Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Excelsior. Jaargang 1 (1913-1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van Excelsior. Jaargang 1
Afbeelding van Excelsior. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Excelsior. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.67 MB)

Scans (289.93 MB)

ebook (8.60 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Excelsior. Jaargang 1

(1913-1914)– [tijdschrift] Excelsior (1913-1914)–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Rabindra Nath Tagore.

't Is de eerste maal dat de belangrijke Nobelprijs voor Letterkunde, (omtrent 200.000 franken) toegekend wordt aan eenen oosterschen schrijver, aan den indischen dichter Rabindra Nath Tagore. Gisteren nog op het vasteland onbekend, heeft hij sinds dien eene europeesche vermaardheid verworven. We twijfelen er niet aan of het zal onze lezers aangenaam zijn, met den bekroonden poëet wat nader kennis te maken.

[pagina 21]
[p. 21]


illustratie
JOË ENGLISH: KERSTNACHT.


[pagina 22]
[p. 22]

Rabindra Nath Tagore zag het licht te Calcutta in 1861. Zijn vader heette de ‘maharshi’ - de groote wijze - en zijn grootvader was een warme vriend van wijlen koningin Victoria. Tagore was vroegtijdig aan 't dichten en ook aan 't komponeeren; want, zoo 't schijnt, munt hij uit als toonkundige. Op achttienjarige ouderdom verscheen van hem een opera dat luidruchtig werd toegejuicht: tooneelstukken, romans, vertellingen, gedichten volgden elkander onafgebroken op, tot eindelijk de ‘Gitanjali’ verscheen, in 't Engelsch uitgegeven onder den titel van ‘Song offerings’ en die een verbazenden bijval genoten.

De schrijver zelf vertaalde zijne zangen in 't zuiverste engelsch; Yeats, de vermaarde iersche dichter, leidde het boek in met den grootsten geestdrift. Hoogst belangwekkend zijn de gesprekken die hij had met sommige Bengaleezen. Een doktor in geneeskunde verklaarde hem: ‘Ik lees alle dagen Tagore. Een vers van hem doet al het lijden dezer aarde vergeten’. En hij vervolgde: ‘Wij hebben andere dichters, maar niet een gelijkt aan deze. De tijd waarin hij leeft, noemen wij het tijdstip van Rabindra Nath. Geen schrijver in Europa geniet eene faam, als Tagore bij ons. Men zingt zijne verzen van Indië's westen tot in Birmanië, overal waar de Bengaalsche taal gesproken wordt. Nauwelijks 19 jaar oud was hij beroemd, en nu nog voert men te Calcutta stukken op, die hij eenigen tijd nadien vervaardigde. Ik sta in de grootste bewondering voor de volmaaktheid van zijn leven. Reeds van jongs af zocht en vond hij zijne ingeving in de natuur. Tusschen 25 en 35 jaar, werd hem eene diepe wonde in 't hert geslagen, en schreef hij de schoonste liefdezangen die in onze taal bestaan. Nadien werd zijn kunst dieper godsdienstig en wijsgeerig: al de betrachtingen van 't menschdom galmen door zijn zangen heen.’

Zoo sprak tot den ierschen dichter den oosterschen doktoor; en met dezelfde vereering, dezelfde liefde spraken al zijne stamgenooten.

Yeats besloot zoo zijne inleiding: ‘Ik heb steeds en overal deze vertaling met mij medegenomen; ik las ze in den trein, in den omnibus, in het spijshuis, en dikwijls moest ik het boek sluiten om mijne ontroering niet te laten blijken. Deze gedichten brengen mij in een wereld waarvan ik jaren lang droomde. Getuigen zij van eene buitengewone ontwikkeling, toch schijnen zij als uit den oosterschen grond ontkiemd. Heel een volk, heel eene beschaving, onzeggelijk vreemd voor ons, schijnt in die verbeelding als opgeslorpt. En toch is het dat aardige, dat vreemde niet, dat ons ontroert, maar 't is dat wij er ons eigen beeld in weervinden, alsof we dwalend waren in de wilgenbosschen van Rossetti; alsof we, voor de eerste maal, in de letterkunde onze stem gehoord hadden, gelijk in een droom.’

Tagore's gedichten worden gezongen en verliezen oneindig bij eene droge voordracht. En toch, wil men ze lezen, in de prachtig geslaagde engelsche vertaling, met trage en luide stem, men zal weldra ondervinden dat ze ontsproten aan 't hart van een man die heel diep doordringt in 't innerste van de menschelijke ziel en voor wien de natuur geene geheimen meer heeft.

Tagore is een mystieker: hij begroet met wellust ‘het licht, dat de wereld vervult, dat de oogen kust en het hert verzacht, dat danst in 't midden van 't leven, dat de snaren der liefde doet trillen, en overal op aarde vreugde giet’. - Men heeft hem vergeleken, en ten onrechte, dunkt ons, met den bekenden dichter van ‘A Redding of Earth’, den geestdriftigen zanger der natuur, George Meredith. Het oostersch genie is zoo eigenaardig, zoo verschillend met onze

[pagina 23]
[p. 23]

westersche opvattingen, dat er van vergelijken geen spraak kan zijn. Daarbij nimmer vindt men bij Tagore dien klagenden, soms bitteren toon die door de zangen van den engelschen dichter zoo vaak weerklinkt.

We geven hier, zoo getrouw mogelijk vertaald, twee gedichten van den beroemden Rabindra Nath:

De danseres.

 
Ougaponta, een discipel van Bouddha, sliep, gelegen in het zand, aan den voet der stad Matoura.
 
Al de varen waren uitgedoofd en de poorten der stad gesloten.
 
In den duisteren oogstnacht doken de sterren weg achter de wolken.
 
Eensklaps stootte een voet, waar rond zilveren armbanden klingelden, tegen de borst aan van Ougaponta.
 
De jongen schoot wakker, en de wijfelende klaarte eener lantaarn, trof zijne oogen die vol waren van goedheid.
 
Hij zag eene danseres, dronken van den wijn har er jeugd, bedekt met edelgesteenten van allerlei kleur en omhuld met een lichtblauwen mantel.
 
Ze liet de lantaarn zakken, om het schoone doch strenge wezen, van den asceet te verlichten.
 
Vergeef het mij dat ik uwen slaap stoorde, jonge monnik, zegde de vrouw. Kom, volg mij. Deze stofferige baan is het bed niet dat u past.
 
Vervolg uwen weg, schoone der schoonen, antwoordde de eremijt. Als het oogenblik zal gekomen zijn zal ik u vinden.
 
Eensklaps, toonde de zwarte nacht, in een weerlicht, zijn tanden en de danseres rilde van schrik.
 
't Nieuwe jaar is nog niet geslagen. De wind huilt. De takken der boomen weenen en doen een bloemenregen neervallen.
 
Een zoete lentewind voert op zijn vleugels den zang eener herdersfluit. 't Volk wemelt in de bosschen om 't bloemenfeest te vieren.
 
Op de daken der ingesluimerde stad valt uit den hemel het licht der volle maan
 
De jonge asceet volgt den eenzamen weg, luisterend naar de liefdeklachten der vogels gezeten op de takken van den beverboom.
 
Ougaponta nadert de poorten der stad en blijft eensklaps staan.
 
Wie is die vrouw, in 't zand gelegen, dicht bij de vestingen?
 
't Is de danseres, overdekt met wonden, door de zwarte pokken aangetast en de stad uitgejaagd.
 
De jonge eremijt zet zich nevens de zieke; hij legt haar hoofd op zijne knieën en laaft met frisch water hare brandende lippen.
 
Wie zijt ge, zoete engel van bermhertigheid, lispelt de vrouw...
 
Gij hebt mij gevraagd tot u te komen: hier ben ik!

Aan het kind.

 
Als ik u gekleurd speelgoed breng, mijn kind, dan begrijp ik waarom er zoo'n bonte kleurenwemeling is op de luchten, en waarom de bloemen zoo heerlijk getooid zijn... Als ik u gekleurd speelgoed breng mijn kind.
 
Als ik zing om u te doen springen, dan weet ik waarlijk waarom er muziek ruischt onder de twijgen, en waarom de golven hun stemmenkoor doen galmen tot in den schoot der luisterende aarde... Als ik zing om u te doen springen.
[pagina 24]
[p. 24]
 
Als ik lekkernijen naar uwe begeerige handen uitsteek, dan weet ik waarom er honing zit in den kelk der bloem en waarom de vruchten zich in 't geheim vullen met het maische sap... Als ik lekkernijen naar uwe begeerige handen uitsteek.
 
Als ik uw wezen zoen om u te doen glimlachen, mijn liefste kind, dan versta ik de vreugde die oplaait in den hemel 's morgends, en de weelde die de zomerbries mij aanbrengt... Als mijn lippen u zoenen om u te doen glimlachen.
 
 
 
A.C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken