Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gemeenschap. Jaargang 9 (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 9
Afbeelding van De Gemeenschap. Jaargang 9Toon afbeelding van titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 9

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gemeenschap. Jaargang 9

(1933)– [tijdschrift] Gemeenschap, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 153]
[p. 153]

Jacques Schreurs M.S.C.
De Christofoor

Anno sancto 1933. In memoriam mirabilium suorum CHRISTO DOMINO.

N.B. van de redactie:

 

Hieronder volgt het eerste bedrijf van het leekenspel DE CHRISTOFOOR, kortelings voltooid door den auteur. Wij wenschen onze lezers geluk met deze eerste publicatie, zij het van een gedeelte van dit spel, omdat onze medewerker Jacques Schreurs hierin zoo'n prachtig getuigenis geeft van het tot volle wasdom rijpen van zijn talent.

Het leekenspel DE CHRISTOFOOR, dat op 2 Juli a.s. te Tilburg zijn eerste uitvoering beleeft door de leerlingen van de Apostolische School van de Missionarissen van het Heilig Hart, heeft de volgende inhoud:

God de Vader ziet de steeds toenemende boosheid van het menschelijk geslacht. Zijn arm wil niet langer de wereld ondersteunen, en deze zal weldra neerploffen in een volledige ondergang. De engelen, die voor Gods troon staan, smeeken bij God genade af voor de wereld, en prijzen de schoonheid van aarde en mensch. Niets kan echter de maat der Goddelijke toorn voor het overloopen schutten. Dan treedt God de Zoon ‘met den Vader in 't gericht’. Hij herinnert aan Zijn aardsche leven, aan den Hof van de groote droefheid, en zegt ten slotte:

 
‘En heel die wereld, al die menschen, alle dingen
 
Kocht ik van U voor dertig zilverlingen
 
Want voor een slavenprijs verkocht gij haar.’

Om een enkele smeekt Hij dan de wereld te sparen, om Christofoor.

[pagina 154]
[p. 154]

Nadat de Geest dan de nieuwe waarde van de wereld op een oorspronkelijke Paaschmorgen bezongen heeft, spaart de Vader de aarde, want:

 
‘Mijn liefde heeft mijn wijsheid overwonnen.’

In het tweede en derde bedrijf trekt dan Christofoor door de wereld, opnieuw den Christus dragend. Het spel eindigt plotseling met een zeer onverwachte wending.

Eerste bedrijf.

De Vader:
 
De Dichter van het groote spel - het Leven
 
Die, door zijn milde mededeelzaamheid gedreven,
 
Het schouwtooneel der wereld schiep,
 
En menschen tot zijn speelgenooten riep -
 
Ziet, hoe zijn spelers telkens zich verspelen
 
En aangeblazen door een valsch souffleur
 
Naar eigen dunk en willekeur
 
Den zin ontluistrend van zijn tafereelen;
 
Ziet hoe zij zelfs den zuivren tekst herschreven
 
En zwichten waar te steil
 
Mijn heerlijkheid en hun waarachtig heil
 
Tot hemelsch doelwit klimt van alle leven.
 
In groote liefde heb ik 't al verdragen,
 
Nu is de maat gevuld.
 
Mijn Almacht kan de wereld niet meer schragen
 
En Wijsheid eischt nu delging aller schuld;
 
Doof voor mijn stem, die luide heeft geklonken
 
En aldoor blinder voor mijn Licht,
 
Van alle dwaasheid dwaas, van alle zonden dronken
 
Zijn zij een gruwel voor mijn aangezicht;
 
En 't Leven, dat een goddlijk spel zou zijn
 
En mild en ongemeten -
 
Zal niemand nu meer weten:
[pagina 155]
[p. 155]
 
Dit leven, dat geen spel wou zijn
 
Dit spel, dat nooit meer spel zal heeten!
 
 
 
Mijn spelers zij nu snel beduid:
 
De Dichter zegt: het spel is uit
Engelen:
 
Vader, komt nù de groote brand
 
Over uw wereldland,
 
Gaat nù uw vuur verderven
 
Hemel, uw erf en uwe erven...?
De Vader:
 
Kinderen, in de palm van mijn hand:
 
Leven en sterven!
Engelen:
 
Vader, het werk van Uw zes dagen,
 
De wonderen van uw mond
 
Waarom er uw welbehagen
 
In licht en in bloemen stond...?
De Vader:
 
Kinderen, de tijd is voldragen,
 
De kring der jaren rond!
Engelen:
 
Wateren, wouden, weiden
 
Gaat nu alles ten grond?
 
Boom waaraan Eva schreide
 
Weiden, waar Abel weidde
 
Heuvel, waar Adam stond...?
De Vader:
 
Alles, wat eenmaal verblijdde:
 
Alles, wat Adam schond!
[pagina 156]
[p. 156]
Engelen:
 
Vader, uw medelijden
 
Spande den hemelwijden
 
Regenboog van Verbond...!
De Vader:
 
Alles, bloemen en weiden
 
Herder, heerde en hond!
Engelen:
 
Licht, uw kinderlijk wonder
 
Vader, uw kleed, uw dracht...?
De Vader:
 
Kinderen, àlles gaat onder
 
Alles wordt nacht!
Engelen:
 
Om de Godsnood van Uw profeten:
 
Om hun honger en hun dorst!
De Vader:
 
Hun brood hebben zij niet gegeten
 
Met bloed hun kleed bemorst!
Engelen:
 
Om de vruchtbaarheid der Aartsvaders,
 
o Heer, om uw Abraham! -
De Vader:
 
Het bloed is gestold in hun aders;
 
De bijl ligt reeds aan de stam!
[pagina 157]
[p. 157]
Engelen:
 
Om Uw heiligen en uw helden,
 
Om Uw koningen die gij stelde
 
Als wachters aan uw voet!
De Vader:
 
De hellingen en de velden
 
Rooken nog van hun bloed!
Engelen:
 
Bij uw tempels en uw altaren
 
En de offers van Aäron,
 
Om hun honger van vier duizend jaren,
 
Om hun lijden in Babylon!
De Vader:
 
Zelf zochten zij hun gevaren
 
Nu houd ik hen aan hun haren
 
Al ween ik om Absalon...
Engelen:
 
Om het juk, dat ze hebben gedragen,
 
Om uw volk onder pharao:
 
Omdat gij uw volk hebt geslagen
 
Op uwen dorschvloer als stroo...!
De Vader:
 
Eens blies ik het kaf van mijn hand
 
Nu worden de halmen verbrand!
Engelen:
 
Heer, Heer, om uw Kruis en uw offerlam,
 
Dat de zonden van de wereld nam,
 
wil niet verderven! -
 
Heer spaar nu voor den grooten brand
 
Uw erf en uwe erven! -
[pagina 158]
[p. 158]
De Vader:
 
Kinderen ziet, in de palm mijner hand:
 
Leven en sterven! -
De Zoon:
 
De Zoon treedt met den Vader in 't gericht:
 
Gij zijt de wijsheid en het eeuwig Licht,
 
Ik ben Uw Liefde en uw eenge zoon;
 
Ik ben o wijsheid, scepter u en kroon!
 
De Liefde treedt de Wijsheid tegemoet
 
En beiden worden ze aan elkaar gevoed:
 
De Wijsheid aan de Liefde en 't is goed.
 
En beiden zijn zij één zóó algeheel:
 
Dat zij geen deelen zijn maar slechts één deel
 
En één geheel dat alles gansch omvat:
 
Zoodat wij evenzeer èn ringmuur zijn èn stad.
 
Ik ben het woord van U gij zijt mijn zin.
 
Ik houd uw wil, als gij mijn willen in
 
Want één gedachte zijn wij en één wil
 
En buiten ons staat alle leven stil...
 
 
 
U heugt die eerste morgen nog mijn Vader
 
Wat was het Leven, versch uit ons ontloken, schoon
De Vader:
 
Nu wordt het avond en zéér donker, Zoon
 
Het einde àller dingen komt al nader... (stilte)
 
 
De Zoon:
 
Mijn Vader...
De Vader:
 
En mijn Zoon...
[pagina 159]
[p. 159]
De Zoon:
 
Gansch naar ons beeld en wonderwel geschapen,
 
De Mensch: geheel ons Kind, geheel ùw aard...
De Vader:
 
Mijn schoonste gaven werden hem ten wapen,
 
Zijn wil heft tegen mij een vlammend zwaard!
De Zoon:
 
De Mensch: die Liefde steeds zijn kind zal heeten
De Vader:
 
Zijn beùl, - en gansch doorsijpeld van 't venijn,
 
Dat Eva heeft tot in zijn kern gebeten...
De Zoon:
 
Maar 't vond een tegengif in mijne medicijn!...
 
Vader, de Mensch: òns Kind...!
De Vader:
 
Zoon, liefde is blind
De Zoon:
 
Maar Wijsheid ziet de scherpte aller dingen.
 
O, laat de Liefde dan het blinde zingen
 
Dat nù de Almacht met een blinddoek bindt...!
De Vader:
 
Mijn Liefde...
De Zoon:
 
O, mijn Wijsheid, word mijn kind!
De Vader:
 
Wordt gij mijn slaaf! -
[pagina 160]
[p. 160]
De Zoon:
 
De liefde kàn niet bukken
De Vader:
 
De Wijsheid mag de Almacht nimmer drukken,
 
Zij moeten samen zijn en samen gààn:
 
Eén wezen zijn, één willen en één baan...
De Zoon:
 
De weg der wijsheid, die de liefde is!
De Vader:
 
De weg der Almacht, die de Wijsheid is!
 
Wij zijn zéér lang met hem dien weg gegaan. (Stilte.)
De Zoon:
 
Aanschouw: hoe schoon de aardebergen staan
 
Heer, in òns licht! - dààr heb ik u aanbeden...
 
Ik hoor het sidderen der ceders in den Hof...
De Vader:
 
Ik zie mijn aardworm kruipen in het stof:
 
Hoor 't kreunen van zijn mond en 't rekken van zijn leden.
De Zoon:
 
Wat zou de Liefde zijn als zij niet goddelijk was?
 
En Liefde in Wijsheid is als zon in glas
 
En beiden zijn zij zon en glas en even rein...
De Vader:
 
Laat mij uw schijn, mijn Licht, wil gij mijn schijnsel zijn!
De Zoon:
 
Zie, bij die paring ginds van zee en licht
 
Stond Simon: dààr heb ik mijn Kerk gesticht
[pagina 161]
[p. 161]
 
En 'k was een herder langs die bergen, op die landen;
 
Dáár, Vader, likten lammeren mijn handen
 
En werd 'k een man van drie en dertig jaar
 
En héél die wereld, - al die menschen, alle dingen -
 
Kocht ik van U voor dertig zilverlingen
 
Want voor een slavenprijs verkocht gij haar;
 
En 't werd mijn menschdom, Wijsheid, en mijn aarde:
 
Gij schiept haar voor de Wijsheid die bewaarde
 
De Wijsheid redt haar voor de Almacht, die haar spaart!
De Vader:
 
Zij is de Almacht van den Vader niet meer waard!
De Zoon:
 
De Liefde van den Zoon is haar gegeven;
 
Zij heeft opnieuw ontvangen van den Geest
 
En gaat reeds groot van een herboren leven;
 
Want zelf ben ik haar spijs en drank geweest!
 
Nooit hebben zielen zóó mijn stem vernomen,
 
Nooit is de aarde mij zóó nàgekomen:
 
Eén stem werd duizenden en duizenden één koor...
 
Heer om één enkele stem, één Christofoor...
De Vader:
 
Loth en zijn huis zijn Sodom uitgetogen!
De Zoon:
 
Maar, om één mensch werd Ninivé gered!
De Vader:
 
Moet ik dan Ninivé ten einde toe gedoogen?
De Zoon:
 
Heer, om één Christofoor - voor mijn gebed...
[pagina 162]
[p. 162]
De Geest:
 
Die mij van eeuwigheid hebt voortgebracht,
 
De Derde van de Drie Personen:
 
Een nieuwe lente is over 't land gebracht,
 
De hellingen staan reeds vol anemonen;
 
De roep der tortel is nabij gehoord.
 
De wijnstok spruit al uit, de knoppen breken;
 
Kom, Vader, in uw wereldtuin, kom voort mijn Woord:
 
Ons lokt de zoete zilverheid der beken!
 
De tortelduif is in ons land gehoord,
 
Uw mildheid, Vader, is alom gebleken!
 
 
 
Hoe feestelijk omzoomt de gouden brem
 
Nu alle wegen naar Jeruzalem;
 
In Leningraad en Moscou dooit het ijs,
 
Zelfs over New-York bloeit een meidoorn-rijs
 
En een magnolia, vol bloem en blad,
 
Versiert den tuin der Vatikaansche Stad.
 
Het koren kiemt op de akkers van heer Booz
 
En blonde Ruth verwacht de eerste roos
 
En kust Noëmi: en men schept weer moed:
 
De rijke man geeft uit zijn overvloed
 
En uit Siberië ontving een kind de groet
 
Van vader en die schreef: ik maak het goed
 
Een wijnboer is vandaag om werkvolk uitgegaan
 
En vond millioenen ledig op het marktplein staan;
 
En ieder uur heeft hij er uitgezonden
 
In zijnen wijngaard: ouderen en jongen;
 
Een vrouwtje riep: mijn man heeft werk gevonden!
 
Zij heeft den ganschen dag 't Maria-lied gezongen
 
En àl haar kind'ren waren met haar blij -
 
En 't volgend jaar komt weer een kindje bij!
 
 
 
Vader, het voorjaar maakt de levens wijs,
 
Aan elke bloem ruikt men het paradijs
[pagina 163]
[p. 163]
 
En Jesus wandelt sneeuwwit door Parijs!
 
Een conducteur loopt snel om een vroegmis
 
En bidt voor Jehol (waar 't nog oorlog is)
 
Voor 't Godsrijk, voor den Paus en ook om vrede,
 
Want gisteren stortte nog een vliegtuig naar beneden:
 
Zoo'n stalen vogel, waarvan ik hoor zeggen,
 
Dat die op elke stad een bom kan leggen;
 
Maar met de lente worden harten zacht
 
En wordt aan oorlog nòch aan vuur gedacht.
 
 
 
En ik zie kinderen als leliën in uw dalen
 
Staan: bloemen bloeien waar zij adem halen
 
En onze Jesus is als kersen in hun mond;
 
En in Genève zit de Volkenbond
 
Te turen op een kleine groene aarde
 
En voor een herberg staan twee witte paarden,
 
Waarop twee Engelen straks, hand aan hand,
 
Gaan rijden door één grensloos vaderland!
 
 
 
Ik vraag U, op mijn feest, een nieuwe Pinksterzegen,
 
Nieuw zeil voor Petrus schip, een sterke bries en vaart!
 
Voor Paulus vraag ik u een witgeslepen degen
 
En voor veel priesters met een roovershart, een baard.
 
Voor Pius vraag ik U een heele ganzewiek
 
En voor de wereld weer een schoone encycliek;
 
Voor elken bisschop kinderen met een lach
 
En voor zijn kinderen liefde voor 't gezag;
 
Voor alle priesters stichting in Gods huis,
 
Meer honger om de dingen Gods te weten
 
Dan aardsche zorg om drinken en om eten -
 
En bovenal de zin van Christus' Kruis!
 
Voor elken mensch vraag ik geen waardigheid, maar waarde
 
Niet om méér recht, maar meer gerechtigheid;
 
'k Vraag om vernieuwing van de oude aarde
 
En voor Sint Jan een hart, maar als een zee zoo wijd!
[pagina 164]
[p. 164]
 
Geef Marcus, bid ik U, een nieuwe leeuw
 
Tot zinnebeeld der kinderen dezer eeuw,
 
Opdat zij het in leeuwenmoed straks halen
 
Bij die reeds eerder door de leeuwen zijn gemalen:
 
Tot hemelsch stuifmeel en tot sneeuwwit brood!
 
Geef Thomas, op mijn feest, een hongersnood
 
Naar zieken, Heer, om zonder kaart of boeken,
 
De diepste schuilhoeken der aarde te doorzoeken
 
En prent de Christenen in hun gedachten:
 
Hoeveel millioenen nog de Blijde Boodschap wachten.
 
 
 
De lente is in 't land, het voorjaar is gekomen
 
De klokken gaan naar Rome!
De Vader:
 
Mijn Geest, wanneer de Klok luidt, klept ze brand!
De Geest:
 
Een vliegend vuur ben ik uit uwe hand!
 
Een zeer lief vuur, dat Vader op ùw teeken
 
De wereld van Uw liefde zal ontsteken -
 
Blaas mij, een zoete koelte, uit uw hand
 
Blaas mij een milde sneeuwval door uw land...
De Vader:
 
Genadebode, reisduif van mijn wil
 
Mijn teelduif, o mijn tortelduif...
De Geest:
 
Mijn til.....
Engelen:
(2e gordijn schuift langzaam dicht.)
 
Drie treden met elkander in 't gericht
 
Van aangezicht tot aangezicht: één Licht...
[pagina 165]
[p. 165]
 
De wereld zwicht...?
 
Ach, om één ziel die gansch uw beeld nog draagt
 
Door deze tijden...: medelijden!
 
Om nog één hart, dat u zijn honger klaagt
 
En blijft belijden...: medelijden!
 
Ach om één wil, die door uw wil gejaagd
 
wordt en bewogen...: mededoogen!
 
Om nog één rug die Christus draagt -
 
Om nog één mensch, die al zijn broeders vraagt
 
Trouw te bewaren... wil sparen!
Stem van Christofoor:
 
Van de zeven hoofdzonden     verlos ons Heer
 
Van al onze zonden     verlos ons Heer
 
Van al onze lage begeerten     verlos ons Heer
 
Van alle afstand van U     verlos ons Heer
 
Van den afgrond tusschen de landen     verlos ons Heer
 
Van de kloven tusschen de standen     verlos ons Heer
 
Van uw goed in enkele handen     verlos ons Heer
 
Van het geknars der tanden     verlos ons Heer
 
Van den honger der rijken     verlos ons Heer
 
Van den honger der armen     verlos ons Heer
 
Van den geest der werkloosheid     verlos ons Heer
 
Van de naaktheid der geletterden     verlos ons Heer
 
Van zelfzuchtige priesters     verlos ons Heer
 
Van domme regeerders     verlos ons Heer
 
Van den waanzin des volks     verlos ons Heer
 
Voor Moscou     spaar ons Heer
 
Voor Babel     spaar ons Heer
 
Voor Babylon     spaar ons Heer
 
Voor den Antichrist     spaar ons Heer
 
Voor Uwen Brand     spaar ons Heer
 
Om een nieuwe aarde     Wij bidden U, verhoor ons
 
Om een nieuwe orde der dingen     Wij bidden U, verhoor ons
 
Door liefde en gerechtigheid     Wij bidden U, verhoor ons
 
Om vrede in onze dagen     Wij bidden U, verhoor ons
[pagina 166]
[p. 166]
 
Opdat uw licht over de heidenen opklare
 
Opdat gij alle verdwaalden in Uw schoot moogt vergaren
 
Bij uwe liefde die aan onzen hemel staat. Christus ontferm U onzer
 
Bij uw Kruis, dat in de wereld staat. Christus hoor ons.
 
Bij uw bloed, waardoor uw volk naar Chanaan gaat. Christus verhoor ons
 
Lam Gods, wiens Vleesch ons voedt, ontferm U onzer
 
Lam Gods, wiens Bloed ons gloedt, ontferm U onzer
 
Lam Gods, wiens wol ons voor den wolf behoedt, ontferm U onzer
 
In 't donkere woud van deze aarde. Amen. -
Een Engel:
 
Ik zie een man met uw acht zaligheden
 
In grooten kommer om de wereld gaan
 
De zeven zonden zijn de poorten uitgereden
 
Om dezen man te slaan.
Christofoor:
 
Ik ben verwonderd nòch bevreesd omdat ik weet:
 
Door wie gij zijt gekleed,
 
Want zoo door kleed als wel door stem
 
Herken ik U als kleur en klank van Hem,
 
Die U als boden van een boodschap nam
 
Als eertijds eens tot Abraham...
Engelen:
 
Wie zijt gij andre Abraham, laat hooren?
Christofoor:
 
Wèl zegt gij ‘andere’ - want ik heb geen zoon
 
Dan dien ik offer vóór hij is geboren
 
En met hèm Sara - en die vrouw is schoon...
(Christofoor - Engel van Bijstand met de acht Zaligheden en Uriel, de Twijfel met de zeven Hoofdzonden.)
[pagina 167]
[p. 167]
Uriel:
 
Hij is met groot gevolg: héél zijn livreil
 
Een onrechtvaardig mensch en dom erbij;
 
Ons geeft hij geen, die anderen wel soldij
Engel van Bijstand:
 
Hij is Gods late veldschalmei
 
Drijft allen straks de kleine lammeren bij
 
Als 't tijd wordt om te slapenl
 
De wereld gaat voorbij -
 
Verzamelt zijne schapen!
Engelen:
 
Wie zijt gij? - Zijt gij heilige of heiden -
 
Met zulk een hoog gevolg en zulk een laag geleide?
Christofoor:
 
Ik ben slechts Christofoor, geen heilige en geen heiden
 
Maar met van binnen in mij iets van beiden:
 
Ik ben het wilde vleesch, maar dat in zijn gebit
 
Den breidel voelt en 't snokken van den teugel;
 
Ik ben de wilde hit, maar waarop Christus zit
 
Strak en sneeuwwit, de voeten in den beugel
 
Een renner ben ik voor den Heer: zijn witte hit!
 
Die met zijn hoeven en zijn tanden bidt.
 
 
 
Ik ben van geen geslacht en van geen stand
 
En, aller menschen broeder zonder vaderland,
 
Ben 'k aller broedren dienaar, zonder have
 
Ik werd der armen armste, rijk aan gaven,
 
Die 't al om Christus - en met winst - verloor
 
En nooit iets nam nòch voor zich zelf verkoor.
 
Beladen met de zonden van geslachten
 
Leef ik mijn leven en ik draag mijn kruis,
 
Er zijn geen kind'ren die mij thuis verwachten
[pagina 168]
[p. 168]
 
Maar allen zijn mijn kind'ren in mijn huis.
 
Voor 't bloed van hen, waaruit ik ben geboren
 
Wil rood en rijp mijn bloed verloren gaan
 
Voor 't heil van allen wil ik gaan verloren
 
Van liefde en dwaasheid even aangedaan!
 
 
 
De armoe is mijn kleed, de zwakheid is mijn stok
 
Ik steun op Een die mij èn reisstaf is èn rok
 
En brood en wijn en pleisterplaats en halte
 
Op die rechtstandig staat in mijn gestalte
 
Ik heb geen steen tot rustplaats voor mijn hoofd
 
Om die zich zelf aan mij tot peluw heeft beloofd;
 
Tot kind'ren spreek ik gaarne in gelijkenissen
 
Tot wijzen spreek ik niet, daar zij de wijsheid missen
 
Om àl de dwaasheid van mijn heimwee te verstaan
 
 
 
Der rijken armoe zal ik nimmer smalen
 
En neemt geen uit mijn hand Gods aalmoes aan
 
Dan leg ik me'in de bloemen van de dalen
 
Of ga alleen op hooge bergen staan
 
Dan beur ik blij mijn handen in het licht
 
En klap van vreugde voor Gods aangezicht...
 
O, ik ben Christofoor, de hevige antenne
 
Gespannen op de lange en korte golven,
 
Waarin de winden huilen en de wolven
 
En waardoor werelden als paarden rennen
 
 
 
Ik ken geen wijsheid en ik heb geen naam
 
Dan slechts de naam van 't geen ik laat en doe
 
In mij stroomt alle leed en nooddruft saâm
 
In mij wordt alles klein, in mij wordt alles moe.
 
Ik ben gevoed met vet van 't beste Lam
 
Zijn bloed in mij heeft roofzucht aangewakkerd,
 
Zijn zachtheid in mijn oogen werd de vlam
 
Die in mij, voor mij, alom, aldoor flakkert:
[pagina 169]
[p. 169]
 
Want ik ben Christofoor en ben hetgeen ik doe
 
Niet Christofoor geboren maar door strijd
 
En nederlaag en God alleen weet hoe
 
Tot dezen Christofoor geworden en gewijd -
 
Door liefde, door de Liefde allermeest
 
Van God de Vader, God de Zoon en God de H. Geest!
 
 
 
O ik ben Christofoor en ben de broer
 
Van die ik Christus op mijn schouderen toevoer
 
Komt op mijn schouders, Christofoor is stoer
 
O ik ben Christofoor, uw àller aller broer!
Engelen:
 
Hij is Gods late en heldere schalmei
 
Drijft allen straks de lammeren bij
 
Verzamelt zijne schapen.
2e gordijn open.
De Vader:
 
Mijn liefde heeft mijn wijsheid overwonnen
 
Mijn zoon, ik zie: niet ijdel is uw bloed.
 
Voltooi mijn Geest het werk in Christofoor begonnen
 
Herschep de wereld door uw milden gloed.
 
tot de Engelen:
 
God spaart de wereld om zijn Christofoor
 
Beduidt mijn spelers dan: het spel gaat door,

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken