Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5
Afbeelding van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (51.19 MB)

ebook (55.18 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5

(1895)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 113]
[p. 113]

Uit de studeercel der redactie.

Fransche teekenaars, Fransche prenten, wekken altijd belangstelling bij de vrienden der kunst - ook in Nederland. Herhaaldelijk werden tentoonstellingen in den Haagschen Kunstkring en elders gehouden. In de eerste dagen van de vorige maand werd eene zeer verrassende tentoonstelling van Fransche prenten aangeboden in de Lakenhal te Leiden. In grooten getale waren de meesters-illustrateurs, en de meesters-satiristen vertegenwoordigd.

Bij het binnenkomen troffen het eerst enkele reproductiën naar teekeningen van Vallotton, bekend als medewerker van den Courrier français. Het eigenaardige van dezen teekenaar is, dat hij met groote massaas zwart en sterke kantlichten werkt. Zijn merkwaardigst stuk op deze tenstoonstelling was zeer somber: Le mauvais pas - een aantal vlak zwarte lijkbezorgers, die eene doodkist bij de nauwe kromming van een trap niet naar beneden kunnen dragen. Even als Vallotton, even als de meerderheid der moderne teekenaars in Frankrijk, willen Martin Guédan en de Feure zich door een afzonderlijken kunstenaarschic onderscheiden, die hun werk iets individueel ongemeens geeft. Beiden werpen eene neutrale grijsachtige tint over hun geheel tafereel, teekenen met geestige omtrekken hunne figuren, en verkrijgen een alleraardigst effect door witte toetsen als kantlichten aan te brengen. In de Lakenhal bevond zich een zeer mooi staaltje der kunst van Guédan - twee ‘ouwe klouwers’ - als Bredero zou zeggen - zijnde twee glimlachende burgerheeren en eene ‘jeunesse’, die een opgewekt praatje samen houden.

Tevens waren er vele staaltjes der allerfraaiste kunst van Steinlen, het meest bekend als medewerker aan den Gil Blas illustré. Er gaat eene huivering door onze aderen bij het zien van sommige teekeningen, met Steinlen's naam gewaarmerkt. Steinlen is een buitengemeen origineel artist. Hij werpt met houtskoolstrepen de hoofdlijnen van zijne compositie op het papier, gaat voort met breede vlakke schaduwpartijen, terwijl hij met een hard rood toetsje alles verheldert en opkleurt. Hij munt uit in het teekenen van typen der buitenboulevards - de witkielen met galgentronies en de wijven met losse hairen en witte jakken, die uit de rue de la Goutte d'or, of uit den Boulevard de la Vilette te voorschijn komen.

In een juist verschenen boek van Frits Lapidoth: Fransche Teekenaars wordt Steinlen ‘een der vermaardste en meest artistieke teekenaars van onzen tijd’ genoemd. Deze hoog begaafde artist is volgens Lapidoth het eerst opgemerkt als teekenaar van katten, toen in 1884-1886 vele aankomende artisten zich deden kennen in den vermaarden Chat Noir van den duizendkunstenaar Salis op den boulevard Rochechouart. Zijne teekeningen verschenen in het aardige weekblaadje Le Chat Noir. Dat hij zoo uitmunt in het teekenen van volkstypen, hoe afstootend en woest gemeen die ook mogen zijn, vloeit voort uit zijne samenwerking met den bekenden zanger Bruant. Hoe Steinlen een overweldigenden indruk, zij het ook van pijnlijken aard, door zijn talent weet te maken, staaft eene reproductie van zijne teekening: La Confrontation in het zeer boeiend werk van Frits Lapidoth. De voorstelling boezemt schrik in. De teekenaar voert ons naar eene gevangenis. Op

[pagina 114]
[p. 114]

een tafel staat eene geopende doodkist, het lijk van een vermoord grijsaard vertoonend. Een deftig heer, rechter-commissaris, houdt zijn oog scherp gevestigd op een gevangene, een boef, die met uitpuilende oogen het lijk van zijn slachtoffer herkent. De energie, waarmee de uitdrukking der gelaatstrekken wordt vertolkt, geeft deze teekening iets verschrikkelijks, iets dat zich diep in onze herinnering inboort, en moeielijk uit het geheugen verdwijnt.

In de te Leiden gehouden tentoonstelling van Fransche prentkunst waren eenige zeer goede specimina van Steinlen's talent, meest allen uit den Gil Blas illustré. Merkwaardig vooral was daar zijne voorstelling van eene kermistent met saltimbanques, een onderwerp, dat door Fransche teekenaars herhaaldelijk werd behandeld, onder anderen door Ibels en Vallotton. De kermistent ziet er niet anders uit, dan de gewone kleine cirkussen, die nog altijd in vele onzer groote steden gedurende de kermis worden geduld. De Franschen verbannen deze gore, maar schilderachtige, ellende naar een afgelegen kwartier, en geven ons hierin eene goede les. Steinlen teekent het personeel der kermistent eenige oogenblikken voor dat de voorstelling begint. De directeur lokt de gapende voorbijgangers, havelooze muzikanten geven de laatste ‘waarschouwing’ - eene vrouw op den voorgrond slaat de groote trom. Zij is gekleed als eene danseres met gazen rokken, de beenen in groezelig tricot. Uit de koolzwarte oogen fonkelt een onheilspellend vuur - het hooge voorhoofd wordt door een bos van roetzwarte vlokken omhuifd - de dunne lippen zijn vast op elkaar geklemd - de magere gespierde handen slaan la grosse caisse. De figuur dezer kermisdanseres, zoo koen, zoo fier, zoo uitdagend van blik en houding, boezemt belangstelling gemengd met eene onbestemde vrees. Die duistere oogen zijn onpeilbaar zwart als de nacht - eene wereld van tragische ellende uitstralend - dreigend met bittere, bloedige weerwraak.

Ter Leidsche tentoonstelling trok zeer in het bijzonder de aandacht al wat te zien werd gegeven van een ongemeen oorspronkelijk artist met den Hollandschen naam: Ibels. De genialiteit, waarmee in enkele trekken een geheel figuur werd volteekend, verdient de hoogste waardeering. Ibels toovert met breede krijtstrepen mooie Pierrots, magere koordendanseressen, dikke dames aan het strand, domme burgerheeren, die zich vervelen, en schoon maar vluchtig aangestipt, ziet de beschouwer alles alsof het in de kleinste bijzonderheden was uitgewerkt. Inzonderheid trof mij eene teekening door Ibels La danse des Ventres genoemd. Het is een tooneel tusschen twee pierrots. De een verslaat met een gezicht vol jubel zijn martelenden honger aan een hoogopgestapelden voorraad spijs, de ander sluipt met fonkelende oogen naderbij, terwijl hij met de rechterhand eene dolk omklemd houdt. Het humoristisch-tragische van deze fantasie is aangrijpend. De teekenaar dwingt ons te denken aan den afloop van den strijd, daar de uitdrukking der trekken van zijne beide Pierrots ons allerlei verschrikkelijkheden voor de verbeelding toovert.

Frits Lapidoth heeft zeer belangrijke inlichtingen over dezen kunstenaar gegeven. Hij stelt den Nederlander Hendrik Gabriël Ibels boven Forain en boven Gavarni. Wij vernemen, dat deze geniale man een ‘overtuigd anar-

[pagina 115]
[p. 115]

chist’, en medewerker is van een geïllustreerd anarchistisch weekblad: Le Père Peinard. Het is zeer te wenschen, dat Ibels zich alleen in theorie met het anarchisme bezig houde. Politieke hartstochten benevelen het hoofd, en verlammen de hand van den kunstenaar.

Nog andere teekenaars leerde ons de Leidsche tentoonstelling kennen: Grasset, die wederom eene dansende kunstenares voor eene kermistent gaf, zeer mooi van tint en toon, en tevens eene reeks zeer bizarre, historische teekeningen naar middeleeuwsche volksromans, en wel inzonderheid bij Les quatre fils Aymon. Er is eene groote tegenstelling tusschen de hooge naïveteit van den volksroman, en de zeer samengestelde geleerde compositiën van dezen illustrator. De prozacitaten bij de teekeningen staven, dat Grasset naar een tekst uit de zestiende eeuw werkte, en dat hij door grillige en geleerde zonderlingheden de rijke fantasie van een Robida nog poogt te overtreffen. Het doet mij een uitstekend genoegen, dat Frits Lapidoth de verdiensten van Robida ruimschoots doet uitkomen, en, wat zijne illustratie van Rabelais betreft, hem veel vollediger acht dan Gustave Doré. Zeldzaam heeft een teekenaar - met uitzondering van Charles Rochussen - zulk eene degelijke kennis van het kostuum, de architectuur en de meubelen der XV en XVI eeuw aan den dag gelegd als Robida. Men doorbladere zijne illustratiën van de Cent Nouvelles Nouvelles en bewondere den goeden smaak en de verbazende geleerdheid van dezen artist. Zijne vrouwenkostumen uit den Bourgondischen tijd zijn van eene archaeologische elegantie, die een alleraangenaamsten indruk maakt.

Een weinig bekend teekenaar - althans ten onzent - noemt zich de Toulouse Lautrec. Men zag eenige staaltjes van zijn talent op de jongste tentoonstelling te Leiden. Ook deze artist heeft zijne eigenaardige kunstgrepen. Eene zijner scheppingen stelt een modernen cavallerieofficier voor. De geheele figuur en het paard zijn met een nauwelijks merkbaren omtrek aangeduid. Buiten dien omtrek heeft hij een zeer licht grijsgroen tintje aangebracht - zoodat de ruiter en het paard geheel wit blijven - met enkele fijne lijntjes alles luchtig aangevuld. Dit procédé is zoo uitnemend talentvol aangebracht, dat het schijnt of eene zeer uitvoerige teekening was tot stand gekomen.

Lapidoth bericht van hem, dat hij zeer populair is geworden, en noemt hem een ‘fin-de-siécleux.’ Zijn talent openbaart zich op zeer verschillende manieren. Hij kiest als Steinlen zijne tafereelen dikwijls uit het leven der buitenboulevards. Hij is een meester in de voorstelling van het lagere volksleven op de bals (bal du Moulin de la Galette), waar verloopen souteneurs en trottins dansen. De tronies zijner straattypen drukken op aangrijpende wijze de diepste verdorvenheid uit. Hij zorgt er evenwel voor, dat zijne figuren niet in hunne volrijpe afzichtelijkheid worden voorgesteld - zijne satire blijft aesthetisch.

Ook meer bekende teekenaars waren op de jongste tentoonstelling door enkele hunner werken vertegenwoordigd: Louis Legrand, Willette, Forain, en Chéret, die nu een Europeeschen naam hebben verworven. Van Louis Legrand, die vroeger zoo ijverig medewerkte aan le Courrier français, is maar weinig te

[pagina 116]
[p. 116]

zien. Eene zeer idyllische teekening: En famille stelt een allerliefst slapend kind voor, terwijl de bewondering straalt uit de oogen eener ter zijde staande moeder. Louis Legrand is anders niet zeer idyllisch gestemd. Zijne groote onbeschroomdheid in de keus zijner onderwerpen heeft hem in aanraking gebracht met den strafrechter. Hij heeft in den Courrier français het uiterste gewaagd, en haalde zich een vonnis op den hals voor eene teekening, die eveneens En famille heette, maar eene alles behalve onschuldige voorstelling gaf.

Frits Lapidoth heeft er volkomen terecht opgewezen, dat tusschen 1888 en 1893 te Parijs onbeschaamdheid en gemeenheid in den monde ou l'on s'amuse mode werden. De liederen, de dansen, de teekeningen, huldigden die verwildering van smaak en zeden. Louis Legrand heeft in dit opzicht dapper meegedaan, hoewel ieder erkende, dat hij een zeldzaam talent verspilde aan tuchtelooze voorstellingen. Tot twee maal toe is hij getroffen door een vonnis, zoodat men nu van hem bijna uitsluitend zeer knappe kinderfiguurtjes of danseuses, die zich oefenen in het foyer de la danse, ziet. Vroeger, toen hij ijverig medewerkte aan den Courrier, die zelfs de meest gewaagde voorstellingen in bescherming nam, teekende hij al de zedeloosheid van Parijs in de afzichtelijkste vormen. Diep gevallen, afschuwelijke grijsaards, vroeg verdorven jeugd, allerlei zedeloosheid met uitdagende ruwheid, maar tevens met een talent van den eersten rang op het papier geworpen, maakten hem berucht.

In het tuchtigen van zedeloosheid, doch in fijneren vorm, overtreft hem J.L. Forain. Met stouten humor teekent deze de laaghartigheden van den gezeten burgerstand - van de zoogenaamde fatsoenlijke lieden. Men vond ter tentoonstelling eene geheele reeks zijner schetsachtige krabbeltjes, die zulk een onvergetelijken indruk maken. Zij waren ontleend aan een album, dat tot titel voert: Les temps difficiles (Panama). Een koopman, die naar de Beurs gaat, zegt tot een ouvrier: ‘Vous le voyez, mon ami, j'ai les mains vides!’ - en de ouvrier antwoordt: ‘Et moi les poches vides!’ Eene reeks van schetsen onder den titel: Les joies de l'adultère maken een pijnlijken indruk door de verfijnde scherpheid, waarmee het overspel wordt getroffen.

Van Pierrot-Willette, als men hem noemt, ziet men meestal geestige teekeningen in den Courrier. Hij is een zonderlinge fantast, die aan Boulangistische en socialistische politiek doet, en een hevigen afkeer heeft van den sénateur Bérenger, van de Freycinet, van de predikanten Monod en de Pressensé - omdat deze door hunne Ligue contre la licence des rues ook de onbeschaamheid der modernste teekenaars hebben aangevallen. Zijne teekeningen van Pierrots zijn allerdichterlijkst, onder invloed van Théodore de Banville na de herleving der pantomine te Parijs ontworpen. Als hij niet streeft naar politieke satiren, geen aanvallen onderneemt tegen Bérenger, is hij kinderlijk gevoelig en eenvoudig in zijne scheppingen. Zijne aardigste plaat stelt eene modiste met een spanen doos voor, die stil staat bij de lijdzaam wachtende omnibuspaarden, en de dieren een kus op de neusgaten drukt. Willette schreef er onder: ‘Mimi Pinson, tu iras en Paradis!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken