|
| |
De meervoudsuitgang [ǝs] S. de Vriendt
In Hoofdstuk 2 van de ANS is het substantief (zelfstandig naamwoord) aan de orde. Dit zijn tachtig bladzijden, waarvan vijftien (pp. 55-69) aan de meervoudsvorming gewijd zijn.
Voor dit onderdeel geldt heel zeker een uitspraak die elders al gedaan is over de ANS in het algemeen: ‘er staan zeer veel gegevens in de ANS’ (Smits 1986, p. 390). Het is dan ook heel jammer dat, na de uitvoerige behandeling van de ‘kleinere categorieën’ (2.5.2) en van het meervoud op -s (2.5.3), de uiteenzetting over de meest gewone meervoudsvorm (‘De overgrote meerderheid van de Nederlandse substantieven heeft een meervoud op -en’, ANS, p. 62) heel erg onduidelijk geworden is. Dit ligt m.i. voornamelijk aan de ongelukkige beslissing van de redactie om geen overzicht te geven van de Nederlandse fonologie en spelling. Een dergelijk overzicht, dat men had kunnen beperken tot het meest essentiële, zou het definiëren (pp. 62 en 63) van gespannen en ongespannen klinkers, open en gesloten lettergrepen, stemloze en stemhebbende medeklinkers in het hoofdstuk over de meervoudsvorming overbodig gemaakt hebben. Het zou een juistere en eenvoudigere formulering van regels mogelijk gemaakt hebben en de consistentie van het hele werk ten goede gekomen zijn; voor gelijkaardige verschijnselen als bijv. de spelling van substantieven (boom/bomen), adjectieven (groot/grote) en werkwoorden (hoor/horen) worden een eerste keer spellingsregels gegeven (2.5.4), een andere keer wordt naar de Woordenlijst verwezen (6.4.1.1) en bij de werkwoorden krijgen we een andere formulering dan bij de substantieven (8.3.2.3).
In het korte bestek van deze voetzoeker zal ik op het bestaan wijzen van een interessante meervoudsvorm die optreedt bij sommige leenwoorden (ik heb daar een eerste keer op gewezen in De Vriendt 1978).
Ik wil eerst de opmerking kwijt dat het meervoud op -s van leenwoorden in de ANS behandeld wordt onder 2.5.3 meervoud op -s en niet onder 2.5.2.3 Leenwoorden (als onderdeel van de kleinere categorieën). Onverantwoord is dit niet, maar het lijkt wel nuttig om de lezer in het stuk over de leenwoorden naar de plaats te verwijzen waar hij iets over de ‘gewone’ gevallen kan vernemen. Een tweede algemene opmerking is dat niet vermeld wordt hoe het s-morfeem uitgesproken wordt. In het volgende onderdeel (meervoud op -en) wordt namelijk wel iets gezegd over de uitspraak van de en-uitgang; misschien dachten de schrijvers dat het
| | | | voor iedereen vanzelfsprekend is dat aan de -s-spelling een [s]-uitspraak beantwoordt. Dit is natuurlijk juist, maar: wie nu denkt dat we in de spelling steeds krijgen ‘enkelvoud + s’ en in de uitspraak ‘enkelvoud + [s]’ vergist zich. Dat is waar ik het nu over wil hebben.
Paragraaf 4 van 2.5.3 (ANS, p. 61) vermeldt onder de woorden met een meervoud op -s: ‘Veel leenwoorden (meestal uit het Engels of het Frans) die in het enkelvoud op een medeklinker eindigen (soms alleen in de uitspraak) en in de taal van herkomst een -s-meervoud hebben. Voorbeelden: accountant-accountants, chef-chefs, cheque-cheques, club-clubs, film-films, generaal-generaals, kolonel-kolonels, luitenant-luitenants, parfum-parfums, perron-perrons, reservoir-reservoirs, restaurant-restaurants, roman-romans, tank-tanks, telefoon-telefoons, trot-toir-trottoirs, truc-trucs.’
Hier geen probleem: overal wordt aan de enkelvoudsvorm een -s, in de uitspraak [s], toegevoegd. Toch is het opmerkelijk dat, waar de ANS voorbeelden geeft van leenwoorden met heel wat verschillende slotconsonanten (t, f, b, k - gespeld k, c, que - m, l, n, r) een hele reeks mogelijke consonanten ontbreken, nl. de sibilanten.
Wie de volgende woordparen leest (liefst ook hardop)
- uitgaande op s |
: |
ace - aces |
|
|
ambulance - ambulances |
|
|
battledress - battleresses |
|
|
caprice - caprices |
|
|
race - races |
|
|
service - services |
- uitgaande op sj |
: |
broche - broches |
|
|
crèche - crèches |
|
|
douche-douches |
|
|
retouche - retouches |
- uitgaande op tsj |
: |
brunch - brunches |
- uitgaande op dzj |
: |
cottage-cottages |
|
|
lounge - lounges |
kan vaststellen dat
1. | in de spelling, soms -s, soms -es toegevoegd wordt, dit volkomen volgens de regels van de taal van herkomst (Engels of Frans); |
2. | in de uitspraak, overal [ǝs] aan het enkelvoud toegevoegd wordt, een morfeem dat zich dus onderscheidt van het Engelse [Iz] en van het Franse (nul!). Men kan dit, als men wil, een spelling-pronunciation noemen, maar dat lijkt me niet bevredigend; waarom wordt dan nl. het meervoud van bijv. cake, cape en safe met [s] en niet met [ǝs] uitgesproken? Het is duidelijk dat de [ǝ] alleen ingelast wordt waar er geen verschil of een te gering verschil is tussen de slotconsonant van het stammorfeem en de -s-uitgang, dus waar de informatie ‘meervoud’ dreigt verloren te gaan. Met andere woorden, na de regel die de meervoudsvormen op -s van leenwoorden voortbrengt, (zie o.a. Hoppenbrouwers, 1980, p. 169) moet een regel van [ǝ]-insertie komen die een [ǝ] inlast tussen een consonant met de features (+continuant, +coronaal), of een cluster bestaande
|
| | | |
| uit een dergelijke consonant en /j/, en het meervoudsmorfeem -s (+continuant, +coronaal). |
Twee opmerkingen om te besluiten:
1. | Het kan zijn dat bepaalde sprekers sommige (oorspronkelijke Franse) woorden uit bovenstaande lijst in het enkelvoud met een slot -[ǝ] uitspreken (vgl. marge, pauze, serveuse e.d.). Dat wil zeggen dat naar gelang van de sprekers het aantal woorden die het besproken verschijnsel vertonen verschillend is, het doet niets af aan de geldigheid van de regel. |
2. | De regel is produktief (nieuwe leenwoorden!). Het is natuurlijk niet uitgesloten dat het type leenwoorden dat hier besproken is na enige tijd een -en-meervoud krijgt (cf. box-boxen en, volgens de Hedendaagse Van Dale, ambulancen, nuancen en battledressen naast de vormen op -s). |
| |
Bibliografie
Hoppenbrouwers, C. (1980), De meervoudsvorming in het Nederlands, in Th. Jansen en N.F. Streekstra (red.). Grenzen en domeinen in de grammatica van het nederlands, Groningen, pp. 157-179. |
Smits, R. (1986), De Gemiste Kansen van de ANS, in De Nieuwe Taalgids 79, pp. 388-406. |
Vriendt, S. de (1978), Nieuwe woorden in het Nederlands, in Tijdschrift voor Levende Talen XLIV, pp. 315-332. |
|
|
|