Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5 (1895)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5
Afbeelding van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5Toon afbeelding van titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (51.19 MB)

ebook (55.18 MB)

XML (3.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 5

(1895)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 441]
[p. 441]

Uit de studeercel der redactie.

In Nederland heeft men in 1869 terecht gejuicht over de afschaffing van het dagbladzegel. De dagbladen zijn omvangrijker, degelijker, onderhoudender geworden. Meest alle Nederlanders zouden hun dag bedorven vinden, wanneer zij hunne krant niet gelezen hadden. Is de euphemistische spreektrant overdreven, die de pers ‘de koningin der aarde’ noemt, er is zooveel goeds van de dagbladpers te zeggen, dat een ziertje overvragen niet deert. Intusschen komt het zelden voor, dat er op de schaduwzijde der dagbladpers wordt gewezen. Men let er niet op, dat het lezen van dagbladen ook zeer eigenaardige gevaren oplevert.

In de eerste plaats verliest de hartstochtelijke krantenlezer zeer veel tijd. Nieuwstijdingen van volkomen onbelangrijken aard vullen heele kolommen. Zoo verliest men uren met te lezen: wie in de gemeente Baarle-Nassau tot wethouder is gekozen, met te lezen, dat een predikant voor zijne beroeping in de gemeente Lutjegast heeft bedankt, en dat de postbode der gemeente Willemstad zijn pensioen heeft gekregen. Een tweede gevaar schuilt in verlies aan zelfstandigheid, daar de krantenlezer van professie meestal geheel het oordeel van zijne krant in staatkundig opzicht huldigt. Een derde gevaar is verborgen in de anoniemiteit der samenstellers van de krant. De onbekende verslaggever over staatkundige, wetenschappelijke of artistieke vergaderingen velt zijn oordeel met de meeste beslistheid. De hartstochtelijke krantenlezer houdt zich aan het kritisch gezag van den anoniemen beoordelaar gebonden, en spreekt in juist dezelfde termen als zijne krant. Eene zeer eigenaardige schaduwzijde van de Nederlandsche journalistiek ligt vooral in het opnemen van allerlei plaatselijke berichten, die aan niemand eenig belang inboezemen, tenzij aan den inzender zelven. Daarbij komt, dat zeer gewichtige feiten in den vreemde, of zeer kort, of in het geheel niet, worden vermeld.

Een enkel voorbeeld van dit laatste geval moge mijne meening nader staven.

Gedurende den nacht van 23 Augustus 1895 was de heele bevolking der stad Brugge door zoo groote geestdrift bezield, dat aanstonds gesproken is van ‘une nuit historique’. Omtrent dit feit is in de Nederlandsche dagbladen of in het geheel geene, of eene zeer korte melding gemaakt. En toch schijnt de oorzaak der groote feestvreugde te Brugge - een door de Wetgevende Macht aangenomen krediet van ettelijke miljoenen voor den aanleg van een groote kanaal van Brugge naar de zee - een feit, dat ook in Noord-Nederland met sympathie zou behooren begroet te worden.

Ieder heeft gewezen op ‘Bruges, la morte’. De dichters hebben het elkander nagezongen. Wie kent niet de twee schoone strofen van Ledeganck:

 
‘Wie ooit een doode maged zag,
 
Den eersten droeven stervensdag,
 
Eer nog de vinger de vernieling
 
De lijnen heeft gekrenkt van schoonheid en bezieling, -
 
Die ondervond hoe zacht, hoe engelachtig schoon
 
't Genot der eeuwge rust op 't wezen ligt ten toon:
 
En ware het niet, dat oog, verglaasd en onbewogen,
 
En ware het niet, die wang, met lijkwade overtogen,
 
Waarop de aanschouwer staart door weemoed overmand,
 
Hij twijfelde uren lang. Zoo kalm en boeiend tevens
 
Is 't aanzien van den dood, nog in den vorm des levens, -
 
En zoo is 't aanzien van dit strand!’
[pagina 442]
[p. 442]
 
‘Dus zong de bard van Albion,
 
Toen onder Hellas milde zon,
 
Daar hij op vroeger grootheid rouwde,
 
Hij 't prachtig Griekenland, thans levenloos, beschouwde.
 
En zulk een sombre toon, en zulk een treurig lied
 
Ontwelt mij, daar mijn oog op uwe muren ziet,
 
O lang gevierde Maagd der rijkste van de steden!
 
Nog draagt gij 't kenmerk van den adel om de leden,
 
Nog zweeft om u een straal des luisters van weleêr;
 
Maar ach! de hand des doods drukt loodzwaar op u neder:
 
Wel vind ik nog in u het schoone Brugge weder,
 
Maar 't levend Brugge, eilaas, niet meer!’

Het schoone Brugge! Niemand zal het den dichter tegenspreken, die op het groote plein te Brugge den imposanten Halletoren boven het uitgestrekte Hallenpaleis ziet oprijzen, die van alle zijden de torens der kathedraal, van Sint-Jacob, van Onze Lieve Vrouw, ziet stijgen aan de lucht. En dan het prachtige standbeeld van Breydel en de Koninck - de trotsche herinnering aan het tijdvak van Brugge's luisterrijken bloei. Het was de tijd, toen de Fransche Koningin Jeanne de Navarre van spijt verbleekte, omdat zij bemerkte, dat de vrouwen der Bruggelingen kostbaarder parelen en juweelen droegen, dan zij zelve; - het was de tijd, toen Brugge stapelplaats was van den Engelschen wolhandel, toen twintig consuls van vreemde mogendheden hunne kantoren te Brugge hadden, toen de stad handel dreef met heel de beschaafde wereld, en schepen van Venetië, Genua en Byzantium er de kostbaarste produkten uit het Oosten kwamen aanbieden.

Van al die glorie tuigen de prachtige gebouwen, die nu op de minder woelige bevolking, op eene langzame wegstervende stad neêrzien. Vandaar de herhaalde en onvermoeide pogingen van vele Bruggelingen, om hunne stad te doen herleven. Daar de zee van Brugge geweken was, moest men de zee terugbrengen vóór Brugge, moest Brugge op nieuw zeehaven worden. De eer dit denkbeeld het eerst te hebben geopperd, met taaie volharding te hebben gehandhaafd tegen alle mogelijke bestrijding, en eindelijk door medewerking van de gemeente Brugge, het provinciaalbestuur van West-Vlaanderen en den Belgischen Staat tot een begin van uitvoering te hebben gebracht, komt toe aan Jhr. A. de Maere-Limnander, den ten onzent zoo welbekenden en hooggewaardeerden voorzitter van verschillende Nederlandsche Taal- en Letterkundige Congressen.

In 1877 - nu achttien jaren geleden schreef Jhr. de Maere zijne eerste brochure: D'une communication directe de Bruges à la mer, en sedert heeft hij meer dan twintig geschriften in het licht gegeven, om zijn groot denkbeeld te verdedigen. Eerst nu, in Augustus 1895, gelukte het den minister de Bruyn, minister van landbouw en openbare werken, om een wetsontwerp door de Belgische Kamer te doen aannemen, waarbij ettelijke miljoenen uit de staatsfinantiën tot het graven van een reusachtig kanaal voor schepen van grooten diepgang werden beschikbaar gesteld.

De tijding van dit feit had te Brugge in den avond van 23 Augustus eene gadelooze vreugde en geestdrift doen opleven. De groote klok der Halletoren begon zijne dreunende stem te doen hooren. Alle klokken der talrijke kerken en kapellen voegden zich bij den grooten beiaard. Van alle huizen werden vlaggen ont-

[pagina 443]
[p. 443]

plooid. De vreugde was op aller gelaat te lezen. Overal klonk de uitroep: ‘Brugge - Zeehaven!’ Des avonds te negen uren vloeide geheel Brugge naar het groote plein der Hallen - en schoon het van tijd tot tijd wat regende, begon aan alle huizen eene snel geïmprosiveerde illuminatie ontstoken te worden. Al de nog te Brugge bestaande ambachtsvereenigingen en gilden kwamen te zamen op het binnenplein der Hallen, om bij toortslicht een optocht naar het station te houden. Te kwart voor tien uur zette zich de onafzienbare stoet in beweging, al de burgerlijke corporatiön uit Brugge met muziek en banieren. De meeste dezer vereenigingen zijn zuiver Vlaamsch met Nederlandsche namen als: Jonge Kerkwacht, Vereenigde Hoveniers, Davidsfonds, De vrije Vlamingen, de Maatschappij: De Brugsche Kerels, De Vlaamsche Tooneelvrienden, De jonge Vlamingen, de Liberale Vlaamsche Bond, Van Gheluwe's Genootschap, de Van Maerlantszonen en nog talrijke anderen.

De zeer groote wachtkamer van het Brugsche station was gevuld met autoriteiten en belangstellenden. Men verwachtte in de eerste plaats Jhr. de Maere-Limnander, den onvermoeiden strijder voor het door hem geopperde plan Brugge - Zeehaven, en voorts de leden der Kamer en van den Senaat, die door Brugge zijn afgevaardigd, en die hun uiterste best hadden gedaan de wet tot aanleg van het groote kanaal te doen slagen. Bij de verschijning van Jhr. de Maere klinken van allerwege donderende toejuichingen. Het volk op het stationsplein zingt een echt Vlaamsch referein:

 
‘Leve mijnheer de Maere!
 
En hij mag er wezen!
 
Leve mijnheer de Maere!
 
En hij mag er zijn!’

Spoedig daarop verschijnen, uit Brussel gekomen, de leden der Kamer: Jhr. Visart, Burgemeester van Brugge, de heeren Declercq en Ronse, en de heeren Van Crombrugge en Van Ockerhout, leden van den Senaat.

Ook deze heeren worden met onuitsprekelijke geestdrift ontvangen - niet het minste de Burgemeester Visart. En op nieuw klinkt het referein:

 
‘Zonder mijnheer Visart
 
Kunnen wij niet wezen!
 
Zonder mijnheer Visart,
 
Kunnen wij niet zijn!’

Het Vlaamsche volk heeft eene ongemeene kracht in het voortbrengen van geluid, wanneer het door eene of andere groote aandoening wordt bewogen. De wachtkamer van het Brugsch station scheen op hare grondvesten te daveren. Het spreekt van zelf, dat er nu eene rij van allerlevendigste toespraken werden gehouden, waarop aan Jhr. de Maere, aan den Burgemeester van Brugge, aan de Brugsche Kamerleden en de Brugsche Senatoren de warmste hulde werd gebracht. Daarna vertrekken allen naar de groote zaal der Hallen. De gouverneur van West-Vlaanderen, de Baron Ruzette, biedt zijn rijtuig aan den Burgemeester, Jhr. de Maere en eenige anderen. Zoo spoedig dit rijtuig het station verlaat, regent het bloemen van alle zijden. Door toortsdragers omringd kan het rijtuig maar met moeite door de dicht opeengepakte menigte vooruitkomen. Ver-

[pagina 444]
[p. 444]

schillende keeren moet het stil staan - jonge dames bieden fraaie ruikers aan de heeren De Maere en Visart.

Een kwartier voor middernacht is een voornaam deel der manifestanten met de helden van het feest vereenigd in groote zaal der Hallen. Op nieuw volgt eene rij van toespraken. In de eerste plaats spreekt de heer Nieuwenhuise, als voorzitter van le Bureau-permanent du Meeting Bruges-Port de Mer, en huldigt op nieuw de mannen, wier volhardende ijver eindelijk het groote doel deed bereiken. Zeer eigenaardig is het verschijnsel, dat nu een werkman, een letterzetter, Pol Ghyoot, het woord neemt. Vooral de werklieden mogen juichen - zegt deze - nu het groote werk van Brugge - Zeehaven wordt ondernomen. De werklieden zullen er de voordeelen van ondervinden, en daarom brengt deze letterzetter den dank der werklieden aan den ontwerper van het plan: Jhr. de Maere. Dankbaarheid is een karaktertrek van het oude Vlaamsche volk. Dankbaarheid deed op de markt te Brugge het standbeeld van Breydel en de Coninck verrijzen - eerlang zal Vlaamsche dankbaarheid een monument stichten voor De Maere en Visart.

Het is hoogst opmerkelijk, dat van de zijde der werklieden zulk een uitnemend beschaafd en wegsleepend woord werd gesproken. De spreker had met volkomen juistheid ingezien, dat de reusachtige werken, die miljoenen aan Staat, Provincie en Gemeente zullen kosten, eene redding zullen zijn voor vele werkeloozen, en dat, na de voltooiing van het kanaal, steeds nieuwe arbeidskrachten zullen noodig blijven. Gaat Brugge nu, wat ieder Nederlander hoopt - misschien met uitzondering van eenige Antwerpenaren - eene schitterende toekomst te gemoet, dan zullen de nijvere werklieden van Brugge er het meeste voordeel uit trekken.

Er volgen nog meer toespraken - het enthoesiasme blijft steeds klimmen. Jhr. de Maere spreekt met groote ontroering en innige blijdschap - hij wijst er met weemoed op, dat niet allen de voltooiing van het groote werk zullen beleven - en herinnert er aan, hoe hij vóór achttien jaren in deze zelfde zaal het eerste plan tot Brugge - Zeehaven heeft ontwikkeld, en zijne kaarten en bestekken aan de muren had opgehangen. Eene geestige rede van Julius Sabbe, bij de Noord-Nederlandsche broeders zeer goed bekend als talentvol redenaar, besloot de rij der toespraken. Men had gezegd, dat het zoo jammer zou zijn als Bruges la Morte weer tot het leven zou worden opgewekt, omdat de dichterlijke stilte, het artistieke karakter der stad er bij verliezen zou, als zij eene drukke koopstad werd. Hij herinnert aan het voorbeeld van Athene, Rome, Amsterdam en Parijs, steden van druk bedrijf, van handel en nering, waarin juist de kunst op het weligst heeft gebloeid. En nogmaals klonken de nooit vermoeide stemmen der toejuichers.

Men weet hoe snel het gemoed onzer Zuid-Nederlandsche broeders is te ontroeren, maar eene geestdrift, als in den nacht van Vrijdag 23 Augustus zich te Brugge openbaarde, is ook daar geen alledaagsch verschijnsel. De toekomst van eene stad als Brugge, met een zoo grootsch historisch verleden, waar aan alle zijden onze taal met West-Vlaamsch accent wordt gesproken, kan ons niet onverschillig zijn. En juist daarom vestigde ik de aandacht op dit feit - wellicht tot nog toe te weinig in Nederland besproken.

T.B.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken