Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 23 (1913)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 23
Afbeelding van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 23Toon afbeelding van titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 23

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (48.99 MB)

ebook (52.48 MB)

XML (2.84 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 23

(1913)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

[Deel XLVI]

[pagina VIII]
[p. VIII]


illustratie

[pagina 1]
[p. 1]

Auguste Lepère door M.P.V. Jr.

Onder de levende meesters in Frankrijk op het gebied van grafische kunst bekleedt Lepère een eerste plaats, en de waardeering welke het werk van dezen Nestor onder de modernen reeds geruimen tijd geniet in zijn eigen land, breidt zich tegenwoordig ook uit over de grenzen, vooral aan den overkant van het kanaal, waar de algemeene belangstelling voor etskunst traditioneel is. Vrijwel onbekend is Lepère echter nog in ons land. Te weinig doet zich hier de gelegenheid voor met buitenlandsche prentkunst, behalve die welke ons door geïllustreerde bladen en tijdschriften onder de oogen komt, kennis te maken. Enkele tentoonstellingen, vooral de laatste ‘Vierjaarlijksche’, gaven ons nieuws te zien, maar hier hing te veel heterogeen werk, dan dat de zeer enkele werkelijk belangrijke platen tot hun recht konden komen. De talrijke kleuretsen en houtdrukken in bonte wanorde tusschen het zwart-en-wit gehangen, hinderden eene rustige beschouwing van de minder opvallende voorbeelden van zuivere etskunst en weinige bezoekers zullen lang stilgestaan hebben voor de enkele etsen van Lepère, welken in de donkere en daarom overdag steeds electrisch verlichte zijgang een alles behalve gunstige plaats was toebedeeld. Toch mochten deze tot het beste behooren dat daar te zien was.

Om het veelzijdig en zeer belangrijke oeuvre van Lepère echter eenigermate te leeren begrijpen en te apprecieeren is zulk eene noodzakelijk kleine inzending natuurlijk niet voldoende. Moge deze beknopte schets en vooral de enkele reproducties naar etsen van Lepère uit verschillende periodes er iets toe bijdragen voor het werk van dezen hoogst sympathieken kunstenaar ook hier eenige belangstelling op te wekken.

Auguste Lepère werd in 1849 geboren en is dus 16 jaren jonger dan zijn vriend Braquemond. Toch kan hij de nestor van de Fransche etsers genoemd worden, daar Braquemonds beste werk reeds gedaan is, terwijl Lepère nog in zijn volle kracht is en daarvan elk nieuw jaar de overtuigendste bewijzen levert. François Lepère, zijn vader, was beeldhouwer, leerling van Rude en de jonge Auguste moet veel van hem geleerd hebben. Zijn vroegste werk bestond uit het reproduceeren in houtgravure van teekeningen van Morin, Vierge e.a. voor geïllustreerde bladen als de ‘Monde Illustré’ en ‘l'Illustration’. Zijn eerste oorspronkelijk werk van eenige beteekenis dateert van omstreeks 1880; toen al had hij zijn métier goed onder de knie. De volgende tien jaren bleef hij zich hoofdzakelijk op houtgraveeren toeleggen, voor dit procodé heeft hij langen tijd de grootste voorliefde getoond. De catalogus van Lotz-Brissonneau van 1905 telt 166 oorspronkelijke houtgravures, 131 etsen en 14 lithografieën, wat nog geenszins al zijn grafiesch werk tot op dat jaar omvat, daar hij zeer veel voor tijdschriften en illustraties bleef werken en verschillende kostbare boeken illustreerde, welke hij soms zelf drukte! Na genoemd jaartal is echter nog zooveel van Lepère's hand verschenen, dat een supplement op dezen catalogus thans noodzakelijk wordt.

Bij een zoo uitgebreid oeuvre, is natuurlijk niet alles even voortreffelijk, niet alles belangrijk zelfs, en, om ons tot zijne etsen te bepalen, wij ontmoeten tusschen het vele mooie werk wel eens minder geslaagde drukken. Dikwijls werd haastig een vluchtige impressie naar de natuur op het koper of het zink gekrast, met de duidelijke bedoeling deze als studie te doen dienen, en desgewenscht later op zijn atelier opnieuw over te werken. Steeds echter is zijn werk oorspronkelijk, doet het ons frisch en ongedwongen aan. Zonder voorbedachten rade, geheel

[pagina 2]
[p. 2]
vrij van eenige gemaniëreerdheid, stel ik mij voor dat hij zijn compositie al teekenende op het koper doet ontstaan, en dat het resultaat dikwijls voor hem een even groote verrassing

illustratie
marchandes de poissons. (uitgave ed. sagot).


is als voor ons. De frissche buitenwind waait ons uit zijne landschappen tegen, met de stadsdrukte van zijne Parijsche onderwerpen leven wij mede, soms moeten wij even de oogen sluiten voor de straling van het zonlicht dat hij zoo bemint, de zon die over al zijn zomersche landschappen schijnt en hem gelegenheid geeft voor forsche schakeeringen van licht en duistere schaduw, de zon die hij wel eens laag aan den hemel kort voor het ondergaan als bron van licht wijd uite stralend midden in zijn plaat teekent! Dat zijn geniale concepties van zeer eigen durf, welke op onmiddellijke observatie van de natuur zijn gebaseerd. Elke bijgedachte is hem vreemd gebleven, elke lijn is persoonlijk.
[pagina 3]
[p. 3]


illustratie
sur les toits près notre-dame. (uitgave ed. sagot).


[pagina 4]
[p. 4]

Het is daarom dat Lepère's werk altijd eerlijk is en ernstig.

Een van zijn vroegste etsen is de ‘Marchandes de Poissons’ van 1890 een fijn prentje en reeds zeer karakteristiek. Frappant is de natuurlijkheid, waarmede het aardige tooneeltje in elkaar is gezet. De bewegelijke figuurtjes om de vischmanden op den voorgrond, en het donkere lokaaltje, met de bedrijvigheid om de rookende ovens daarachter. Hoe sober is dit gegeven behandeld, hoe raak en gemakkelijk is de teekening.

Van 1893 is ‘Sur les Toits près Notre-Dame.’ Tusschen deze en de vorige ets telt L-B er echter 62, merkbaar is dan ook de technische vooruitgang. In de zesde en laatste staat werd deze ets gedrukt in het mooie Weensche kunst-tijdschrift ‘die Graphischen Künste’, onze reproductie is vermoedelijk naar den 3en staat. Wat is het intense kijken van de vrouw, haar geheel opgaan in den gevaarlijken arbeid van die dakwerkers goed uitgedrukt. Krampachtig klemt haar hand den balk vast, waar zij op steunt:

 
‘Ni l'antique Notre-Dame! ni Paris elle regarde
 
Sans bien s'en rendre compte, elle espère vaguement
 
Que du haut du vieux toit, un couvreur, par mégarde,


illustratie
un coin du pont-aux-doubles. (uitgave ed. sagot).


 
‘Ira, dans la cour sombre, s'écraser lourdement.
 
schrijft Lepère hierbij.

‘Le Quartier des Gobelins’ van hetzelfde jaar stelt eveneens een vergezicht over daken voor, echter in een ander gedeelte van Parijs. Dit is het industrieele kwartier van leerlooierijen, ververijen, weverijen waarover Huysmans een interessant boek heeft geschreven: ‘La Bièvre et Saint Séverin,’ door Lepère met vele houtgravures en etsen geïllustreerd. Hier komen de ‘pleasure-seekers’ van Parijs niet, in deze smalle en donkere straten tusschen vervallen oude ‘hotels’ uit vorige eeuwen en nieuwe rook en roet verspreidende fabrieken zouden zij geen weg weten te vinden, maar voor den kunst-zinnigen literator en den teekenaar was hier een stuk onbezocht en ongekend Parijs, dat hen in verrukking bracht.

Onzen lezers zeker niet beter bekend is de streek die de volgende ets ‘Carrières d'Amérique, près Paris’ voorstelt (1898). Een man en eene vrouw, landloopers, rusten bij hun draagkorf op den voorgrond, stijl breekt het terrein af en beneden zien wij een herder zijne schapen voortjagen; in de verte komt nog een groote kudde schapen om den heuvelrand heenbuigend naar ons toe en op den versten achtergrond bespeurt men de stad, de Butte-Montmartre met den Sacré-Coeur. Over deze

[pagina 5]
[p. 5]


illustratie
quartier des gobelins. (uitgave ed. sagot)


[pagina 6]
[p. 6]


illustratie
carrières d'amérique. (uitgave ed sagot).


[pagina 7]
[p. 7]

verlaten Parijsche steengroeven zendt de ondergaande zon zijne laatste stralen. Dit is wel een van de merkwaardigste etsen onder de vele die Parijs of omstreken tot onderwerp hebben.

Een curieus drukje is de kleine ‘droogenaald’ ets ‘Au coin du Pont-aux-Doubles’. Het is nacht en mistig, de

illustratie
retour du marché. (uitgave ed. sagot).


Notre-Dame teekent een donker-grijs silhouet tegen den hemel, waaraan de maan al hoog staat. Op den voorgrond enkele personen, eene dronken vrouw ligt tegen de pilaar van een lantaarn, van rechts komt haastig een voddenraper aangeloopen gebogen onder zijn last, over den brug rijdt een fiacre zijn verlaat vrachtje en loopen nog enkele luitjes.

Het resultaat van een kort bezoek in den winter aan Holland zijn een zestal etsen, waarvan vooral de ‘Amsterdam vue de Victoria Hotel’ ons interesseert om den zeer persoonlijken kijk van een vreemdeling op een ons zoo overbekend stuk oud Amsterdam. Ook goed is een etsje van de Jodenbuurt, een ander van ‘le Nys’ (!) bij avond, een prachtige droge-naald ets met fluweel zwarte partijen, en een van Haarlem bij mistig weder.

Behalve de door Lotz-Brissonneau beschreven 131 etsen zijn na het drukken van dien catalogus nog zeker vijftig of meer van Lepère verschenen, waaronder verschillende tot het beste behooren van zijn geheele oeuvre. Deze laatste periode van Lepères etskunst is er eene voornamelijk van het landschap; in dit genre heeft hij het hoogste

[pagina 8]
[p. 8]
bereikt en zich meest persoonlijk uitgesproken. Onvermeld mogen wij niet voorbijgaan zijn ets van de kathedraal van Amiens: ‘l' Inventaire’ welke hett rijk gebeeldhouwde front van dit prachtig monument tot onderwerp heeft - men weet dat Bauer een ‘kathedraal te Amiens’ heeft geëtst, en ook deze ets is een meesterwerk - mooier

illustratie
crepuscule. (uitgave ed. sagot).


is nog ‘le Marché aux Légumes à Amiens’, waar dit gebouw van grooteren afstand en terzijde is gezien, door vroegen ochtendnevel boven de oude huizen aan de rivier, als een massaal silhouet.

Een bijzonder mooi drukje is de ‘Le Moulin des Chapelles’, wat een breedheid weet Lepère hier te suggereeren op een plaatje van nauwelijks meer dan een decimeter in het vierkant! Blankwit staat de hooge molen tegen de buiîge lucht en ver wijden onze oogen over het golvend landschap.

‘A Gentilly’ is een weinig romantiek, maar forsch en kleurig. Beter is de ‘Retour du Marché’, welke een laten zomeravond voorstelt. Overdag heeft het zeker flink gewaaid, nu krult de rook rustig uit een schoorsteen omhoog. Op den weg enkele figuurtjes, die hun inkoopen naar huis kruien.

De ‘Chaumières à Rousseau’ en ‘Crepuscule’ behooren tot de laatste etsen van Lepère en m.i. tot zijne mooiste. Wat is dit weer nieuw, frisch en krachtig werk, forsch van teekening, klaar van uitdrukking.

Wat zal ons de ruim zestigjarige meester

[pagina 9]
[p. 9]

nu nog schenken? Zijn hand is vaster, zijn oog is scherper dan ooit tevoren, terwijl over zijn later werk de rust en de rijpheid is gekomen, die de vrucht zijn van een arbeidzaam leven.

Welke de juiste plaats zal wezen die Lepère als etser toekomt, kan slechts de toekomst leeren; wij staan te dicht bij het werk van onze eigen tijdgenooten om dit te kunnen beoordeelen met de onpartijdigheid van volgende geslachten. Populair is zijn kunst eigenlijk nooit geweest, althans niet in de beteekenis als bijvoorbeeld die van Forain of Steinlen, maar sinds vele jaren al ondervindt Lepère warme appreciatie bij een steeds groeienden kring van ware kunstliefhebbers. Dat zijn etsen nog meer gezocht zullen worden dan nu reeds het geval is kan vrij zeker heeten. De oplage is doorgaans klein, meestal slechts een dertigtal drukken van den laatsten staat, in het geheel met de proefdrukken van vroegere staten zelden meer dan 50, meestal veel minder. Vele etsen zijn reeds nu niet meer verkrijgbaar, verschillende andere zeer zeldzaam en kostbaar. Voor den verzamelaar is de catalogue raisonné van Lotz Brissonneau: L'oeuvre gravé de Auguste Lepère, bij Edmond Sagot in Parijs uitgegeven, onmisbaar. Door dezen kunsthandelaar zijn ook de etsen van Lepère uitgegeven, maar door den artiest zelf gedrukt, geteekend en genummerd.

Wie meer omtrent Lepère wenscht te weten zal dat, behalve in bovenvermeld werk, kunnen opzoeken in l'Art et Décoration van 1904, terwijl ook de Studio enkele malen een artikel aan hem heeft gewijd.

Officieel werd Lepère in zijn land gehuldigd door de benoeming tot ridder van het Légion d'Honneur, in 1912 bevorderd tot ‘officier’, naar aanleiding waarvan hem een groot feest door zijne vele vrienden en bewonderaars werd bereid.



illustratie
le moulin des chapelles. (uitgave ed. sagot).



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken