Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gemeenschap. Jaargang 12 (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 12
Afbeelding van De Gemeenschap. Jaargang 12Toon afbeelding van titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 12

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gemeenschap. Jaargang 12

(1936)– [tijdschrift] Gemeenschap, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 147]
[p. 147]

Gerda Siemer
De bar en Pericles

Het was er vreemd. De menschen kwamen er daarom graag.

De stoelen waren er nauw en laag van rugleuning.

Als Pericles er in zat, kon hij nooit opstaan zonder den stoel mee te nemen.

De menschen kwamen er meest alleen. Soms ook met meer.

Zij vormden een rondte om een kleine tafel. Het was zooals men het wel noemde een kring.

Ook waren er menschen, meest mannen, die eerst alleen waren en later met kennissen zaten. Zij noemden zich gauw vrienden. Zij vertelden allen wat. De meesten vergaten daarbij hun werk, wat prettig was. Zij vergaten de belangstelling in de dingen, waar ze innerlijk het meest voor voelden. Ze spraken met leege, holle woorden en lachten veel.

Dit lachen was goed .......

 

Een pop met veel te lange beenen, handen en armen, het hoofd opzij, maakte misbaar tegen den ijzigen marmeren muur, waartegen zij was opgehangen Er waren meer poppen en zij voelden de koude langs haar erbarmelijke poppenlijven glijden van den glimmenden ijsmuur. Dan waren er schilderijen. Zij wilden de omgeving blijkbaar warmer en oprechter stemmen. De poppen keken naar de menschen beneden en zij schudden in kramplach om den rustigen eenvoud van de schilderijen, die vaker wisselden dan de poppen, omdat ze zoo door de menschen bewonderd werden. De schilderijen begrepen er niets van. Veel later ondervonden zij pas wat ze waard waren en waarom die poppen zoo luidruchtig dorsten te zijn.

[pagina 148]
[p. 148]

Zoo wisselde en wisselde de aanblik. Het meest wisselden de menschen. De mannen kwamen telkens opnieuw. Zij zagen er goed gekleede vrouwen van andere mannen. Het waren vrouwen die nooit ouder werden. Dit alles scheen rustig en schijnbaar vertrouwd. Alleen de poppen verbleekten, ook reeds door het vele licht van de groote kroon.

Langs de balustrade hingen zijden kleeden, waarvan de franjes zich zachtjes bewogen en gonzende stemmen begeleidden; want muziek was er niet.

De schilderijen waren het mooiste des morgens vroeg, als de mannen en vrouwen overal en elders waren en veelal sliepen. Toen kwam de dag, dat het zeer warm was en er bloemen van de balustrade hingen en het zonlicht op het blinkende marmer scheen en er guirlandes van jasmijn langs de banken en tafels geslingerd waren en in het midden stond een fontein. Op den rand zat het blonde jonge meisje, met een krans van bloemen in het haar en de wind speelde door haar gewaad en ademde langs de schilderijen en de doeken glansden vochtig over het begrijpen van de natuur.

Op een van de banken sliep Pericles en het meisje nam wat water en wierp het glimlachend op zijn voorhoofd. Hij wreef zijn linkeroog uit en streek verwonderd boven zijn linkerslaap. Toen knipte hij met zijn oogen en zag, dat de zon scheen. Hij zag, dat het heerlijk, mooi lenteweer was, doch hij voelde ook, dat de bank een stoel was en te nauw, ook was de jasmijn verdwenen, evenals het meisje.

Een kleine chasseur van het hotel sprenkelde water over den grond en Pericles voelde, dat de wind geen wind, maar tocht was, omdat de draaideur naar het Plein opengeslagen was.

Pericles, nu blij, dat hij vergeten had in den nacht zijn hotelkamer op te zoeken, keek vergenoegd naar het blinkend marmer, dat hem nog nooit zoo wit had toegeschenen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken