitgestald, dat er eene aardige winkelgalerij rondom, of liever in een onregelmatigen veelhoek om een netten tuin is gebouwd, dat deze bodega's geene sporttentoonstelling, maar veeleer eene port-tentoonstelling schijnen aan te bieden, schoon men erkennen moet, dat er koffie voor Franschen en bier voor Duitschers te drinken is, voorts, dat er Hongaarsche czarda's voor iedereen te hooren zijn.

* * *

Een geheel andere sport wordt beoefend in de Juni-maand bij de vergaderingen van geleerde maatschappijen of provinciale genootschappen.

Het eerst pleegt altijd de Leidsche Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te komen. Stichting der achttiende eeuw, reeds eene en een kwart eeuw oud, blijkt deze eerwaarde maatschappij eene ongemeene levenskracht te bezitten. Zij heeft zelfs een besluit genomen, dat bij niet weinigen een bedenkelijk hoofdschudden heeft uitgelokt. De Leidsche Maatschappij heeft het lidmaatschap mogelijk gemaakt voor letterkundige dames. Terwijl voor enkele dagen te Parijs de promotie van eene vrouw tot doctores in de rechten heel wat opschudding veroorzaakte, zoodat zelfs de feestelijkheid moest worden uitgesteld door overgroote belangstelling van het publiek; terwijl juist in den laatsten tijd Nederlandsche jonge dames zich onderscheiden door academische studiën en academische examens, hadden onze Nederlandsche vrouwen reeds eeuwen lang zich naam gemaakt in de republiek der letteren. Wetenschappelijke dames als Anna Maria van Schurman waren eene groote uitzondering ten onzent, schrijfsters kwamen sedert Anna Bijns bijna onafgebroken voor. Toch had de Leidsche Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde er voor honderd-vijf-en-twintig jaren voor gezorgd, dat geene dames ooit in de wereld der mannelijke poëten zouden kunnen doordringen. Een artikel der wet waakte er voor. Honderd-vijf-en-twintig jaren is het zoo gebleven - de heeren-auteurs hadden het rijk alleen.

In de laatste groote jaarvergadering der Leidsche Maatschappij is het veto opgeheven. Er kunnen, er zullen nu, verdienstelijke schrijfsters tot leden der Maatschappij benoemd worden. Dit zal geschieden in Juni 1893 - en een jaar later zullen de dames aan de beraadslagingen - en, wat nog interessanter is, aan den ‘gemeenschappelijken’ maaltijd deelnemen. De opkomst der leden uit al de oorden des lands zal ongemeen toenemen, er zullen plaatsen in Zomerzorg te kort komen, en de toon der tafelgesprekken zal zoo ingetogen zijn, dat men bijna zal kunnen verstaan wat de Voorzitter of de feestredenaars te zeggen hebben.

Dat de Nederlandsche vrouwen het recht hebben op het lidmaatschap van letterkundige of geleerde genootschappen, wanneer zij zich verdienstelijk maakten als schrijfsters of ijverige priesteressen der wetenschap, wie zal het betwisten? Er blijft evenwel eene vraag over: zullen de vrouwen, die de pen voeren, wanneer zij benoemd worden tot leden der Leidsche Maatschappij,

[pagina 223]
[p. 223]

inderdaad de jaarlijksche vergaderingen bijwonen? Deze gedachte zal misschien menig lid door het hoofd zijn gegaan ter laatste vergadering in Juni, toen de ijverige en onvermoeide Joh. Dyserinck weer wat nieuws te vertellen had over de beide groote schrijfsters: Wolff en Deken. Zouden Betje en Aagje, indien ze omstreeks 1785 - den bloeitijd van haar talent - tot leden der Leidsche Maatschappij benoemd waren geworden, inderdaad op de jaarlijksche vergaderingen verschenen zijn? Joh. Dyserinck had ditmaal eene kleine tentoonstelling van portretten en stukken bijeengebracht, allen in verband met de beide voortreffelijke romanschrijfsters. Een paar portretten van Aagje en Betje trokken ieders aandacht - Betje, klein, fijn, met doordringende donkere oogen, waaruit schelmsche luim lacht, Aagje, breed, goedhartig rondkijkend, met ingevallen mond, min of meer de type van eene aristocratische Amsterdamsche baker, verbeterde editie van Brero's Geertruy de minnemoer!

Gegeven dit uiterlijk, gegeven de ontzaglijke prikkelbaarheid van Betje, en daarenboven de praktische levenswijsheid van Aagje - zouden deze twee na hare benoeming ooit eene openbare vergadering of een ‘gemeenschappelijken’ maaltijd hebben bijgewoond? Zou de overgevoelige Betsy Hasebroek, die door haar Te Laat vele vrouwenoogen in tranen deed zwemmen, zich ooit gewaagd hebben op eene vergadering der Leidsche Maatschappij? Men heeft mevrouw Bosboom-Toussaint tot eerelid dier maatschappij benoemd, schoon dit veel vroeger had moeten geschieden. Zou deze als gewoon lid ooit eene jaarlijksche vergadering hebben bezocht? Wie herinnert zich niet deze uiterst gevoelige, schichtige, snel bewogen en wonderlijk fijn bewerktuigde vrouw, die bij het geluid van eene enkele harde mannenstem zich onwel gevoelde? Hoe zou zij er ooit aan hebben kunnen denken eene vergadering van ‘Letterkunde’ bij te wonen?

A.S.C. Wallis is eerelid der Maatschappij. Zou zij, zoo ze uit Hongarije tot ons kwam, er aan denken, eene vergadering van zooveel luidsprekende, dichterlijk gestemde, mannen bij te wonen, wijl ze dikwijls de kracht miste in eene vergadering, waar maar één enkele spreker optrad, voor eenige oogenblikken te verschijnen? De tegenstanders van het denkbeeld vrouwen tot leden der Maatschappij van Letterkunde te benoemen, zouden zich met deze praktische bespiegeling hebben kunnen vertroosten. Maar er is eene keerzijde aan de medaille.

Er kunnen schrijfsters benoemd worden tot leden van Letterkunde, die met vliegende vaandels en slaande trom de vergaderzaal zouden binnenstormen. Men bedenke eens, wat er een gerucht zou ontstaan, als men Stella Oristorio di Frama (mejuffrouw Mina Kruseman) tot gewoon lid der Maatschappij benoemde! Zij, die eenmaal mannen voor ellendelingen schold, zij zou juist in de vergadering dier mannen geheel op hare plaats zijn. Haar roman - Een huwelijk in Indië - geeft haar zeker recht op eene plaats onder de letterkundige mannen, wier luide gesprekken, wier twistrumoer, haar geen schrik zouden aanjagen, haar - die eenmaal Amerika met een revolver in haar reistaschje doorkruiste!

* * *

Maar de jaarlijksche vergaderingen onzer geleerde genootschappen onderscheiden zich niet enkel door zulk een emancipatorisch verschijnsel, als het open-

[pagina 224]
[p. 224]

stellen van hare vergaderzaal voor vrouwen. In die jaarlijksche bijeenkomsten van zoovele belangstellenden schuilt een stilzwijgend protest tegen den hoogen waan van niet weinigen, die alle letterkundige maatschappijen of genootschappen du haut de leur grandeur minachten. Dergelijke tegenstanders van coöperatie met wetenschappelijk en letterkundig doel zijn er altijd geweest. Hun uitnemendste vertegenwoordiger was Potgieter. Hij stond tegenover de Hollandsche Maatschappij te Amsterdam, tegenover de Leidsche Maatschappij van Letterkunde, als Alphonse Daudet tegenover l'Académie française.

Toch dient hier herinnerd, dat Potgieter eene kleine letterkundige maatschappij in zijn eigen huis stichtte, en dat de zittingen dier maatschappij in belangrijkheid voor die der groote genootschappen niet hadden onder te doen. De kring der Gidsredacteuren, aangevuld met enkele letterkundige vrienden, vormde de kern dier maatschappij. Het was bij Potgieter een sterk uitkomend verlangen, om niet te deelen in het veelszins kleingeestig drijven der grootere genootschappen, die langzamerhand ontaardden in kleine sociëteiten van onderlinge bewierooking. Doch de loop der wereldsche zaken is nu eenmaal zóó, dat elke kleinere of grootere kring van kunstenaars en letterkundigen ten slotte door een welgemeend esprit-de-corps toch iets eenzijdigs, toch sporen van admiration mutuelle vertoont. Potgieter meende tegen dit gevaar opgewassen te zijn, toen hij omstreeks 1862 Busken Huet in de redactie van den Gids deed aannemen. De uitkomst heeft geleerd, dat ook dit middel niet mocht baten - zoodat Potgieter ten slotte bijna weer geheel alleen stond.

Het denkbeeld van coöperatie, waar het de belangen van den geest in wetenschap, kunst en letteren geldt, blijkt meer dan ooit op prijs te worden gesteld. De achttiende eeuw met hare dichtgenootschappen staat verre achter bij de tegenwoordige toepassing van het beginsel der samenwerking. Destijds greep de aansluiting uit een onschuldig verlangen naar gezelligheid plaats - thans berust de coöperatie op een beginsel van zelfbehoud. Omstreeks het midden dezer eeuw schenen de stichtingen der achttiende eeuw: de Hollandsche Maatschappij van Fraaie Kunsten en Wetenschappen, de Leidsche Maatschappij van Letterkunde, de Provinciale Genootschappen, aan langzame kwijning te zullen versterven. Aan het eind dezer eeuw is alles veranderd. Het revolutionair beginsel - in staat, in maatschappij, in wetenschap, letteren en kunst - dwingt tot zelfverdediging en nauwere aaneensluiting, tot werkzamer coöperatie, zoowel bij de revolutionairen als bij de conservatieven. Het zijn de eersten, die hier het voorbeeld geven. Zij treden bij clubs, bij drommen, bij benden op - en toonen alles voor het idee, dat zij vertegenwoordigen, over te hebben. Nu worden onze oude maatschappijen en genootschappen op nieuw jong. Hare traditiën, hare geschiedenis, verplichten haar trouw te blijven aan hare historische banier. Zij, die deze meening niet deelen, kunnen de gelederen verlaten. Maar zij, die thans het voordeel eener meer intensieve coöperatie inzien, zullen trouw blijven in de verdediging der erfenis van het voorgeslacht. Meer dan ooit gelde heden het woord: Serrons les rangs!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken