Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Excelsior. Jaargang 1 (1913-1914)

Informatie terzijde

Titelpagina van Excelsior. Jaargang 1
Afbeelding van Excelsior. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van Excelsior. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.67 MB)

Scans (289.93 MB)

ebook (8.60 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
non-fictie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Excelsior. Jaargang 1

(1913-1914)– [tijdschrift] Excelsior (1913-1914)–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 103]
[p. 103]

De geschiedenis eener Ziel.
(Vervolg. Zie blz. 74).

Theresia Martin werd geboren den 2 Januari 1873.'t Was midden den sneeuwblanken nacht, als op de dartele vlokjes gedragen, dat 't genadekind nederdaalde en als een geschenk des Hemels ontvangen werd. Heerlijker midden kon zich geen koningskind droomen: 't ademde er alles liefde en hemelsche vrede. Met een ongemeen geheugen begaafd, schildert Theresia ons op eene verrukkelijke naieve wijze, de groote vreugde hare kinderjaren: de pracht der zomeravonden, de maagdelijken tooi der bloemen, het wuiven der boomen, het lied der vogels. Alles vervulde die ‘kinderziel’ met een ‘zoeten weemoed’ en dan reeds scheen de aarde haar een ballingschap en droomde zij van den hemel. Innig aangedaan volgt men ze op in hare talrijke uitstapjes met haren ‘beminden koning’ zooals ze vader noemde, en luistert men naar 't lieve gekeuvel. 't Lijkt of men getreden ware in eene van die ‘mistieke’ hofkijns welke onze middeleeuwsche dichters en schilders zoo prachtig wisten weer te geven; 't is er een zoet getemperd licht, een lucht vol aromen

 
die vogelkijns zijn er blidelic
 
die bloemkijns bloeyen suverlic
 
die lelikens spruten gracelic
 
die roeskens ruken soetelic!

Daartusschen waart, onschuldig als een engel, 't lieve Treesken zonder eens de oogen op te slaan al over de muren die 't welgedoken ‘hofkijn’ afscheiden van de wereld... en 't luistert naar elk vogelken, en 't ruikt ieder bloemeken, en 't spiegelt zich in de klaar-frissche bron die onophoudelijk murmelt in 't groene mos; en al zijn weelde en zijn blijdschap neuriet het op teergevooisden toon die ons luisterend staan houdt...

Talrijk volgen de lieve tafereeltjes elkander op: en men weet niet wat men meest bewonderen moet, of den zwierigen schrijftrant, of de bekoorlijke naar rozen geurende taal, of de kristalheldere schoonheid eener ziel waarin de hemel weerkaatst. Dikwijls als 't lieve meisje met haar blonde zijden haarlokken aan vaders hand dartelend van een uitstapje terugkeerde, vroeg ze hem haar te geleiden en de oogen van de ‘leelijke aarde’ afwendend, aanschouwde ze met onuitsprekelijke opgetogenheid het schitterend starrenveld naar hetwelk hare jeugdige ziel heenwilde...

Misprees ze de wereld, toch was haar uiterst gevoelig hert één mededoogen voor allen die leden en zoo bevallig kon 't lieve meisje een aalmoes geven dat ze onweerstaanbaar eenen glimlach riep in de oogen die gansch verdoofd schenen door menigvuldige lijdenstranen.

We weerstaan niet aan de bekoring een klein schetsje te geven van hare goedheid:

‘Zekere dag, zoo verhaalt zij, zagen we eenen armen grijsaard die zich met moeite op krukken voortsleepte. Ik naderde om hem mijn klein geldstuk te geven: hij vestigde op mij een diepen en droeven blik en, met een treurigen glimlach het hoofd schuddend, weigerde hij mijne aalmoes. Ik kan onmogelijk zeggen wat

[pagina 104]
[p. 104]

er omging in mijn hert. Ik had hem willen troosten, hem opbeuren; in plaats daarvan had ik hem misschien vernederd en leed aangedaan!

Ongetwijfeld raadde hij wat er in mijn hert omging, want ik zag hem weldra omkeeren en mij van verre toelachen... Ik was zoo bedroefd dat ik nauwelijks mijne tranen kon weerhouden; doch ik herinnerde mij gehoord te hebben dat men op den dag zijner Eerste Communie bekwam al wat men vroeg: dit troostte mij. Alhoewel ik maar zes jaar oud was, zegde ik tot mij zelf: Ik zal voor den armen sukkelaar bidden den dag mijner eerste communie, en ik hield woord. Vijf jaar nadien was mijn eerste gebed voor hem. Ik heb altijd gedacht dat mijn kinderlijk smeeken voor dit lijdend lidmaat onzes Heeren gezegend en beloond is geweest.’

Doch ‘Jesus' bloemeken’ zooals ze zichzelf noemde, moest ook den winter der beproeving doorworstelen en zijn tenger kelkje met den dauw der tranen laten vullen. Reeds had ze moeder verloren, en alhoewel maar vier jaar oud, begreep ze. ‘Een oogenblik, schrijft ze, bevond ik mij alleen, tegenover de doodkist die recht stond in den gang; lang bleef ik staan om ze te aanschouwen: nooit had ik er eene gezien en toch begreep ik. Zoo klein was ik dat ik het hoofd moest rekken om ze in gansch hare lengte te overkijken en ze scheen me zoo groot, zoo droef....’

Verdere beproevingen volgden: hare oudste zuster, ‘haar kleine moeder’ trad in den Karmelus en zij was wees voor de tweede maal. Het klein teergevoelig hart kon dien schok niet doorstaan en midden de maand Mei ‘als heel de natuur zich tooide, treurde het “bloempje” gansch alleen en scheen voor altijd verwelkt!’ Alle hoop van genezing werd opgegeven, doch Treesje had vertrouwen in hare hemelsche Moeder, wier beeld op hare kamer stond. Op 't oogenblik dat de ziekte het hevigst was en het einde nabij, keerde ze zich tot haar, biddend uit gansch haar hert, en zie:

‘O, wonder! het beeld kreeg leven! De H. Maagd werd schoon, zoo schoon dat ik nooit woorden vinden zal om die goddelijke schoonheid uit te drukken. Haar wezen straalde van een onuitsprekelijke zoetaardigheid, goedheid en teederheid, doch vooral haar verrukkelijke glimlach drong tot in het diepste mijner ziel... Als bij tooverslag waren al mijne pijnen verdwenen; twee dikke tranen rolden over mijne wangen en vloeiden zacht...’

De dag der eerste Communie naderde en ‘onuitsprekelijk zoet aan haar hart was de eerste zoen van Jezus... Onze bijeenkomst dien dag kon niet een eenvoudige blik, maar eene versmelting genoemd worden. Wij waren niet getweën: Theresia bestond niet meer... Zij was verdwenen als de waterdruppel die in den oceaan verloren gaat’. Hadde die dag maar eeuwig geduurd! Doch ‘de luisterrijkste dagen zijn door duisternissen gevolgd; enkel de dag der eerste, der eeuwige Vereeniging van het Vaderland zal geenen ondergang hebben’.

Sedert dien heugelijken stond is er eene wonde in hare ziel geslagen die immer grooter en dieper worden zal.

 
Ic heb een liefken lief vernomen
 
Al binnen, al inder sielen van mi...

Het ‘Sitio’ van den Gekruisigde, weerklinkt steeds in haar herte... ‘Ik begeerde mijnen Welbeminde te laven; ik voelde mij zelve verslonden door den dorst der zielen’. Doch, hoe meer ze hem te drinken geeft, hoe meer de dorst

[pagina 105]
[p. 105]

‘hare kleine arme ziel’ vermeerdert... Door hare vurige gebeden bekomt ze de onverhoopte bekeering van een ter doodveroordeelde ‘haar eerste kind’. Aangevuurd door die genade zeilt ze met krachtige riemslagen vooruit op den Oceaan der Liefde, en ziet ze van verre de Carmelus opdagen als de veilige have waar ze haar bootje brengen moet.

Het gold eerst Vader te overreden: met den dood in 't herte ging zij erbij.

‘'s Namiddags schrijft ze, vond ik de gunstige gelegenheid. Vader had zich in den hof neergezet. De ondergaande zon vergulde met haar laatste stralen de kruin der groote boomen en de vogeltjes kweelden hun avondgebed.

‘Zijn schoon gelaat had waarlijk een hemelsche uitdrukking en ik gevoelde dat de vrede zijn hart overstroomde. Zonder een enkel woord te spreken, de oogen vol tranen, ging ik naast hem zitten. Hij bezag mij met een onzeggelijke teederheid, drukte mijn hoofd op zijn hert en sprak: “Wat is er mijn koninginnetje? Vertrouw mij zulks”. En opstaande, als wilde hij zijn eigen ontroering verbergen, stapte hij langzaam, terwijl hij voortging met mij op zijn hart te drukken. Dan onderhield ik hem over den Karmelus, mijn verlangen er weldra in te treden; en daar ik aanhield met mijne zaak te pleiten, was mijn onvergelijkelijke vader spoedig overtuigd’.



illustratie

Gaf vader gereedelijk zijne toestemming, moeilijker ging het met de oversten: de bestuurder van 't klooster zei beslist: neen, en Theresia aarzelde niet den bisschop zelf haar verlangen mondelings bloot te leggen. In eenen monumentalen zetel geplaatst, moest ze zelf hare zaak pleiten. Ze deed het met al de welsprekendheid van haar jeugdig hert: toch was de uitslag weinig aanmoedigend. Diep bedroefd doch niet terneergedrukt besloot Theresia eene uiterste poging te wagen. In gezelschap van haren vader en hare zuster vertrok zij naar Rome, en aarzelde niet zich voor de voeten te werpen van den onsterfelijken Leo XIII. We vertalen getrouw het roerend tafereel:

‘Leo XIII was gezeten in eenen hoogen zetel; eenvoudig gekleed in witte soutaan. Dicht bij hem stonden prelaten en andere hoogweerdige personen. Elke bedevaarder knielde op zijne beurt, kuste eerst den voet, dan de hand van den grooten Vorst, en ontving zijnen zegen; daarna raakten twee edele wachten hem met den vinger aan en gaven hem zoo het teeken op te staan en plaats te maken voor anderen. Geen woord werd gesproken; maar ik was vast besloten het te doen, toen eensklaps M. Révérony die zich aan de rechterzijde van Zijne Heiligheid bevond, ons luidop deed verwittigen, dat hij volstrekt verbood het minste woord te richten tot den H. Vader. Ik keerde mij tot mijne zuster.... ‘Spreek’ zegde ze mij.

[pagina 106]
[p. 106]

Een oogenblik nadien zat ik vóór den Paus. Zijnen voet gekust hebbende, bood hij mij zijne hand aan. Alsdan, mijne traanvolle oogen tot hem richtende, smeekte ik hem in dezer voege:

Heilige Vader, ik heb u eene groote gratie te vragen’.

‘Oogenblikkelijk liet hij het hoofd nederzakken, zoodat zijn aangezicht het mijne bijna aanraakte; men hadde gezegd dat zijn zwarte en diepe oogen tot in 't binnenste mijner ziel wilden doordringen.

Heilige Vader, hernam ik, ter gelegenheid van uw Jubileum, veroorloof mij den Karmelus in te treden op mijn vijftiende jaar’.

‘De heer grootvicaris van Bayeux,verwonderd en misnoegd, kwam er tusschen:

Heilige Vader, 't is een kind dat Karmelieternon wil worden, doch de oversten onderzoeken de zaak.

Ehwel mijn kind, zegde mij zijn Heiligheid, doe wat de oversten zullen beslissen.’

‘Mijne handen dan vouwende en ze latende rusten op zijne knieën beproefde ik een laatste poging:

Och, Heilige Vader, indien gij “ja” zegdet zou iedereen tevreden zijn’.

‘Hij bezag mij starlings in mijn oogen, en sprak deze woorden uit, steunende op iedere lettergreep, met innemenden toon:

Goed... goed... ge zult er intreden als de goede God het wil.

Ik ging nog voortspreken, toen de twee edelwachten mij het teeken gaven om op te staan. Ziende dat dit niet hielp, namen ze mij bij de armen en M. Révérony hielp ze om mij op te richten, want ik bleef steeds zitten met gevouwen handen rustend op de knieën van den Paus. Op het oogenblik dat ik zoo opgemen werd, legde de goede Heilige Vader zachtjes zijn hand op mijne lippen, en dan, ze verheffende om mij te zegenen, volgde hij mij lang met zijne oogen’. -

Eindelijk toch werden alle moeilijkheden uit den weg geruimd en den 9 April 1888, trad zij de gezegende ark binnen.

‘Het afscheid was bitter: Mijn hart klopte zoo onstuimig, schrijft ze, dat ik mij afvroeg of ik niet ging sterven... Ik omhelsde al de mijnen, viel op de knieën vóór vader om zijnen zegen te ontvangen. Ook hij knielde en weenend zegende hij mij.’

En de slotpoort viel toe....

Het gevierd ‘Koninginnetje’ was nu ‘Theresia van 't Kindje Jesus en het Aanschijn’ geworden.

(Vervolgt).

A.C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken