Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1 (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1
Afbeelding van Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (7.35 MB)

XML (0.24 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Erts. Letterkundige almanak. Jaargang 1

(1926)– [tijdschrift] Erts, letterkundig jaarboek–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 141]
[p. 141]

Bernard Verhoeven
Jacob Israël de Haan

Kort voor de Haan's dood kwam van zijn hand uit het boek der ‘Kwatrijnen’. Het is een boek, dat aan je zenuwen rukt, zoo fel en vaneengereten van karakter als het is. De kwatrijn, de vierregelige strofe, rijmend maar zonder metrum en altijd wisselend in het aantal voeten, blijkt wel een versvorm voor dynamische ontladingen en bijtende, moordende directheid. De moderne versnelling rilt door den rustigen vorm van Omar Khayyam.

De kwatrijn-vorm beantwoordt aan de kortademige drift van de moderne ziel, evenals het vrije vers, dat in schoone scherven uiteenspat en weer naar de samenvatting worstelt.

De kwatrijnen van Jacob Israël de Haan zijn beangstigend van felheid, de gebroken ademstooten van een hopeloos-verscheurdeziel. Die koortsige stem wil maar niet zwijgen, huivert uit een bodemlooze stilte omhoog en verstomt plotseling, staat weer op in bevende, razende, snikkende klanken, en ijlt, ijlt onweerstaanbaar voort. Dat er bloed aan de moderne ziel kleeft: ge voelt het hier, uw vingers zijn vochtig. Van af zijn uittocht naar Palestina, omspannen deze kwatrijnen de Haan's Palestijnsche jaren. Ze omvatten een tragiek en een nederlaag.

Ingenomen door een godsdienstig ideaal, zich tuchtigend met boete en offer, onderneemt de dichter den pelgrimstocht naar het Heilige Land. Maar iets onafscheidelijks neemt hij mee: een zinnelijke natuur, een

[pagina 142]
[p. 142]

bezoedelde herinnering, en de onuitroeibare wroeging. Rusteloos duurt het tweegevecht in de diepte. Met vaste stem verdoemt hij op zijn heenreis Londen, want hij vervloekt het vleesch van zijn eigen vleesch. De bekoring van Napels vind hem zwakker, maar hij weerstaat. Het witte silhouet van zijn geestelijk verlangen, de schim van Jeruzalem, staat beheerschend op den horizon van zijn gedachten. De rosse gloed van de zinnen kan die zuiverheid niet besmetten. Maar wat droom en verlangen was, wordt werkelijkheid: dus een verzwakking, een verontreiniging. Het oogenblik komt, dat de dichter moet zeggen:

 
Mijn droom van Jeruzalem is voorbij.

Dat is het gunstig keerpunt voor de nooit vernietigde, altijd waakzame zinnen. Hun tegenwicht verkruimelt. De ziel, die in de hoop op de toekomst boven haar kracht kon stijgen, verliest haar houvast.

Ik ken geen modern dichtwerk, waarin de wankeling, de ontzettende worsteling tusschen ziel en zinnen, met zoo'n schokkende oprechtheid zich openbaart. Altijd door roffelen de verzen hun nerveuzen koortsklop. Zelden is er de kalmte van de overwinning. Steeds haast de verbitterde woede, de verbeten wanhoop van het gevecht. De triomf van de ziel is vaak niet meer dan de onzekere wapenstilstand, verontrust door de angst voor het gevaar: de donkere wroegende boete, die de kiem van het bederf als een kanker in zich voelt smeulen.

En de zinnenmensch in De Haan is gefolterd door een

[pagina 143]
[p. 143]

allerfelst besef van de eeuwigheid, dat met weerhaken in de ziel zit vastgeboord. Het is niet af te schudden, het brandt den zinnelijken genieter in iederen druppel van het bloed, het vergiftigt hem het argeloos genot van elk oogenblik. Hij ontvlucht de angst en de martelende bewustheid vergeefs; als een koperen onweerslucht hangt de vervloeking boven zijn hoofd. Wie zóó gemarteld wordt, siddert de schrik onzegbaar door de ziel. Hij fladdert wanhopig in de ijlte, klapwiekend maar vallend, àltijd vallend, een lamgeschoten vogel. Duizelend wil hij zich vastklampen, de oneindige ruimte slokt hem op.

Het gevoel van vergankelijkheid was in de Haan geworden tot een gloeiende pijn, een obsessie.

Zelfs voor de zinnen is er geen vergetelheid meer. De wroeging vergalt het genot.

 
Zie: de zon lacht. Gods hartenhemel lacht.
 
De wolken lachen witte en blauwe pracht.
 
Wreed, dat ik, een rustloos gedreven Man,
 
Niet anders dan wroegend genieten kan.

Door het zingenot dreunt de donderslag van de bewustheid altijd na. De zonde heeft misschien ééns een zweem van onbewustheid, een schijn van zorgeloosheid en eeuwigheid. Maar wie uit die roes van het vergeten ontwaakt, wie de wrange versmaadheid van het zinnenleven heeft gesmaakt, proeft altijd asch in zijn mond. De bekeerling, die zondigt, is de recidivist, die de bijtende pijn van het geweten, de ondoofbare stem van de verantwoordelijkheid weerstaat. Hij mag de narcose, de grofste verdooving zoeken: elke zonde

[pagina 144]
[p. 144]

is wreed als een vonnis; wat de zinnen nog aan gedachtelooze zoetheid konden bieden, is hem voor altijd ontzegd.

Jacob Israël de Haan onderging de gemoedsgesteldheid, die de andere, weer hervallen, bekeerling, de ‘pauvre pécheur’ Paul Verlaine doormaakte, toen hij in angst uitbarstte: ‘Si la vieille folie était encore en route’. Wie het bederf in de natuur liet woekeren, kan alleen de natuur met het vuur van den H. Geest zuiveren, moet de wond tot den laatsten verrotten vezel uitbranden. Het strengste ascetisme alleen kan de verleiding van de bezoedelde zinnen afweren. Wie aan de zinnen toegang geeft, zij 't met beperkte vrijheid, voelt zich bespionneerd door loerende zonden, die hun beurt afwachten. En dan: hoeveel wroeging wordt niet gevoed door onbevochten bekoringen, die met de folterende schimmen van een donker verleden den weerstand verzwakken? Dat is, wat Jacob Israël de Haan uitspreekt in ‘Wanhoop’.

 
Want in den wijn proeft elk Man zijn verleden.
 
Ik proef in elken wijn slechts bitterheid.

De Haan is de allersmartelijkste dichter van de wroeging. Het is geen glorie, het is een tragiek, een schuldige tragiek misschien. Dichter van de herrijzenis is beter dan van de altijddurende wroeging. Doordat de Joodsche dichter de wroeging niet verdelgde maar aanwakkerde, heeft hij zich zelf zedelijk in doodsgevaar gesteld. Het is niet te verzwijgen: de ontknooping van de ‘Kwatrijnen’ is pijnlijk. Het is een be-

[pagina *35]
[p. *35]


illustratie
Foto Barbaix
URBAIN VAN DE VOORDE


[pagina *36]
[p. *36]


illustratie
HENDRIK DE VRIES


[pagina 145]
[p. 145]

angstigend schouwspel, of men ziel en zinnen, steeds omkantelend in een verwoed gevecht van man tegen man, samen naar den rand van den afgrond ziet rollen. Wat van Eeden, in een donker stadium van zijn dwaaltocht aanvaardde als een jammerlijke noodoplossing van het probleem van het kwaad: het terugvoeren van deugd èn zonde in God, werd ook de slotsom van de ‘Kwatrijnen’, het boek van de verscheurdheid.

Dit is zeker: Jacob Israël de Haan, die de Joodsche orthodoxie verdedigde tegen de Zionisten, heeft in zijn laatste Joodsche lied, dat zich zoo graag op de profeten inspireerde, schrikkelijk verloochend der orthodoxie van Israëls profeten, de boetgezanten van Jahwe, Die Sodoma en Gomorrha tot den grond verwoestte.

Waar spreken plicht was - is ook zwijgen plicht. Ook de donkerste gedachten vinden rust in de barmhartigheid van God, die de vermoorde dichter in een van zijn Kwatrijnen loofde:

 
En Hij vergeeft, wat geen menschen vergeven.
 
En vaagt als wolken al uw zonden heen.

De zwerver ruste in vrede.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Bernard Verhoeven

  • over Jacob IsraĆ«l de Haan

  • Urbain van de Voorde

  • beeld van Hendrik de Vries