Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44 (1934)

Informatie terzijde

Titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44
Afbeelding van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44Toon afbeelding van titelpagina van Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (39.52 MB)

ebook (38.29 MB)

XML (2.42 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Elseviers Geïllustreerd Maandschrift. Jaargang 44

(1934)– [tijdschrift] Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

De tentoonstelling van Italiaansche kunst te Amsterdam
Juli-October 1934

Het veelkleurige aspect van de tentoonstelling van Italiaansche kunst in het Stedelijk Museum te Amsterdam heeft aan menigen bezoeker verwarring en museum-vermoeidheid gebracht. Men is in ons land dergelijke omvangrijke uitwassen op expositiegebied niet meer gewend. Door de pers was men daarenboven in geen al te welwillende stemming gebracht en het medetorsen van den met 1300 nummers zwaar beladen catalogus heeft niet ieder verlichting gegeven. De woorden uit de inleiding ‘niet een samenvatting van het allergrootste - aan het grootste herinnerd wordt men

[pagina 282]
[p. 282]

overal’ werkten voor genieter en kenner, beiden, éven beklemmend.... te vele herinneringen werden wakker geroepen en vergelijkingen waren dan niet gunstig. Het vlug gevelde oordeel van mislukking, van als geheel beschouwd ‘een vergissing’, is echter onbillijk en ook onjuist. Er zijn fouten gemaakt, in het arrangement, in de keuze en de tijd van voorbereiding is ontegenzeggelijk te kort geweest om den door niemand voorzienen ontstellenden toevloed van werken nauwgezet te schiften. Het accent is daarna té nadrukkelijk gevallen op de schilderijen, en de selecties die men ter opluistering van het arrangeeren koos uit bronzen, aardewerk, kant, miniaturen, glas en grafiek heeft men miskend door deze te veel als begeleiding te etaleeren. De teekeningen - die eerste neerslag van een in bezieling gerakend kunstenaar - zij waren bestemd voor intiemer vertrekken dan de groote ‘eerezaal’, die de laat-Venetianen: Tiepolo, Guardi en Canaletto, met de lucht en de ruimte die hun rokoko-kunst zoo speelsch en van nature kan verdragen, voortreffelijk en beter had kunnen opnemen. Dat en nog wel meer is alles jammer.... achteraf. Maar ondanks bezwaren, hoe duidelijk en overzichtelijk waren tenslotte toch nog de honderden lofwaardige en boeiende uitingen hier bijeen! Men denke terug aan de tijdroovende moeiten, die den schrijver van de Cicerone en de Kultur der Renaissance eens waren opgelegd - hoe gelukkig zou hij zijn geweest, indien hij ergens, buiten de cultuurcentra Rome of Florence, een dergelijk geordend geheel had aangetroffen.

Elke buitenlandsche kunst vereischt inspanning en eischt een langzame verovering. Ons bevattingsvermogen en onze waardeeringsmogelijkheid heeft nu eenmaal grenzen; voor haastigen en onontwikkelden was op deze tentoonstelling geen plaats. Voor hen was dit geen Zomerfeest!

In deze korte nabeschouwing heeft een afzonderlijke bespreking van de geëxposeerde objecten weinig zin meer. Voor de algemeene zaken licht de met bijzondere vlijt ineengezette catalogus voldoende in. Met de ruim 50 voordrachten heeft Amsterdam bovendien de universitaire zomerneigingen der kleinere Italiaansche en andere buitenlandsche steden verre overtroffen! Tientallen ommegangen onder leiding van professoren, doctoren en studenten hebben latente belangstellingen wakker gemaakt en tot intensiever waardeeren aangevuurd. De energie en deze cultureele werkzaamheid mogen, ongeëvenaard als zij waren, niet onderschat worden.

De hybridische geaardheid dezer expositie is equivalent aan de phaze waarin zich de tegenwoordige kunstwetenschap bevindt. Jacob Burckhardt, de hierboven aangeduide schrijver, heeft deze phaze, door in zijn beschouwingen het kunstwerk zelf als uitgangspunt voor een scherpe analyse te nemen, in zekeren zin ingeleid. In de eerste helft van de 19de eeuw was nog een synthetisch beschouwen van de Italiaansche kunst en van de kunst in het algemeen mogelijk. De algemeene karaktertrekken en de wezenlijke hoe-

[pagina 283]
[p. 283]

danigheden der toonaangevende schilders waren in philosophisch getinte verhandelingen in den breede vastgelegd en ondergeschikt gemaakt aan een eenheid, die alle problemen van het geestelijk leven omvat hield. Herleest men deze studies, dan moet men erkennen dat ons inzicht zich wel verruimd, maar daarom nog niet zoo bijzonder veel meer verdiept heeft. In de tweede helft van de 19de eeuw heeft door allerlei, hier niet te vermelden redenen, de toen dwingend geworden eisch van een verruiming van ons inzicht een veel vertakte en nog steeds voortdurende specialiseering in het leven geroepen. De aanwas van het te ontleden materiaal is enorm geweest en had een differentieering ten gevolge van tallooze stijleigenaardigheden, van ‘scholen’, van richtingen, die weer onder te verdeelen zijn in honderden schilders en kunstenaars, wier persoonlijkheden min of meer hun stempel op een bepaalde richting of stijl hebben gedrukt. Het groote terrein der vrije kunsten werd afgebakend in een oneindig aantal vakjes. Het rijk geschakeerde beeld dat de schrijver van de Kultur der Renaissance had geschetst bleek aan volledigheid verre te kort te schieten, ook al had het aan waarheid gewonnen. Men is thans zoover dat men vrijwel voor elk schilderij en elke kunstuiting een vakje kan aanwijzen. Ieder, die den catalogus van deze expositie van Italiaansche kunst met aandacht bestudeert, zal getroffen worden door de inderdaad imposante ‘vakjeskennis’ die zich hierin verschuilt. De kunstwetenschap en zij niet alleen heeft deze weg willen bewandelen om eens misschien tot een zuiverder ontleding te kunnen geraken van de groote stroomingen, die de eeuwen in schommeling hielden en zich kristaliseerden in slechts enkele groote figuren. Een ieder kan begrijpen dat deze veelheid van factoren en deze meedoogenlooze differentiatie, tengevolge van een noodzakelijk gevoelde specialiseeringszucht, de eenheid niet ten goede is gekomen. Het ontbreken van hoogtepunten op de tentoonstelling van Italiaansche kunst onderstreept ongewild, maar luce clarius, de gevaren die de wetenschap dreigen te verstarren en verdorren, indien door de bijzaken de hoofdzaken uit het oog worden verloren. Doch deze crisis, onmacht en onmogelijkheid tevens om het geheel te overzien en te beheerschen, komt de wetenschap te boven; er zijn genoeg teekenen van kentering te signaleeren om op dit punt niet al te pessimistisch te zijn. Hier niet te wijzen op de onmiskenbare relatie tusschen het aspect van deze expositie en den stand der kunsthistorische kennis van heden zou echter een miskenning inhouden van een der diepere oorzaken, die een bevredigende bezichting van het tentoongestelde soms tot wanhopens toe bemoeilijkten.

Wat het door deskundigen bijeengebracht ensemble betreft, de keuze van de voorwerpen der ceramiek, van het glas en de bronzen, van de teekeningen vooral, deed hier zien hoe rijp en ontzaggelijk verrijkt een en ander reeds voor een samenvatting, die verhelderend werkt, geworden is. Zij deed tevens uitkomen langs welke banen de gecompliceerde veelzijdigheid eener cultuur,

[pagina 284]
[p. 284]

die zich over vele eeuwen uitstrekt, in haar schijnbaar gedesorganiseerde aanblik en ondoorzichtige bedoelingen, opnieuw belééfd kan worden. De mindere kunstbroeders vergemakkelijken in vele opzichten het beleven eener cultuur, daar juist zij populariseerend hebben gewerkt. Ook in vroeger tijden lag het gehalte van wat men zoo te zien kreeg zeker niet boven het peil van de op deze tentoonstelling aanwezige kunstwerken. Voor het bezichtigen van een fresco van Giotto moest men ook toen verre voetreizen ondernemen.

Dit is daarom nog geen verdediging ten behoeve van de middelmatigheid; integendeel, maar het wil wel zeggen dat deze expositie voor alles leerzaam was voor wien geduld bezat en lust en tijd tot meerdere bezoeken. Wie naïef op zoek ging naar dat wat alleen in Italië onder een anderen hemel en in een andere omgeving te vinden is, werd terecht teleurgesteld, wie uithoudingsvermogen en speurzin had kon getroffen worden door menig stijlvol Duccionesk en Giottesk paneel, door een subliem, in zachte curven gecomponeerd, werk van Botticelli, door een straffe voorstelling van Signorelli; de paneelen van Foppa en Gozzoli bezaten den ernst waarmede deze schilders de ruimten overwonnen. Naast de Florentijnen waren Dosso Dossi, Tintoretto, Tiziaan, maar vooral de latere Venetianen Longhi, Tiepolo en Guardi voortreffelijk vertegenwoordigd. Het ademloos scheppen, de drift en de schichten van het genie, flitsen van wat misschien bereikbaar zou zijn, men vond het in de zaal met teekeningen, die Raphaël en Michelangelo, Tiziaan en Mantegna even waardig plaats verleende als den uitzonderlijken Baroccio, den meester van Urbino, die er in slaagde om lineaire en plastische bewegingsmotieven in schilderachtige effecten om te zetten. Hoe verraste hier verder Guercino en de geniaal met licht en lucht spelende Tiepolo. En had men ooit in Holland Tintoretto reeds zóó langs diens hier aanwezige ongebreidelde, geëmotioneerde krijtlijnen kunnen benaderen? Een Daumier en een Rodin tesamen schenen zijn getourmenteerde gestalten te hebben voortgebracht.

Men mag niet ontevreden zijn. Van de groote stijlprincipes, die achtereenvolgens de Europeesche schilderkunst beheerschten, kon men een indruk krijgen. De byzanthijnsche geaardheid der Italiaansche gothiek en de beginselen der renaissancistische kunst kon men evengoed gewaar worden als die van het manierisme, van de vroeg- en laat-barok of van het rokoko. Het streven en de beweegredenen waren te peilen. Toegegeven: niet zonder moeite en vermoeienis. Maar om deze redenen ziet men ook niet van een bergtocht af en waarom zouden deze bezwaren dan mogen gelden voor een (drie maanden lange) tentoonstelling die ditmaal eens veel te veel in plaats van het gebruikelijke te weinig bood?

v. G.

[pagina LVII]
[p. LVII]


illustratie
federigo baroccio
drie zittende vrouwen. zwart en rood krijt

(coll. j.q. van regteren altena, amsterdam)



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken