Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4 (1894)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4
Afbeelding van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.92 MB)

ebook (73.21 MB)

XML (3.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 4

(1894)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 337]
[p. 337]

Uit de studeercel der redactie.

In Februari 1873 werd te Parijs in het Odéon - second théâtre français - voor het eerst vertoond: Les Erinnyes, tragédie en deux parties door Charles Marie Leconte de Lisle, den grooten poëet, die voor eenige dagen, 76 jaren oud, het tijdelijke zegende. Les Erinnyes schijnt met den kalamos van Aeschylus geschreven. De twee hoofdafdeelingen dragen de titels: Klytaimnestra en Orestès. Het tooneel stelt voor het oude paleis van Pelops te Argos - een somber gebouw met kegelvormige, dikke zuilen zonder voetstukken. Het is nacht. Rondom het paleis zweven de Erinnyen, de Furiën, onder aanvoering van Alecto, Tisiphone en Megaira, gruwelijke oude heksen in witte gewaden, met slangenhair over den rug en over het gelaat. Bij het doorbreken van de morgenschemering verdwijnen ze. Een koor van grijsaards treedt op, en hoort de klachten van twee dienaars van Agamemnon, Talthybios en Eurybates. Zij bejammeren het, dat er al tien jaren vervlogen, sedert de Helleensch helden onder Agamemnon en Menelaus naar Troje vertrokken. Maar zij moeten zwijgen, want:

 
‘La femme qui commande avec un coeur de fer
 
N'attend plus le héros qu'a pris la sombre mer.’

Een waker kondigt den ondergang van Troje en de terugkomst van Agamemnon aan. Klytaimnestra, gevolgd door hare vrouwen, bevestigt de goede tijding. Ze herinnert er aan, dat het bloed van Iphigenia gestroomd heeft, om dezen gelukkigen uitslag te verkrijgen. Agamemnon verschijnt met de Trojaansche profetes Kasandra en andere gevangenen. Hij wordt met vleiende woorden door Klytaimnestra ontvangen, die hare vrouwen gebiedt purperen tapijten voor zijne voeten uit te spreiden. Agamemnon wil geen overdreven lof; hij zegt:

‘Il convient d'être sage et maître de soi, femme!’

Hij beveelt haar zachtmoedig te zijn voor de slavin Kasandra, de dochter van Priamus. De koningin noodigt Kasandra haar te volgen - maar de gevangene verroert zich niet. Als zij haar nu gebiedt niet te dralen, blijft de profetes weder onbeweeglijk staan. Zij heeft de toekomst gezien, en weet wat lot haar wacht.

Aan de dienaars van Agamemnon zegt Kasandra, dat haar stervensuur is gekomen. Zij voorspelt den moord van Agamemnon. Zij herdenkt het gevallen Ilion, en de stroomen, de Skamandrus en de Simoïs:

 
‘Fleuves, Dieux fraternels, qui, dans vos frais courants,
 
Apaisiez, vers midi, la soif des boeufs errants,
 
Et qui, le soir, d'un flot amoureux qui soupire
 
Berciez le rose essaim des vierges au beau rire!’

de rivieren, die nu de lijken der gestorven helden naar zee voortstuwen! Kasandra, de geliefde van Apollo, die nimmer geloofd werd, omdat zij Apollo's liefde niet wilde beantwoorden, voorspelt nu aan Talthybios en Eurybates, dat Argos de prooi der Erinnyën - dat Agamemnon in het bad zal vermoord worden, dat Ilion gewroken is, dat zij zal sterven.

Zij verdwijnt in het paleis. Weldra klinken er noodkreten van Agamemnon uit het paleis. Klytaimnestra verschijnt met bloed overspat, eene bijl in de hand, luid schreeuwend:

‘Moi, moi, je l'ai frappé! c'est moi! La chose est faite!’

En dan barst haar toorn los, en verkondigt ze den verschrikten dienaren, dat zij hare dochter Iphigenia heeft gewroken - door den vader opgeofferd uit zucht naar glorie - hare Iphigenia, die op het altaar uitgestrekt hare

[pagina 338]
[p. 338]

moeder te hulp riep, maar door den priester meedoogloos werd geslacht, om haar rookend hart aan de goden te offeren. En daarom heeft zij nu Agamemnon en Kasandra gedood - daarom zal Aigisthus, dien zij liefheeft, in Argos regeeren, daarom moet Orestes, Agamemnon's zoon in ballingschap leven. Alleen gebleven zegt Klytaimnestra:

 
‘J'aime, je règne! et ma fille est vengée!
 
Maintenant, que la foudre éclate au fond des cieux:
 
Je l'attends, tête haute, et sans baisser les yeux!’

Het tweede deel der tragedie heet Orestès. Deze verschijnt te Argos, plotseling uit zijne ballingschap teruggekomen, nadat zijne zuster Elektra, met hare Trojaansche slavinnen, Kallirhoè en Ismèna, en de Choëphoren, wijn geplengd hebben bij het graf van Agamemnon. Orestes grijpt een beker, plengt den wijn op het graf, en spreekt plechtig:

 
‘Père, père! Entends moi dans l'argile trempée
 
De larmes. Tu n'as point, par la lance et l'épée,
 
Rendu l'âme au milieu des hommes, ô guerrier!
 
Comme il sied, le front haut et le coeur tout entier.
 
Non! comme un boeuf inerte et lié par les cornes,
 
Et qui saigne du mufle en roulant des yeux mornes,
 
Le Porte-sceptre est mort lâchement égorgé!
 
Père, console-toi, tu vas être vengé’

Hij geeft zich uit voor een bode, die den dood van Orestes komt berichten. Klytaimnestra gelooft hem, en brengt den bode in het paleis. Zij heeft haar zoon niet herkend. Orestes treedt vergezeld van de schim zijns vaders in de feestzaal van Aigisthus - en

‘plonge un long couteau dans la gorge du Maître!’

De koningin vlucht uit het paleis. Orestes volgt haar met zijn bloedend mes - terwijl zij luidt schreeuwt:

‘On ne peut pas tuer sa mère!’

Maar Orestes antwoordt:

 
‘Tu n'es plus
 
Ma mère. C'est un Spectre éffrayant qui t'accuse
 
Et qui te juge. Toi, tu te nommes la ruse,
 
La trahison, le meurtre et l'adultère. Il faut
 
Que tu meures!’

Als Klytaimnestra nu in woedende verwijtingen losbarst, steekt Orestes haar overhoop - en vliedt Elektra in de diepste vertwijfeling over moedermoord. Orestes kan de geopende oogen van het lijk niet zonder wroeging zien - hij werpt een slip van haar peplos over haar gelaat. Van alle zijden komen de Erinnyën te voorschijn. Hij vlucht te vergeefs. Telkens komen nieuwe Furiën hem den weg afsnijden.

Zoodanig is in korte trekken de tragedie van Leconte de Lisle. Een ongemeen verheven toon klinkt uit deze verzen, door Aeschylus geïnspireerd, volkomen het groote tragische onderwerp waardig. De dichter heeft hierbij uitmuntend partij getrokken van het motief der wraak - daar Klytaimnestra Agamemnon doodt uit woede over de opoffering van hare dochter Iphigenia. De bloedige koningin is dus genoeg menschelijk gebleven, om geen geheel verdorven monster te schijnen. Zij wreekt hare onschuldige dochter - en valt door de hand van haar zoon. De tragische helden en heldinnen spreken de echte treurspeltaal der Attische tragedie. Leconte de Lisle was volkomen in zijn recht de overlevering

[pagina 339]
[p. 339]

der redding van Iphigenia door Artemis terzij te schuiven, en haar dood als motief van Klytaimnestra's wandaad te gebruiken.

De groote dichter, die zich zoo geheel in taal en toon der Grieksche Oudheid kon indenken, is heengegaan - door bijna allen erkend als de waardige opvolger van Victor Hugo in de Académie française - door sommigen zelfs boven dezen gesteld. Zijn leven is zeer eenvoudig geweest. Hij werd te Saint-Paul op het eiland Réunion geboren (1811). Hij werd door zijn vader opgevoed, en maakte verschillende reizen naar Engelsch-Indië. Zijne uitstekende schilderingen der tropische natuur staven het, dat hij Indië gezien heeft - zijne duidelijke overhelling tot Indische wijsbegeerte en Indische mystiek is eene vrucht van eigen aanschouwing en eigen onderzoek. Op zijn 36ste jaar (1847) vestigde hij zich te Parijs, en gaf er les in het Grieksch. Zijne vertalingen uit het Grieksch zijn beroemd om de volmaakte trouw in het volgen van den tekst - en de gespierde Fransche verzen. Hij voltooide: Idylles de Théocrite (1862), L'Iliade (1867), Hymnes orphiques de Hésiode, Bion, Moschus (1869) en L'Odyssée (1870).

Van zijne oorspronkelijke gedichten verschenen er na 1847 enkele in de Revue des deux mondes. In 1852 gaf hij een bundel uit met den titel Poèmes antiques, later herdrukt (1874). Daarna verschenen zijne Poèmes barbares (1872) en het laatste zijne Poèmes tragiques (1884). Met deze drie deelen heeft Leconte de Lisle zijn naam aan de geschiedenis der letteren nagelaten, en gezorgd, dat men hem niet vergeten zal. Hij leefde heel eenvoudig, was eerst sedert 1872 onderbibliothecaris van het Luxembourg, later bibliothecaris van den Senaat. In 1886, 75 jaren oud, werd hij tot opvolger van Victor Hugo in de Académie française gekozen - eene waardeering, die het ongeluk had veel te laat te komen.

Sedert 1865 vormde zich een kring van jonge dichters om hem heen, en gaven zij gezamelijk een bundel uit onder den titel: Le Parnasse contemporain. Tot deze groep behooren: Sully Prudhomme, J.M. de Hérédia, François Coppée, Catulle Mendes en Albert Merat, allen later aangeduid met den naam van Parnassiens. In dezen kring werd Léconte de Lisle ondanks het klimmen zijner jaren eene dankbare en hartelijke vereering geboden. Hij gold onder de Parnassiens voor den voorganger en den meester, wiens geniale werken door geen der levenden werden overtroffen.

Het ongemeene in Leconte de Lisle is, dat hij in zijne vlekkeloos gebouwde strofen eene bijna geheel nieuwe wereld van denkbeelden openbaart. Zijn neo-Atticisme onderscheidt zich in alle opzichten van het onderwetsche Classicisme - hij kent de Grieksche letteren door eigen studie, niet door afgeleide Latijnsche bronnen. Maar hij heeft op dezelfde wijze studie gemaakt van de Indische letteren en de Indische mythologie, van de Hebreeuwsche letteren, van de Noordsche Godenleer en de Geschiedens der Middeneeuwen. Hij geeft schilderingen vol kleur en gloed van onderscheiden volken en tijdperken der historie met eene liefde voor de plastische schoonheid van natuur en menschen, die zeldzaam geëvenaard is.

Onder zijne Poèmes barbares vindt men zijn in 1869 geschreven Kaïn - misschien zijn meesterstuk. De dichter gaat uit van de onderstelling, dat gedurende de Babylonische ballingschap een joodsch profeet ‘Thogorma, le Voyant, fils

[pagina 340]
[p. 340]

d'Elon, fils de Thur’, een visioen heeft gehad, dat hij in een eigenaardig metrum (vijfregelige strofen met het rymschema: abbab) dus schitterend beschrijft.

In de eerste dagen der wereldgeschiedenis, toen de Reuzen (Gensis VI) op aarde leefden, werd de stad van Henoch gebouwd - een stad van ijzer en metaal met hooge torens. Iederen avond kwamen de Reuzen beladen met jachtbuit in de stad Henochs:

 
‘C'est ainsi qu'ils rentraient, l'ours velu des cavernes
 
A l'épaule, ou le cerf, ou le lion sanglant.
 
Et les femmes marchaient, géantes, d'un pas lent,
 
Sous les vases d'airain qu'emplit l'eau des citernes,
 
Graves, et les bras nus, et les mains sur le flanc.
 
Elles allaient, dardant leurs prunelles superbes,
 
Les seins droits, le col haut, dans la sérenité
 
Terrible de la force et de la liberté,
 
Et posant tour à tour dans la ronce et les herbes,
 
Leurs pieds fermes et blancs avec tranquillité!’

In deze stad der Reuzen is het graf van Kaïn, boven op den hoogsten toren van metaal. In de duisternis van den nacht verschijnt een Godsgezant te paard voor de stad, gevolgd door al de monsters van de aarde en den hemel. Hij verkondigt den bewoners hun naderenden ondergang. De sluizen des hemels zullen geopend en de aarde door water verslonden worden. Kaïn ontwaakt uit zijn doodsslaap, richt zich op in zijn graf, en spreekt tot den gezant van Jahveh. Hij noemt zich het slachtoffer van Jahveh's ongerechtigheid. Hij is uit het Eden verbannen zonder schuld. Zijne moeder Hevah baarde hem in den nacht na de verdrijving uit het Paradijs:

 
‘Celui qui m'engendra m'a reproché de vivre,
 
Celui qui m'a conçu, ne m'a jamais souri.’

Hij heeft met den Chérub voor de poorten van Eden geworsteld - maar hij werd teruggeworpen. Door het beleid van Jahveh alleen werd hij broedermoordenaar. Hij heeft daarom den oorlog met Jahveh niet opgegeven - hij zal hem weerstaan tot het einde. Toen kwamen de watervloeden, maar de Ziener Thogorma ontwaarde aan het einde van zijn visioen:

 
‘Kain le Vengeur, l'immortel Ennemi
 
D'Jahvèh, qui marchait, sinistre, dans la brume,
 
Vers l'Arche monstrueuse apparue à demi.’

Er schuilt in deze schepping eene diepe wijsgeerige gedachte. Door Jahveh's schuld is het physisch en zedelijk kwaad in de wereld gekomen - Jahveh heeft hem broedermoord doen begaan - daarom zal Kaïn beletten, det de menschen vergaan door den watervloed; hij - niet Noach - bouwde de ark. Het vraagstuk naar den oorsprong van het booze wordt in deze sombere legende op nieuw behandeld, terwijl Kaïn optreedt als een moderne Prometheus.

Het is opmerkelijk, dat Bilderdijk in zijn Ondergang der eerste wareld geheel dezelfde stof heeft behandeld. Maar welk een onderscheid tusschen den Calvinistischen Bilderdijk en den pessimistischen Leconte de Lisle. De eerste mist alle objectiviteit, en maakt van zijn Paradijsmenschen en zijne Reuzen raadselachtige wezens, die allen de taal van Teisterbant spreken - de tweede is zuiver objectief, schildert met de scherpheid van omtrek en den kleurengloed van een Flaubert, verbergt zijne wijsgeerige gedachte zoo zorgvuldig mogelijk, en voltooit een gedicht, dat onder de meesterwerken dezer eeuw zal blijven behooren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken