Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 13 (1903)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 13
Afbeelding van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 13Toon afbeelding van titelpagina van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 13

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (47.28 MB)

ebook (50.49 MB)

XML (2.77 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 13

(1903)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Nieuwe boeken.

Feesten door Jac. van Looy is wel het meest bijzondere van de vele werken, die ons den laatsten tijd ter aankondiging werden toegezonden. Van Looy geeft de weerspiegeling in zijn kunstenaars-ziel van een stuk werkelijkheid zóódanig dat het op ons den indruk moet maken van ook te zijn een toevallig zóó waargenomen stukje leven. De kunst van compositie wordt derhalve even zorgvuldig verborgen in deze prozastukken als een landschapschilder haar verbergt in zijn schilderijen. Doch zij is er niet minder om, integendeel. Van Looy houdt er een eigen compositie op na, die hem in staat stelt zijn psychologie van het een of andere groepje vast te maken aan een uitvoerige detailleering van de omgeving. Hij koos Feesten tot titel van zijn boek; maar men moet niet denken dat het feesten daarom hoofdzaak is. Want het begrip is voor hem uitgebreider dan hetgeen in 't dagelijksch leven aan dit woord wordt gehecht. Men leze maar het ‘feest’ van den maaier, die een groote wei afmaait op één dag, onder gloeihitte. Een aanhaling is hier noodzakelijk:

‘.... In de luister-stilte van den feestlijkvroeg begonnen rustdag verluidden de brooze klankjes van het haren en de alleenigheid waarmede de hamer op het ijzer speelde bedrukte Wimme nu zeer. Zou hij toch maar niet gedaan maken. Een oogenblik lag hij

[pagina 371]
[p. 371]

er de boel bij neêr, keek vaag over het land, zoo woestijnig voor zijn lage oogen wijkend en zoo eng toch binnen de rossige bosschigheden waartoe de horizonnen nu alle waren vergaan. Maar als hij zag dan hoe schrikkelijk ver de pijp van de watermaschien daar schemerde, die toch maar half-weg nog was, hem het gevoel overkwam van den in de vroegte af te loopen afstand en dat op 'n luie maandag, om zoo'n stuk of wat zwaaitjes, met al de schâ van wel twee schaften, en bedacht erbij hoe er misschien toch wel morgen 'n keer in 't weêr kòn komen, en hij dan zijn grondje het hoog-noodige eindelijk geven mocht, ontdeed hij zich flink van zijn kleêren, en na eerst nog den nagel bij de kleine dol die wat was losgewrikt, te hebben aangedreven, nam hij zijn waterkruikje en stapte naar zijn werk.

Hoog boven den dijk vuurde het zonnen al naar het lage westen, schoon 't even ongenadig neêrschroeide nog van uit de hoogste lucht. Uit de ijs-blauwige noord-oostelijke diepte van den hemel spiegelde zich altijd hetzelfde bleeke dondergevaarte, onveranderd op schriele hagel-grijze luchtlaag zijn dreigement aanstapelend, en verzwijmelen en weêr in willend, wegdooiend tot 'n belofte van niets. Benauwder al meer overging de Zondags-vreê, heel de bedwelmde vlakte waar alle leven voor goed gescholen scheen onder de schaduwen der daken en dorpen; de vroege-avondstilte als een doem over al de kampen hing, de vroolke vlagge-kleurtjes wimpelden niet even in de wijdte, al het gedane in den broei-gloed rustte terwijl al het dichtbije en nog te winnene gras hier kwam aanblakeren tot diep in het binneninnne bestookt geraakt van venijnige stekelingen. Ook Wimme aan den loop was overstraald van gloed; zijn hoofd straalde rooder uit, zijn knuist blonk heviger aan den boom en zijn al-lange schaduw smaragd de stoppels overvloeide, toen hij aan de voorlaatste zwaai gekomen moeizaam nog even het nestje overboog....

Geklampt aan den grond, de lippen klemmend, of 't tongpuntje uit zijn mond gelijk een kind dat zijn best doet, dan met de onderkaak erg zeggend de vooruitwillende beweging, joeg hij zijn zeis er machtiger door, zijn voeten wrongen en kantelden of er de enkels braken. Alle leden rekten en nepen naar het maken-gedáan; zijn hel hemd verslonsde, vervuilde, of er 't licht betrok nog meer; donkerder zwoegde hij voor het somber gloeiende land uit. In de lendenen, in de armknikken het eerst en op de hooge spier-bulten plekte zijn lijf zich door, aan de knieën dan en langs de dijen op, langzaamaan zijn naakt zich bloederig door zijn klevende kleêren beeldde.

Als kostbaar mineraal was er het gras aan 't vonken; doffer oogelden de bloempjes weg onder de vlamming van de zeis. Werktuigelijk spoelde de maaier er telkens in de eene greppel het bloed en gruis af, er de snede van smerend in de andere.

Niets meer was er in zijn gedachten, zijn hoofd leek hem als volgeblazen met hooigeur, niets bleef er leven dan dat hij opschoot en nog harder opschieten moest, zou hij den buurttrein halen. Dan kromde zijn schoer begeeriger, dat er zijn hoofd aan den nek vermagerde, sprenkelend 't zweet boven de eentonige vrating van de zeis. 'n Paar maal nog greep hij de kruik, dronk gulzig frischte in en als hij aanstreek gonsde onder zijn heete hoofd het blauwende metaal ontzaggelijk koel.’

Dat is het naderende ‘feest’ voor den maaier. Van Looy geeft hier de intimiteit van werkman en werk volkomen. In een ander ‘feest,’ is het de intimiteit van gelieven, die in het duin loopen, nog elders het heusche ‘feest’ van den bijkans arme, gevierd in benauwde kamer onder druk van bekrompenheid van middelen, bekrompenheid òòk geestelijk van menschen.... en dat het proza van dezen kunstenaar zoo diep ons voert in dàt primitieve voelen der menschen, is de groote waarde ervan, te voegen bij die der, meestal voortreffelijke klank-uitdrukking en van den suggestief rhytmischen volzinnen-bouw.

Feesten is lektuur voor hen, die om den vorm een werk genieten kunnen. 't Boek brengt geen verhaaltjes die aangenaam bezig houden. Dit doet wèl, hier en daar, de Meester's bescheidenlijk aangeboden en door

[pagina 372]
[p. 372]

Van Dishoeck zeer net uitgegeven prozabundel Allerlei Menschen, beginnend met een humoristisch aardigheidje, dat voortreffelijk werd verteld. We krijgen dan verder nog schetsen uit Parijs.... van alles wat, niet steeds in den vorm voldoende keurig gehouden, noch altijd even vermakelijk of boeiend, een verzameling van zeer ongelijke stukjes.

 

Voor menschen, die nog verzot zijn op ouderwetsch humoristische boeken - hun aantal is hier te lande niet gering - moet een welkome gave zijn, het over de vier honderd bladzijden dikke werk Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud door Vlerk (Cohen-Arnhem-Nijmegen), geïllustreerd met de oude prentjes, ingeleid bij 't hedendaagsch publiek door W.F.C. van Laak, die er aan herinnert dat het werk anno 1840 te Amsterdam werd uitgegeven bij Hendrik Frijlink. Gewin had het geschreven als student of proponent, als zoodanig studiegenoot te Leiden van Beets, Hasebroek en Kneppelhout - Hildebrand, Jonathan, Klikspaan.... Vlerk werd vergeten; maar niet ds. Gewin. Zijn humoristisch boek werd onvindbaar. De inleider zegt ervan:

‘Hoe men Vlerk ook beoordeele, - en een man als Potgieter, eens de criticus van De Gids, beoordeelde hem niet zacht. - Vlerk heeft nog meer dan zijne vrienden getoond in welke letterkundige atmosfeer hij leefde.

Hij schijnt zich te hebben voorgesteld in dit boek over Polsbroekerwoud en zijne vrienden bij elkander te geven ongeveer al wat de Romantiek in dien tijd eigenaardigs had.

Eigen, persoonlijke opmerkingen overal, humoristische uitweidingen, afgewisseld door de stelselmatige opsomming van de vier of vijf oordeelvellingen der vier of vijf reizigers omtrent al wat ze zien of beleven. Daarbij de zoete dweperij van een der vrienden, die een echt ontvlambaar jong hart bezit. Tot tegenstelling laat zich bij iedere gelegenheid de zwaartillende Holstaff hooren, die de donkerste schakeeringen der melancholie alom weet aan te brengen met een stillen wellust, een betere zaak overwaardig. Dat alles gelijkt nu en dan op een van te voren opgemaakt stelsel, dat in alle onderdeelen uitgevoerd is naar een onwrikbaar besluit.

Zoo moeten er dan ook onverwachte avonturen plaats hebben, schaking, moeite met de policie en minstens één erg hartstochtelijk, hoogst tragisch tooneel. De persoon van Polsbroekerwoud wandelt tusschen dat alles door als een type van het oude Hollandsche burgermannetje. Dat hij een der gepromoveerde vrienden is, gewezen student en Rotterdammer van geboorte, is misschien een kleine vergissing, want hij is veeleer een jongere broeder van Stastok, dan een vriend uit den kring van Hildebrand.

Doch, zooals hij daar treilt en zeilt, is hij een van de personen, die leven brengen en afwisseling in deze Romantische brouwerij.

Het zal menigeen niet berouwen deze reisontmoetingen te hebben ter hand genomen, ja enkelen zullen met dankbaarheid in den schrijver den opgeruimden zin herkennen van Veervlug zelven, die onder den naam van Vlerk al zijnen humor heeft willen laten uitrazen...’

Zelf voel ik voor een humor, die zoo verbazend is aangelengd, niet veel; toch gaarne zij erkend dat het boek in zijn soort niet minder is dan menig buitenlandsch succesboek. De prentjes zijn alleraardigst en heel typisch.

 

Door den Nederlandschen Boekhandel (Gent-Antwerpen) is uitgegeven De Vlaamsche primitieven, hoe ze waren te Brugge, door Karel van de Woestijne. 't Is een herdruk van de zeer beteekenisvolle artikelen van den knappen kunstkenner, die indertijd verschenen in de XXe Eeuw, herzien, aangevuld en met aanteekeningen aan den voet der pagina's nog verrijkt, nadat de schrijver kennis had genomen van de velerlei studies over hetzelfde onderwerp door Henri Hijmans, G. Hulin de Loo en anderen uitgegeven. Het is een der zeer goede werkjes over deze hoogst belangrijke tentoonstelling, een boekje om zorgvuldig te bewaren, om de plastische beschrijvingen der voornaamste werken, zoowel als om de kunsthistorische bijzonderheden, door Woestijne op aangename wijs in herinnering gebracht.

F.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Feesten

  • over Reisontmoetingen van Joachim Polsbroekerwoud en zijne vrienden


auteurs

  • Frits Lapidoth