Print De Gemeenschap. Jaargang 12(1936)– [tijdschrift] Gemeenschap, De Vorige Volgende [p. 658] Leo Boekraad Kerkelijk Nieuwjaar1) Wij zijn door zingen overmand en gans met weelde overtogen; als juichend teken van ons alvermogen stijgt, hoog en licht, uit onze hand een krans van nieuwe regenbogen. God zij geloofd - uit onze mond zoekt nu een wind de woorden die wij, als kind, nog aan de boorden van hemelwei en eeuwge morgenstond gezongen hebben: gouden koorden waarmee God zich aan ons verbond. Hij wil ons in de wereld waaien, als zaden werpen in de grond; aan Hem de oogst, de rijkdom van het maaien - het is Zijn lust en wij zijn mee gewond. - De klaarte die Gods Licht ons schiep zullen geen nevels overwinnen: dit is het goed en glorievol bezinnen voor een klein hart, dat ooit ontliep de stuwing van Zijn Bloed en Zijn beminnen. 1) Dit gedicht is het laatste van een cyclus: ‘De laatste Mens’; zijn titel daarin is: ‘Reflex’. Vorige Volgende