Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 41 (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 41
Afbeelding van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 41Toon afbeelding van titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 41

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (32.85 MB)

ebook (34.71 MB)

XML (2.51 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 41

(1931)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 81]
[p. 81]

Valerius de Saedeleer de schilder, zijn vijf dochters en haar tapijtweverij

Het grachtomspoelde centrum van het oude Gent wordt bekroond door carillonneerende torens, waarvan de lavagrauwe rompen achter de vriendelijke blauwe ochtendnevels zich voordoen als sombere aardreuzen, terwijl de schuinsche stralen van de zon de vergulde dakversierselen van den Belfort-spits speelsch doen fonkelen. Van de Schipperslei bekeken, vertoont dat donkere centrum, dat men van ouds eigenaardiglijk de ‘Kuip’ van Gent heeft genoemd, het karakter van middeleeuwsche beslotenheid, dat in maar weinig steden meer bewaard bleef. Rondom die Kuip vormde zich weliswaar door de tijden heen een weinig gevarieerde, omvangrijke stad, van meer dan tweehonderd duizend inwoners, een fabrieksstad, eene doodsche stad, een stad zegt men, waaruit ondanks haar machtig midden alle kunstenaars neiging hebben weg te trekken....

Slechts Frits van den Berghe, het is zoo, ken ik er, wat mij betreft, - die wegschuilt in zijn museumachtig huis, en daar zijn donkere verbeeldingen uitschildert met ook lavagrauwe kleuren en in even grillige vormen, als die de kerk op de Korenmarkt, waar hij zoo vaak passeert, en de kathedraal suggereeren moesten aan een zoon van Gent.

Voor één dag zou ik weg willen uit die Kuip naar het opene Vlaamsche leven, had ik gedacht, en, - mij herinnerend dat in het dorp Etichove, niet ver van Gent zelf, een veelomringd kunstenaarsgezin zich bevindt, waar men schilderijen schildert, tapijten weeft, en leeft, heb ik, langs Oudenaerde gaande, het oude land der tapijtweverijen (vergane glorie!), met haar flamboyant Raadhuis en haar ‘Ransdorp’-toren, mij laten voeren over het steeds heuveliger landschap van deze Oost-Vlaamsche streek, en ben in een op Noord-Frankrijk trekkende, weelderige, begin November nog met bloemen rijk bezette natuur, in Etichove beland.

In dien tuin van Vlaanderen bevindt zich een, met verlof niet mooi, het is maar zoo'n laag zigzag-gedakt fabriekje: de Tapijtweverij der De Saedeleers; het is er stil, later zal ik hooren dat hier zes arbeidsters werken, zes vanwege de crisis, waar vijf en dertig hebben gewerkt....; een jonge vrouw, in rouw gekleed, geeft ons den raad, eerst naar de villa te gaan, een eindweegs hoogerop nog, ‘et voir Papa’, en daar treffen wij al dadelijk een andere van de vijf kinderen (vijf dochters) van den patriarchalen Vlaming de Saedeleer, zijne dochter Elisabeth, de schilderes, ook in den rouw, en die ons aanvankelijk ook alleen in het Fransch wenscht toe te spreken. Maar het is aardig, zooals dit in Vlaanderen nogal eens voorkomend voorbehoud verdwijnt, zoodra wij ons bevinden in de warme nabijheid van den beminden ‘Papa’.

Bij zulk eene Brueghelsche verschijning wordt mij het Fransch onmogelijk!

[pagina 82]
[p. 82]

Valerius de Saedeleer, gelijk hij zich gaarne voluit en met uitvoerige letters op zijn schilderijen teekent, is een beroemdheid in kunstzinnig Vlaanderen, om zijn sfeerrijke persoon, om zijn ruime menschelijkheid, om zijn Vlaamsche sappigheid; hij is daar ver in de rondt een centrum om zijn vijf bekoorlijke dochters, zijn vijftig zachtgezinde en liefelijke schilderijen, zijn vijfhonderd goedhartige trekjes en zijn vijfduizend Vlaamsche oubolligheden. Welk een verschijning, papa de Saedeleer! Hij houdt het midden, om hem te zien, tusschen Balzac en een Japanschen god der Welvaart en der Goede Voornemens, en doet op die manier ook aan wijlen Toorop herinneren. Hij heeft als deze iets kinderlijks in zijn oogopslag.

Zooals te verwachten was, sprak vader de Saedeleer met een genoegelijke en volkomen openhartigheid over de Weverij van tapijten, en tegenwoordig ook van stoffen, die zijne dochters met veel smaak drijven. ‘Het wordt me alleen te veel, wat ze noemen een goede industrie. Ik heb haar, toen ze nog meiskes waren, en wij wegens den oorlog in Engeland zaten, gaarne bij William Morris' dochter gezien, die haar leerde handweven, speciaal leerde gobelins maken. En nu wilde ik, dat het hier in Etichove, als in vroeger jaren, weer enkel mooi tijdverdrijf werd, niet dat gewerk op groote bestellingen! Wij moeten de fabriek weer splitsen,’ opperde hij, ‘een voor de markt en een voor onze intieme behoeften....’

Met dit laatste was niet bedoeld het innemend ‘goûter’, dat werd opgediend van eigengemaakte jams en Vlaamsch landelijk brood. Valerius de Saedeleer had gedoeld op de dagen, dat alle belangrijke moderne schilders, en uit Frankrijk Lhote b.v., ontwerpen hadden geteekend en geaquarelleerd voor tapijten voor de Etichovensche weeftoestellen; - van die ontwerpen waren nu wel de meeste eigenlijk onbruikbaar geweest: weinige, zelfs heel belangrijke schilderij-schilders immers bezitten het decoratief besef, dat in het bizonder voor een tapijtteekening van dienst kan wezen, (wij hebben al die schilders-ontwerpen mogen zien....), maar er waren daaronder toch zeer mooie geweest, en ook van Hollanders, - wij zagen tenminste één zeer goed-doend van Jan Sluijters, waarin nauw merkbare menschelijke figuren zich door kleur en lijnmengeling oplosten tot een decoratief geheel. Jawel, zei de heer de Saedeleer, dat zou zich ook best opnieuw vinden, en tenslotte achtte hijzelf, en bleek ook ons het z.g. meer ‘industrieel’ gerichte werk van tegenwoordig heel aanvaardbaar, en soms werkelijk mooi: dit dankt de Weverij aan ontwerpen van een der gebroeders Haesaerts, bestuurders beiden in het Palais des Beaux Arts te Brussel, weekbladstichters, kunstcritici, en, de een op wien ik doel, Paul, decoratief begaafd. Zij hebben zich met de, aan de fabriek gewijde, dochters van de Saedeleer geassocieerd.

Maar vóór ik een van de tapijten onder mijn voeten kreeg, en kijken kon naar het spel van schering en inslag op de Weverij, had ik, dat begrijpt

[pagina 83]
[p. 83]

ge, de schilderstukken van den Magister Etichoviae aanschouwd...., en met welk een voldoening! Niets hemelbestormends, niets dat aan rukwinden herinnert, of dat naar algen smaakt in diepzee drijvend, of dat magnetiseert zooals u de barre nabije toppen doen van hooge bergen, een liefelijke kunst integendeel, een van fijne sneeuwgezichten en heldere eenvoudige avonden, die mij de verbeelding bijbrachten, dat àls de Saedeleer ééns (lang na mij!) dit ondermaansche verlaten gaat, hij met zijn laatsten oogopslag op die schilderijen van hemzelf kleine Vlaamsche engeltjes door de luchten zich zal zien bewegen, die zich gereed zullen maken hem te begeleiden.

Wilt u mijn schilderijen ook soms nog zien? vroeg ons Elisabeth, vriendelijk en fijntjes. En ik kreeg even een klein schokje, want ik wist in mijn noord-Nederlandsche onkunde heelemaal niet, dat ook een der dochters schildert.... En meê waren we allen een verdieping hooger gekomen in de ruime villa, in Elisabeth's eigen kamer. Daar liepen, of hurkten, of zaten we bij haar schilderijen, en vader de Saedeleer was gelukkig om wat er zoo al over zijn Lieske's werk hardop gezegd werd, en mompelde dan: ‘niet overdrijven’, ‘niet tè veel goeds zeggen’, en ging vervolgens tevreden verder in het meê erkennen van zooveel goede hoedanigheden in haar kunst: hoedanigheid van de dingen naast elkaar aarzelend maar zuiver neerzetten, van gevoelig noteeren, van vertèllen eigenlijk, nauwelijks van componeeren. Iets primitiefs, dat, zonder overigens naar gelijkenissen te zoeken, in enkele partijen tot den Douanier terugvoert.

Elisabeth de Saedeleer is behalve schilderes, leerares in de weefkunst aan het nieuwe Instituut voor Decoratieve Kunsten te Brussel, waar de bekende bouwmeester Henry van de Velde de leiding heeft. Dit instituut, gevestigd in een groote oude abdij, ligt diep beneden het tweede rondpoint van de Avenue Louise, afzijds van het rumoer van de hoofdstad.

 

H.P.L.W.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken