Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 17 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 17
Afbeelding van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (40.01 MB)

ebook (42.36 MB)

XML (2.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 17

(1907)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Artistiek eigendom.
II.

In het October-nummer van den vorigen jaargang schreven wij te dezer plaatse: Me dunkt het wordt tijd dat er in deze, (gemis aan bescherming van artistieken eigendom) eenige wettelijke regeling komt, al zal het ontzaglijk moeilijk zijn, in vele gevallen met juistheid de rechten van den artiest te handhaven, vooral waar deze dikwijls slechts op moreele, ethische gronden berusten. Maar eenigszins zijn positie tegenover fabrikanten te waarborgen zal toch zeker niet ondoenlijk blijken.’ Sinds dien zijn wij al weer een schrede verder gekomen, en is er vanwege de Vereeniging tot bevordering van Ambachts- en Nijverheidskunst, een enquête ingesteld om te kunnen nagaan op welke wijze men misbruik maakt van het ontbreken eener wet op artistiek eigendom, in hoeverre de kunstenaar hierdoor geschaad wordt, en welke middelen mogelijk tot verbetering van deze verkeerde toestanden zouden kunnen worden aangewend.

Al waren deze voorbereidingen toen reeds hangende, wij wilden de zaak niet vooruitloopen en het rapport afwachten der commissie, die zich met dit onderzoek zou belasten, en dat thans in een (laten wij het er even bijvoegen, dank zij de firma Duwaer en van Ginkel) typografisch goed verzorgd boekje bij den uitgever L.J. Veen te Amsterdam is verschenen.

Is het nog noodig hieruit aan te halen op wat wijze men zich alzoo meester maakt van eens anders eigendom? Wij wezen er den vorigen keer reeds op; in iederen tak van kunstnijverheid vindt men een profiteeren ten koste van eens anders arbeid en ten nadeele van diens beurs. De commissie van onderzoek heeft dit aan de hand van uitvoerige vragenlijsten, gezonden aan verschillende ontwerpers, voor de rubrieken: aardewerk en porcelein, - metalen luxe voorwerpen, - metalen gebruiksvoorwerpen, - plastiek in hout en

[pagina 431]
[p. 431]

steen, - plastiek in terra cotta en aardewerk, - modelleeren en ciseleeren van metaal, - meubelen en woninginrichting, - dekoratieve schilder- en grafische kunsten, lithografie, houtsneden, versierd drukwerk, boekverzorging, batiks enz., - dameshandwerken, borduur- en weefwerk en tapijten.

Merkwaardig is te onderscheiden de verschillende wijzen en redenen, waarom ontwerpen worden nagemaakt; deels is dit bij kunstnijveraars (om dit zeer leelijke woord ter kenschetsing maar eens te gebruiken) onderling, uit gebrek aan eigen scheppingsvermogen, maar voor een zeer groot deel geschiedt het door industrieelen uit finantieele overwegingen òf om de kosten van eigen ontwerpen te besparen [...] te kunnen profiteeren van het succes, dat [...] ontwerper reeds gehad heeft, soms van diens naam, om zoodoende artikelen ‘in den geest’ van dien kunstenaar in den handel te kunnen brengen.

Opvallend is het namaken in de aardewerkindustrie en in het meubelen-bedrijf, terwijl bij de categorie der dameshandwerken zich het curieuse verschijnsel voordoet dat, niet alleen andere onderwerpers, en firma's, maar ook het publiek zelf aan het namaken gaat, en dit zit er zóó in, dat dames er volstrekt niets onregelmatigs in vinden, uit ‘op zicht’ gevraagde patronen datgene over te nemen wat hun van pas kan komen. De wijzen trouwens waarop het mogelijk is van andermans ontwerpen te profiteeren zijn talloos, en de geïllustreerde kunsttijdschriften, zij hebben bij de vele goede hoedanigheden die hun kenmerken er in dit opzicht helaas ook het hunne toe bij gebracht, terwijl tentoonstellingen, waar men vermag te schetsen of te fotografeeren zeer zeker ook vele aanleidingen tot artistieken diefstal bieden. En al verbiedt men schetsen, opmeten en fotografeeren, dan kan men niet beletten dat iemand een vorm, een gedachte onthoudt en thuis gekomen opteekent, zoo noodig de volgende dag terugkeert om zijn geheugen te controleeren.

Deze en meer overwegingen zouden er zeker toe kunnen leiden, en hebben er meermalen toe geleid, dat kunstenaars geen publicatie van hun werk aan tijdschriften afstonden en angstvallig exposeeren vermeden, zoodoende de oorzaak wegnemende uit vrees voor de gevolgen.

Dit in zeker opzicht afdoende middel, het geeft echter geen waarborgen meer, zoodra het werkstuk in andere handen is overgegaan, wat toch in het algemeen het doel van den werker is.

Maatregelen zijn dus noodig, niet om fotografeeren, nateekenen, opmeten enz. te beletten, zeer dikwijls kan dit voor jeugdige ontwerpers een uitstekende studie zijn, maar wel om hiervan misbruik tegen te gaan, waardoor den ontwerper in eenig opzicht, hetzij moreel, hetzij materieel, schade kan ondervinden. Want waar het zich niet beperkt tot het namaken ten eigen profijte van een enkel werkstuk, maar waar een ontwerp en bate van massa-productie door concurent of fabrikant wordt gestolen, daar kan de schade aanmerkelijk zijn. Dikwijls ook leidt dit tot het fabriceeren van een minderwaardig, oogenschijnlijk gelijk-uitziend product, op naam van den ontwerper, die dus èn in zijn reputatie èn in den omzet van zijn eigen product, (want de namaak is steeds goedkooper), de nadeelen ondervindt.

Aan de hand der ingekomen antwoorden zouden wij voort kunnen gaan te wijzen op tal van gevallen, waarbij in meerdere of mindere mate van negeering van den ontwerper sprake is. Niet steeds is dit opzettelijk, heel dikwijls zelfs is men in de vaste overtuiging niets onregelmatigs te doen, en meermalen hoorden wij, dat uitgevers en fabrikanten, die een ontwerp voor een of ander doel hadden aangekocht, zich volkomen gerechtigd achtten het ook op een andere, voor hun dienstige wijze toe te passen, zonder er een oogenblik over te denken den maker hierin te kennen, laat staan te veronderstellen, dat zij misbruik maakten van een te goeder trouw afgesproken overeenkomst.

Wettelijke regeling en bescherming is dan ook noodzakelijk, maar de wijze waarop is door de zoo ontzaglijke uiteenloopende toestanden, door de talrijk verschillende gevallen, een uiterst moeilijk op te lossen kwestie.

Een degelijk scherp contract kan waarborg geven tegenover een firma waar de ontwerper mede in relatie staat; het kan hem garanderen,

[pagina 432]
[p. 432]

dat de modellen naar zijn ontwerp, op zijn naam in den handel gebracht worden, dat zij niet zonder zijn toestemming veranderd of gewijzigd mogen worden; maar gesteld, dat men dit bereikt had, en hoe weinig fabrikanten zullen geneigd zijn in relatie te treden met een ontwerper die begint tal van eischen te stellen, dan nog staat men slechts sterk tegenover één persoon, maar niet tegenover concureerende firma's.

Het photografeeren en deponeeren van een ontwerp evenals dit voor handelsmerken geschieden kan, ook dit is in zeker opzicht mogelijk en zou gerechtelijke vervolging bij namaak kunnen medebrengen, maar helaas in de praktijk blijkt deze wijze van bescherming voor vele vakken, laten we slechts denken aan ontwerpers van grafische versieringen, ondoenlijk, en alleen bruikbaar bij voorwerpen voor massa-productie, afgescheiden nog van de enorme kosten, iedere teekening te moeten doen registreeren.

De commissie van onderzoek gaat dan ook, na de onderscheiden gevallen en wijzen van namaak besproken te hebben, over tot de bestaande middelen die waarborging van eigendomsrecht kunnen geven, en komt tot de conclusies, die ook wij reeds trokken: ‘Ook de Commissie meent, dat ongetwijfeld een werkelijk scherp gesteld contract een krachtig hulpmiddel zal blijken te zijn. Evenwel, hoe zelden wordt een dergelijk contract werkelijk goed en scherp opgemaakt?’ Als bezwaren tegen het opmaken van contracten merkt zij o.a. echter ook aan:

a. Zal een fabrikant steeds zich tot het sluiten ervan laten bewegen?

Dit punt lijkt mij in deze wel het grootste bezwaar, vooral daar, waar de samenwerking van kunstenaar en fabrikant, van den eerste is uitgegaan. Heeft de fabrikant er belang bij, hetzij door naam en reputatie van den ontwerper, hetzij door de artistieke hoedanigheden van diens werk met hem in goede verstandhouding en geregelde relatie te blijven, och dan is een waarborg tegenover dien fabrikant totaal overbodig.

Ook publicatie van namaak gevallen, liefst met afbeeldingen van orgineel en reproductie er naast, wil mij toe schijnen een doeltreffend middel te zijn; want het uitgangspunt is voor een groot deel, dat men zich, hoe ook, benadeelt voelt tegenover het publiek, dus tot het publiek moet men zich dan eveneens wenden. De koopers moeten er, want het geschiedt o zoo dikwijls uit onwetendheid, op gewezen worden, dat ‘namaak’, ‘in den geest van’, enz. enz. niets anders is dan een soort diefstal die zij aldus in den hand werken. Hoe meer men er van overtuigd wordt, dat er een onrechtmatige daad gepleegd wordt, hoe meer er de aandacht op gevestigd wordt, dat men op die wijze den kunstenaar ernstig benadeelt, des te meer zullen de oogen van het publiek ook opengaan voor het feit, dat de ontwerper van een meubel, van een gaskroon, van een aardewerk vaas, óók een kunstenaar is, evengoed als de schilder van een landschap, iets wat men nog maar niet gereedelijk wil aannemen.

Naast publicatie in den ruimsten zin is natuurlijk een wettelijke regeling onontbeerlijk. Waar ten onzent het ambacht, en de kunstnijverheid door het stichten van scholen, door het houden van cursussen, lezingen enz. enz. worden bevorderd en in den goeden richting gestuurd, daar is het absurd als ten slotte de ambachts- of kunst-nijverheidsman aan het eind van zijn studie tot de conclusie moet komen dat het vak van zijn keuze, waarin hij zich gedacht heeft, iets goeds, iets groots voort te brengen, aan alle kanten door kapers omringd is, waarop men geen vat heeft, omdat de uitingen van den kunstenaar bijna steeds algemeen goed zijn.

Naar aanleiding van de verschillende opmerkingen die haar bereikten, geeft de commissie enkele punten aan, die haars inziens in een wettelijke regeling opgenomen dienen te worden en zeer zeker eventueel van belang zijn, in aanmerking te komen.

 

Weer een schrede zijn wij gevorderd, en al komt men dan ook niet dadelijk tot de overtuiging der noodzakelijkheid eener bescherming van artistiek eigendom, op den duur kan die niet uitblijven. ‘Het woord eigendom zegt waarom het hier gaat.’

R.W.P. Jr.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken