Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gemeenschap. Jaargang 15 (1939)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 15
Afbeelding van De Gemeenschap. Jaargang 15Toon afbeelding van titelpagina van De Gemeenschap. Jaargang 15

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gemeenschap. Jaargang 15

(1939)– [tijdschrift] Gemeenschap, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 589]
[p. 589]

Sint Ambrosius
Kerstgedachten

‘Het gebeurde nu, toen zij daar waren, dat de dagen van haar moederschap vervuld werden; en zij baarde haar eerstgeboren Zoon, wikkelde Hem in doeken en legde Hem in een kribbe, want er was geen plaats in de herberg’.
Luc. II, 6, 7.

In weinige woorden heeft Sint Lucas verhaald, op welke wijze, op welken tijd en op welke plaats Christus geboren is naar het vleesch. Maar als ge Zijn hemelschen oorsprong wilt kennen, lees dan het evangelie van Sint Jan, die in den hemel begint en van daar naar de aarde afdaalt. Daar zult ge vinden, wanneer Hij bestond, op welke wijze Hij bestond en wat Hij was; wat Hij gedaan had, wat Hij deed; waar Hij was en waar Hij kwam; hoe Hij kwam, wanneer Hij kwam, waarom Hij kwam. ‘In het begin, zoo zegt hij, was het Woord.’ Nu weet ge, wanneer Hij bestond. ‘En het Woord was bij God.’ Nu weet ge, op welke wijze Hij bestond. Ge vindt er oojk, wat Hij was: ‘En het Woord was God’, zoo staat er. Wat Hij gedaan, had: ‘Alles is door Hem ontstaan’. Wat Hij deed: ‘Hij was het ware licht, dat iederen mensch verlicht, die in deze wereld komt’. En waar Hij was: ‘Hij was in deze wereld’. Waar Hij kwam: ‘In Zijn eigendom kwam Hii’. Hoc Hij kwam: ‘En het Woord is vleesch geworden’. Wanneer Hij kwam, dat openbaart ons het getuigenis van Johannes, die van Hem zegt: ‘Deze is het, van wien ik zei: die na mij komt is vóór mij ontstaan, want Hij bestond eerder dan ik’. Waarom Hij kwam, dat getuigt ons weer Johannes: ‘Zie het Lam Gods, dal de zonden der Wereld wegneemt’.

Nu wij dus een inzicht hebben, gekregen in Zijn twee-

[pagina 590]
[p. 590]

voudigen oorsprong en de beteekenis daarvan en ons rekenschap hebben gegeven van het doel Zijner loomst - om, door de zonden der wegkwijnende wereld op zich te nemen, de smet der zonde en den dood van allen te vernietigen in Zijn eigen persoon, die immers onoverwinnelijk is - nu is de tijd gekomen, om ons ook door Sint Lucas te laten onderrichten en ons den levensweg te laten beschrijven van den Meester, zooals Hij naar het vleesch is opgegroeid.

En laat meinaxid verwonderd zijn, omdat ik vroeger gezegd heb, dat Johannes' Idnderjaren om diepere gronden onvermeld zijn gebleven, terwijl ik nu beweer, dat de kinderjaren van Christus beschreven zijn. Niet allen immers kunnen zeggen: ‘Ik ben voor de zwakken zwak geworden, om de zwakken, te winnen; ik ben alles voor allen geworden’; en van niemand anders kan met zooveel recht gezegd worden: ‘Hij is gewond om onze ongerechtigheid en zwak geworden om onze zonden’. Hij nu werd een zuigeling, een kindje, opdat gij een volmaakt man zoudt kunnen zijn; Hij werd in doeken gewikkeld, opdat gij bevrijd zoudt zijn van ds strikken des doods; Hij lag in de kribbe, opdat gij aan het altaar zoudt kunnen staan; Hij leefde op aarde, opdat gij zoudt kunnen leven te midden der sterren; Hij had geen andere plaats in de herberg, opdat gij vele woningen zoudt hebben in den hemel. ‘Ofschoon Hij rijk was, zoo staat er, is Hij voor u arm geworden, opdat gij rijk zoudt kunnen worden door Zijn ontbering.’ Zijn armoede is dus mijn vermogen en Zijn zwakheid is mijn kracht. Hij wilde zelf arm zijn, om overvloed te hebben voor allen. Door de schoone tranen van dit schreiend Kind word ik gereinigd, die tranen hebben, mijn zonden afgewasschen. Meer dankbaarheid ben ik dan ook verschuldigd, Heer Jezus, voor het leed, dat Gij gedragen hebt, omdat ik daardoor ben verlost, dan voor het werk, dat Gij volbracht hebt, omdat ik daardoor werd geschapen. Met mijn geboorte

[pagina 591]
[p. 591]

zou ik niet gebaat zijn, als ik niet gebaat was geweest met mijn verlossing.

Maar laat niemand meenen, dat, na het aannemen van het lichaam, geheel het wezen der Godheid daarin zijn begrenzing vond. Er is zoo'n groot verschil tusschen den aard van het vleesch en de glorie der Godheid! Om u verkeert Hij in zwakheid, maar Zijn wezen is macht; om u verkeert Hij in armoede, maar Zijn wezen is rijkdom. Ga niet af op hetgeen ge ziet, maar bedenk, dat gij erdoor verlost wordt. Dat Hij in doeken gewikkeld is, ziet ge; dat Hij in den hemel aanwezig is, ziet ge niet. Ge hoort het schreien van het Kind, ge hoort niet het loeien van den os die zijn Meester herkent. Want ‘de os herkende zijn Heer en de ezel de krib van zijn Meester’.

Of zijn het geringe bewijzen voor Zijn Godheid, dat engelen Hem dienen, wijzen Hem aanbidden, bloedgetuigen Hem belijden? Hij wordt geboren uit den moederschoot, maar schittert vanuit den hemel. Hij ligt in een aardsche herberg, maar straalt in den vollen glans van het hemelsche licht. Een gehuwde vrouw heeft Hem ter wereld gebracht, maar een maagd heeft Hem ontvangen; een gehuwde vrouw heeft Hem ontvangen, maar Zijn moeder was een maagd.

En ook wat Sint Mattheus ons leert is geen gering geheim. Sint Lucas heeft gemeend dat stilzwijgend te moeten voorbijgaan, omdat het al voldoende was verhaald, in de overtuiging, dat hij al rijk genoeg zou zijn, als hij de eenige was, die zich de kribbe des Heeren had toegeëigend. Dit Kind dan, dat gij, ongeloovige, vrij onbeteekenend vindt, werd door wijzen, die uit het Oosten kwamen, over een zoo verren afstand gezocht. En neervallend aanbaden ze het, gaven het den koningstitel en beleden zijn toekomstige verrijzenis door uit hun schatten goud, wierook en myrrhe te offeren. Wat beteekenen deze gaven, geschonken door een oprecht geloof? Het goud was voor Zijn Koningschap,

[pagina 592]
[p. 592]

de wierook voor Zijn Godheid, de myrrhe voor Zijn dood. Het eerste immers is een teeken van de koninklijke waardigheid, het tweede een offer aan de Goddelijke macht, het derde een eerbewijs voor Zijn graf, omdat de myrrhe het lichaam van den doode niet doet vergaan, maar ongeschonden bewaart.

Laten ook wij, broeders, wij die dit hooren en lezen, uit onze schatten zulke geschenken aanbieden: wij bezitten immers een schat in broze vaten! En als gij in uw eigen persoon niet datgene moet waardeeren wat ge uit uzelf zijt, maar datgene wat ge door Christus zijt, hoeveel te meer moet ge dan in Christus niet datgene waardeeren wat u eigen is, maar datgene wat Christus eigen is!

(Expositio evangelii secundum Lucarn II. 40-44 vertaald door J. de Lepper.)


illustratie
(Joep Nicolas)



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken