Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 18 (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 18
Afbeelding van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 18Toon afbeelding van titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 18

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (40.49 MB)

ebook (43.43 MB)

XML (2.83 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
drama
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 18

(1908)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De middag
door A.P.

Toen 't twaalf uur was, Woensdag, en de school uitging, - de vieze stadsschool, - met al de meesters, - de kwaaië met 't zwarte haar tusschen z'n oogen, en de strenge, met de baard, en de gluiperige... toen kwamen ze gauw bij mekaar, Jan de oudste, Kees, de kleinste, stil als altijd, en hij, Piet, de middelste. En toen, onmiddellijk, liepen ze op een sukkeldrafje naar huis.

Daar aten ze, diep in 't donkere binnenkamertje, waar je de witte raampjes zag met 'r lichte gordijntjes, - met vader, die een werkman was, vermoeid, en moeder, die 't eten had gekookt, en 't nu rond deelde. Maar 't eten, van de witte aardappels die zoo warm waren en 't ouwe gekookte vleesch, was die keer niet als anders; ze zaten er niet om te éten, maar dachten voortdurend aan wat ánders. En toen ze 't op hadden wachtten ze ook niet, maar liepen dadelijk van tafel af, naar de deur, en zeiden vader en moeder goeiendag.

Toen hadden ze hun heele middag voor zich, de zomer Woensdag middag. En samen zouën ze nou vischjes gaan vangen, de grachten langs van de stad, àl de tijd, totdat ze thuis moesten zijn. Ze waren in 't schuurtje 't gerei gaan halen. Jan z'n linnen schepnetje, dat pas was gemaakt door z'n vader en door hem, een licht stuk hengel-riet, en een linnen zakje, door moeder genaaid, aan een ring van ijzerdraad. Dat haalden ze, en Piet en Kees namen 't blik met water mee om de visschen in te doen. En Piet had in z'n blous nog een simmetje gestoken, netjes op een mooi plankje gewonden, dat hij 's gekocht had; - gebruiken zou hij 't natuurlijk wel niet, maar hij nam 't toch maar mee. Zoo gingen ze allen over de kale heete straatjes, Jan, de oudste, die zoo beslist was, met 't dunne schepnetje, hij, Piet, voorzichtig, met zijn hand aan 't touwtje van 't volle blik, waarin 't water klokte en klonk met een raar blikgeluid. En Kees, de kleinste, met z'n slappe oogjes liep stil alleen.

Zoo liepen ze door de warme straatjes met de kleine ouwe huisjes naar de groote grachten toe. En toen ze daar gekomen waren, in de groene, hooge schaduw van de boomen, toen deden ze zooals ze al dagen afgesproken hadden. Jan zou de zwarte vischjes scheppen, en Piet, de middelste, zou ze dragen in 't blik. En Keesie zou mee loopen, en scherp kijken of ie ook geen vischjes zag. Zoo deden de drie, achter elkaar liepen ze aan de kant van de gracht: zacht gingen ze, benauwd bijna, en telkens was 't dood-stil, als Jan zich inhield, voor een vischje dat hij zag. Het leven van de dag was er wel in de straten, maar aan de grachtkant was 't toch of 't heel stil was. Onhoorbaar deden ze alles. Zacht stak Jan 't zakje van 't schepnetje in 't donkere water, en deed 't dalen tot onder de vischjes die hij zag. Gauw nam hij 't dan óp, dat 't water straalde in de gracht - keek in 't volle zakje water en keerde 't om; -

[pagina 136]
[p. 136]

en dan liep hij weer door, tot hij weer wat zag. Een tijdlang was dit zoo, liepen ze in 't warme gracht-water te scheppen, telkens een eindje loopend, dan de zwarte vischjes vindend, die met de bekjes aan de bovenkant zaten. Telkens schrok Piet zachtjes, bang, als Jan met een vaart 't zakje 't laatste eind door 't water haalde, en 't dan gezwind onder z'n oogen nam. En hoe hij 't dan behoedzaam liet zakken, naar een andere plek, en weer 't zakje langzaam deed aan-zetten naar een ander vischje.

Toen opeens had hij er een! Een eind had hij 't zakje over de kant gehaald, en alle drie liepen ze er toen omheen; - Jan verhit in 't volle zakje kijkend, - Piet koud, met een kloppend hart, en ook kleine Kees zag vergenoegd toe met z'n stille gezichtje. Toen keken ze in 't hangend zakje, om beurten, in 't volle vuile water, en zagen 't donkere vischje stàan in 't vocht. En toen ze genoeg gezien hadden, stak Jan z'n hand in 't lange zakje, en hield in 't nat 't wippend dikke vischje vast. En hij liet 't zien in de lucht, en 't was mooi plat en zilver, dat had Piet nooit gedacht! En toen deden ze 't in 't heldere water van 't blik, met de spiegelende wanden; toen zag je weer niets dan de zwarte rug.

Daarna gingen ze door met visschen. En nu en dan hadden ze er weer een. Nu werd 't gewoon, Jan ging door met vangen, en samen liepen ze over de warme gracht. 't Werd volle namiddag, en moe werden ze in de groene schaduw. De boomen stonden vol van warme bladeren, en hielden de hitte als een dichte kas. En al maar liepen ze door, hoog over de heete muurkant van de grachten, scheppend de lauwe vischjes uit 't warme water. En de ouwe gracht stonk bedwelmend, dat je er hoofdpijn van had, en kokte met je hals. Toen vroeg ook Piet eens te mogen visschen, en na een keer of wat mocht hij 's. Maar hij ving niets, en toen wou Jan 't weer doen, en zoo liepen ze door. Telkens kwamen jongens zien, in 't blikje, en dan voelden ze genoegdoening; maar toen kwamen ze anderen tegen, die óók vischten, en een echt schepnet hadden van touw, en een lang bruin aaltje gevangen hadden. En moe en misselijk als ze toen waren, deden ze van toen af niets dan denken van als ze 't óok zoo hadden. Zoo liepen ze door, - en eens kwamen er jongens die ze niet kenden, en die hun bang maakten, en een kleine witte slagersjongen sloeg met z'n gele mand naar 't blikje met de vischjes. Toen waren ze achteruit geschrokken, en met een boog weggeloopen. Piet voelde pijn van angst, en ook Keesie was bang; - en toen waren ze naar huis gegaan.

 

In de leege straten waar ze woonden, liepen ze, op hun terugkeer. Jan, met z'n schepnetje, was stil. Piet had zware pijn in z'n hoofd en droeg de vischjes. En Keesie met z'n slaperige gezicht, was moe. Maar toen ze in hun eigen straat kwamen, was 't weer veilig en gewoon, en nu werd 't weer prettiger op hun tocht van die middag. En toen ze eenmaal in huis waren, in 't koele duistere huis, en ze al die vijftien vischjes zagen, ook kleine, allemaal zilver, in 't klare water van de groote stopflesch, toen werd 't beter. En stil konden ze nu zitten uitrusten, en kijken naar de zilveren diertjes, de avond uit, ook onder 't avondeten. Toen voelden ze allemaal weer alleen 't gelukkige, en ze praatten lang na. En toen ze naar bed moesten, en Piet z'n oogen dicht dee, toen zag ie niets dan oud grachtwater en happende bekjes van vischjes. Keesie lag al in slaap. Maar Piet lag lang in 't donker wakker met de vischjes.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken