Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gemeenschap. Jaargang 4 (1928)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 4
Afbeelding van De Gemeenschap. Jaargang 4Toon afbeelding van titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 4

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gemeenschap. Jaargang 4

(1928)– [tijdschrift] Gemeenschap, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 166]
[p. 166]

Kroniek

Brieven uit de hoofdstad.

Waarde neef Eikenstam.

 

Met groote vreugde heb ik bemerkt, dat mijn vorige brief uw volle belangstelling heeft genoten, en dat niets zoozeer in Twello gewaardeerd wordt als een juiste berichtgeving van wat er in de hoofdstad plaatsvindt. Je hebt gelijk: de kranten zijn op dit punt onvolledig, of onbetrouwbaar; recensies zijn bijna alle flauwe kletspraat of onbegrijpelijke wartaal. Ik zal je er later weleens meer over vertellen, want ik heb hier een goede kennis die aan een krant werkt.

Maar nu terzake, over het muziekgenot in Amstel's stad. Ik was, geloof ik, gebleven bij de middag. Des namiddags wordt er al heel vroeg een hoop muziek gemaakt, waarvan je in huis of op straat gelukkig niet veel bemerkt. Dat is namelijk in de bioscopen. De muzikanten zitten daar van half twee 's middags tot half twaalf 's nachts in het donker, en moeten desalniettemin steeds maar vrooolijke muziek spelen. Op de Zon- en feestdagen hebben ze ook al geen rust, dan zijn ze gewoonlijk zelfs nog langer in touw. De eenige vrije dag die ze hadden, Goede Vrijdag, is dit jaar nu ook al afgeschaft. Vol zijn die bioscopen intusschen overdag nooit, en ik heb me ook al menigmaal afgevraagd waarom of er altijd muziek bij films moet zijn, zooals altijd bij het eten tafellakens waarop je niet mag morsen.

Op straat komt er echter ook steeds meer muziek om deze tijd. Ieder wijkje heeft zijn strijkje, en iedere hock zijn café-chantant, waar de conversatie en het bier verpest worden met muziek. Ook aan de stille zijde van het Rokin spelen ze tegenwoordig, zoodat deze naam nu ook al niet meer opgaat. Dan moet ge ook niet denken dat de liedjesmenschen maar een achturigc werkdag hebben. Zelfs clandestien probeeren ze hun kunst aan de man en - wat beter slaagt - aan de vrouw te brengen. Toch zou ik deze menschen een groot onrecht doen, wanneer ik ze niet hier, en famille, een kleine hulde bracht voor hetgeen zij doen tot verbreiding en instandhouding van het Nederlandsche lied. Want gij zult het mij zeker toegeven, waarde neef, dat het met het Nederlandsche lied overal, (misschien zelfs in Twello) treurig gesteld is; niemand zingt het, niemand schept het. Zeker, je hoort wel in 't hollandsch zingen, maar niets dan een haastige verhollandsching van Engelsche of Duitsche cabaret-liederen. En dan nog alleen maar bij de liedjesmenschen, want een particulier zingt niet meer, hij heeft een gramofoon, of een radio, of een pianola, hij gaat naar concerten, en laat anderen daar voor hem zingen. Maar zelf? Hij denkt er niet over; en wat erger is, ook de kinderen denken er niet meer aan. Ik vermoed dat dit komt van al die scholen en examens die er tegenwoordig zijn, maar ik ben niet bevoegd om het te beweren, en ik wacht dus totdat iemand anders dan de leuter-professor Casimir het zegt in de krant.

En jij mijn beste neef, zult misschien denken: wat is die Antoon weer inconsequent; in plaats dat hij blij is dat de menschen minder zingen, minder muziek maken! Maar neen, mijn waarde, er is iets ergers voor in de plaats gekomen. Voor de eene zangduivel die werd uitgedreven, heb je nu de radio-duivel, de charleston-duivel, de gramofoon-duivel, de jazzduivel, zeven duivels die ieder zevenmaal boozer zijn dan hun voorganger. En steeds wordt het erger met deze demonische herrieschopperij.

Wanneer jij eens uit Twello naar hier

[pagina 167]
[p. 167]

komt, dan zal je het pas goed merken. Buiten hoor je nauwelijks één geluid: daar heb je de stilte der natuur, waaromtrent de dichteres zich vergiste, toen zij zeide: ‘de stilte der natuur heeft veel geluiden’. Het schoonste der natuur is juist haar zwijgen, haar heroïek zwijgen, haar mathematisch zwijgen, het zwijgen dat men vlakte noemt, het zwijgen dat men boom noemt; het overhuivende zwijgen, blauw, en uitspansel genoemd, en het zwijgen van de twee geliefden bij de beek.

Gij ziet het, beste neef, alleen het zwijgen kan mij nog poëtisch maken, en als ik mij waarlijk dichterlijk voel, zwijg ik ook altijd.

Om nu tot de stad terug te keeren, het is langzamerhand weer de tijd geworden dat er duizenden huiswaarts gaan, in een verwarde parade met muziek vooraan en middenin, gelijk ik u de vorige maal reeds beschreef. En nauwelijks zijn deze velen thuisgekomen, of zij maken zich al wederom gereed om uit te gaan naar een revue, een cabaret, een concert, een ‘uitvoering’. En sommigen, die zelf meedoen aan de aanstaande ‘avond’ van een der vele muzeikvereenigingen, gaan daarbij nog minstens een paar keer in de week naar de repetitie. De avond in Amsterdam is waarachtig een hel van muziek; de man die in zijn telefoon al de muziek van de stad tegelijk zou kunnen opvangen in zijn kamer, hij zou, geloof ik, iets gruwelijkers ervaren, dan wanneer hij alle kwaad dat in die stad geschiedde, te weten kwam. Ik heb een gevoel alsof ik gek word, wanneer ik het mij tracht voor te stellen. En daarom, beste neef, wees voor ditmaal gegroet; de volgende maal zal ik u de beschrijving van een soirée musicale zeker niet bespparen. Leef gelukkig tot zoo lang, en ontvang de beste complimenten van uw nicht, die zich nogmaaals voor de kanarie houdt aanbevolen, en van Uw toegenegen neef

ANTOON BLIJDENSTEIN

Kunst en kapitaal.

Op den Gregoriusdag te Eindhoven wordt er behalve vergaderd, ook een ‘uitvoering’ gegeven van een Lof en een Mis, met de pasgevonden muziek van Philip de Monte. Zeer prijzenswaardig. Maar niet zonder verwondering lazen wij in de dagbladen dat er te dien einde ook een entrée geheven zou worden, in dien zin, dat de Mis op den tweeden Paaschdag in die-endie kerk, alleen toegankelijk zou zijn tegen betaling van een bedrag dat voor menigeen gelijkstaat aan een dagloon. (‘De kaart geeft toegang tot de vergaderingen, de Mis en het Lof.’) Zonder bepaald ‘democratisch’ te willen zijn, vragen wij ons af, of dit de goede wijze is om te voorzien in de kosten die een dergelijke ‘uitvoering’ meebrengt. Een Mis is stellig geen concert. Een uitvoering buiten verband met de H. Dienst kan men gevoeglijk ontoegankelijk stellen voor onvermogende schoonheidsliefhebbers. Doch als men deze ‘kunst’ in verband gaat brengen met haar heilig doel, dient men ook de consequenties daarvan onder oogen te zien. Ik denk dat de orthodoxe Philippus de Monte raar zou opkijken, wanneer hij wist, dat zijn werk, dat hij - gelijk wij kunnen aannemen - ter eere Gods schreef, nu door een verkeerd-begrepen voorzorg, alleen bereikbaar is voor de meer-bedeelden onder Gods kinderen.

L.L.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken