Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 43 (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 43
Afbeelding van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 43Toon afbeelding van titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 43

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (37.68 MB)

ebook (36.05 MB)

XML (2.37 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 43

(1933)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Adriaan Lubbers bij Frans Buffa en zonen, Amsterdam

Het is de onmiskenbare verdienste van Adriaan Lubbers, dat hij - ik wil niet zeggen de - maar een schoonheid van New York heeft ontdekt, n.l. de schoonheid, die hij daar zelf in heeft gezien en die niemand anders zoo heeft gezien en dat hij voor ons die schoonheid schilderkunstig heeft weten te verwerkelijken. Dit beeld van de wereldstad, zooals dit langzamerhand in Lubbers is ontstaan, is soms huiveringwekkend, soms teeder en liefelijk, soms aangrijpend, maar altijd persoonlijk en zuiver. Dat wil zeggen: eerlijk in de middelen om het doel te bereiken. Geen uitbuiting van picturale kwaliteiten, geen gecoquetteer met wit en zwart à la Brangwyn, geen pittoreske effekten, geen neiging om den Amerikaan in het gevlij te komen. Gaf Joseph Pennell in zijn knappe etsen van New York slechts de uiterlijke karakteristiek met het verrassende spel van verticalen en de contrasten van licht en donker, Adriaan Lubbers doorleefde de stad, zag er het grootsche van en voelde de stad als een levend wezen, één met de menschenmassa, die er doorschiet als de bloedlichaampjes in een ader. Tragisch, ontzettend, leven-opzuigend is dit New York van Lubbers, maar met een autonome schoonheid. Wat is het er ontzettend eenzaam, denkt men bij het aanschouwen van deze wereldstadbeelden. Wel zijn er millioenen menschen, maar hoe alleen moet de mensch zich hier voelen in dezen rechtlijnigen chaos van verticalen, in deze opstapelingen van steen en staal. Eenzelfde eenzaamheid als op dat Hollandsche schilderij van Lubbers, het Keteldiep bij Kampen zonder eenig mensch, zonder eenig teeken van leven.

Hoog boven de straat is het ‘L’ station van den spoorweg. Het sneeuwt; alles is wit. De trein is weg of moet nog komen. Heel dicht op den voorgrond, zoo dat alleen de groote kop zich plaatst voor het beeld van besneeuwde

[pagina XIII]
[p. XIII]



illustratie

adriaan lubbers
new york. herald square
(1932)


[pagina XIV]
[p. XIV]



illustratie

jan zondag
kortenhoef


[pagina 69]
[p. 69]

oneindigheid, een man, die daar op zijn trein wacht, of het station verlaat. Hoe nuchter en eenvoudig zijn deze feiten, maar hoe fel weet Lubbers ons hier te ontroeren, niet door medelijden voor dezen man, maar door de verheffing van deze werkelijkheid, die velen zou afstooten, tot schoonheid. Ieder mag er bij denken, wat hij wil: hoe eenzaam die man daar is, hoe meedogenloos en verpletterend de technische volmaaktheid van de metropool, hoe fijn de tint van sneeuw tegen de wolkenkrabbers. Maar niemand zal dien man vergeten, grauw-bruin en eenzaam, huiverig stappend door de sneeuw tusschen de rijzing der wolkenkrabbers, die in het gewarrel der witte vlokken nog vreemder wonderen lijken. Dit is geen verhaaltje of anecdote, maar een met zeer beperkte middelen zuiver -schilderkunstig geschapen beeld van een samenleving, zooals dat beeld in Lubbers ontstond.

Daar is het hierbij afgebeelde Herald Square. Wolkenkrabbers, rails, automobielen. Geen individueel geziene menschen, maar de mechanisch-gerichte menschenstroomen op de trottoirs. Wie er aan hecht, dat het ‘onderwerp’ van een schilderij onze zelfgenoegzaamheid niet zal verstoren, zal misschien in verzet komen. Maar wie eerlijk en onbevooroordeeld toekijkt, zal erkennen, dat Lubbers dit beeld tot een verbeelding heeft verheven, tot een kunstwerk. Machtig rijzen de verticalen der torenhuizen, nog geaccentueerd door de wolkenlucht. Dit is het statische element. Volkomen harmonisch daartegen gecomponeerd zijn de twee elkaar oversnijdende stroomlijnen van het bewegingselement: links de straat, rechts de spoorbaan. Het verbindingspunt van deze contrasteerende werkingen ligt in het snijpunt der drie richtlijnen, het lage, donkere gebouw in het midden. En, afgezien van deze compositie, deze formeele beschouwing, hoe aangrijpend is dit alles; hoe voelen wij deze contrasten als een strijd van levende machten! Het is of die torenhuizen voor onze oogen groeien en of het verkeer als een autonoom wezen zich een uitweg zoekt tusschen de spleten der straten.

Central Park. Er ligt sneeuw en de witte vlokken vallen als een witte zegen op de stad. Langs den weg, die zich door het park draait, staan parkeerende auto's; menschen loopen tegen de vlokken in. Hier lijkt het groote stadsrumoer verstild. Maar boven de boomtoppen rijzen de skyscrapers: dit is maar een eilandje natuur midden in de stad. Lubbers geeft dit beeld met slechts enkele essentieele gegevens. Men kan louter schilderkunstig hiervan genieten en zich verliezen in de fijne speling van wit en rose en de evenwichtige compositie bewonderen. Maar men kan het beeld ook completer aanvaarden en zich laten opnemen in de gevoelsbeweging van den schilder en met hem het wonder beleven van dit samensmelten van stille vreugde om de sneeuw in het park en de beklemming van de dreigende nabijheid der overal opdringende metropool. Wie doeken ziet als dit, begrijpt, hoe goed de groote, knappe litho's van Lubbers bij de prachtuitgave van Paul Morand's ‘New York’ passen.

[pagina 70]
[p. 70]

Dit lijkt mij het belangrijke in Lubbers' kunst, dat hij zijn onderwerp beheerscht en er niet door beheerscht wordt en dat hij daaraan een gansch eigen, vreemde schoonheid heeft gegeven. En zoo iemand dan ook als de ontdekker van die schoonheid, welke zeker geen schilderachtige schoonheid is, mag gelden, dan is het Lubbers.

Het Hollandsche werk van Lubbers, naar motieven uit Spakenburg en Schokland, is hier en daar wat matter dan het driftige Amerikaansche; toch treffen ook daarin mooie accenten, zoo b.v. in de dramatische eenzaamheid van het ‘Keteldiep’, in een Urker begrafenis en andere doeken. Het is wellicht moeilijker om van dit vertrouwde vaderlandsche los te komen en van deze onderwerpen afstand te nemen. En ook kan het zijn, dat het grandiose van een wereldstad Lubbers op den duur meer boeit dan de altijd wat intieme schoonheid van ons eigen land. Hoe dan ook echter, het werk van Lubbers in zijn verschillende kanten verdient onze gespannen aandacht; hier is iemand aan het woord, die iets te zeggen heeft!

Het doet er eigenlijk niets toe, hoe iemand schildert en daarom zou elk woord daarover overbodig zijn, ware het niet, dat de schildertechniek van Lubbers sommigen wat vreemd aandoet. Lubbers empateert, vooral in zijn Amerikaansche werk, sterk en soms teekent hij met het achtereind van zijn penseel de omtrekken van ramen van wolkenkrabbers in de verf. Maar het effect, dat hij wil, verkrijgt hij. Iets van de koorts van dit kokende leven trilt in de huizen-opstapelingen en in zijn hartstochtelijke voordracht sleurt Lubbers ons mee op het rhythme van de metropool. Het gladde schilderijoppervlak zonder kenbare penseelstreek, dat zoo wonderwel past bij de verdroomde sfeer van Eduard Karsen's innige stadsgezichten, zou hier misplaatst zijn.

Het doet aangenaam aan, dat Lubbers zich niet op een enkel onderwerp doodstaart. Wij wezen reeds op zijn Hollandsche landschappen. Maar ook in het bloemenstilleven heeft Lubbers zich uitgesproken; zoowel daarin als in enkele Fransche landschappen toont hij zich een schilder van beteekenis, terwijl ook zijn portretten, en speciaal dat van Piet Mondriaan, van een zeer persoonlijke opvatting getuigen.

Deze Hollander, die na jaren van zwerven voor een wijle weer in het vaderland werkt, is een frissche verschijning in onze kunstwereld.

J.S.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken