Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
Kroniek van de abdij van Sint-Truiden. Deel 2. 1138-1558

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1,71 MB)

Scans (16,15 MB)

ebook (3,12 MB)






Editeurs
J.C.G.M. Jansen
W. Jappe Alberts

Vertaler
Émile Lavigne



Genre
non-fictie

Subgenre
kroniek
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Kroniek van de abdij van Sint-Truiden. Deel 2. 1138-1558

(1988)–anoniem Gesta abbatum Trudonensium

Vorige Volgende

Gesta van abt Christiaan

1. 28 mrt. 1193

Op 28 maart 1193, tijdens het vierde regeringsjaar van keizer Hendrik V,12 trad Nicolaas, door ziekte overmand, af als abt na gedurende twaalf jaar krachtdadig de leiding te hebben gehad.

23 apr.

Op dezelfde dag nog werd Christiaan tot zijn opvolger verkozen; hij werd gewijd op 23 april. Abt Wiric was zijn oom; een schepen, Johannes Kint, het hoofd van de familie van Stapel, was zijn neef. Hij was een vroom man, een ijveraar voor de godsdienst.

2.

Tijdens de ambtsperiode van deze abt geraakte de hierboven besproken Everard in financiële moeilijkheden en in strijd met zijn belofte dacht hij erover het rentmeesterschap van onze kerk van de hand te doen; de abt gaf hem evenwel geen toestemming daartoe, maar bekommerd om het belang van de kerk, kocht hij het zelf af voor een bepaalde geldsom. Toen hij later geld tekort kwam om enkele noodzakelijke verbeteringen aan te brengen, bewerkte hij dat hij het bewuste ambt tegen een overeengekomen geldsom in pand kon geven aan de tollenaar Otto, een invloedrijk en zeer bemiddeld ingezetene van de stad. Maar de gelovigen, bevreesd dat deze Otto in de toekomst zowel de abt zelf als de gewone stedelingen al te erg kon uitpersen, zorgden ervoor dat de afspraak niet uitgevoerd werd; ze beslisten ook dat de abt aan Otto tien mark Keuls diende te betalen, som die als boete werd opgelegd aan degene die het contract verbrak. Nu stelde de abt tijdelijk een trouwe vriend als rentmeester aan. Op voorstel van de gelovigen betaalden dan zekere Clemens, een voornaam burger, en zijn vrouw Sigardis, die tot de familia van Sint-Trudo behoorden, voor deze functie tachtig mark Keuls en vergoedden daarmee eveneens de voornoemde Otto, die geen kwijtschelding wilde geven van de tien mark waarvan sprake. Aan zijn abt schonk Clemens een degelijk strijdros en in tegenwoordigheid van de communiteit beloofde hij samen met zijn vrouw dat, mocht abt of convent ooit het rentmeesterschap willen terugkopen, hij daartoe steeds zou bereid zijn als men hem een vergoeding gaf van achtentachtig mark hoger genoemde munt.

[p. 84]

Inlassing.

In datzelfde jaar werd de door beslissing van de paus13 verkozen Albert te Reims tot bisschop van Luik gezalfd; op bevel van de keizer werd hij tijdens het derde jaar na zijn aanstelling gedood. In hetzelfde jaar streden Albertus van Cuyk en Simon, een zoon van de hertog van Ardennen, om het bisschopsambt. Simon werd kardinaal en Albertus verwierf nu zonder tegenkanting het bisschopsambt.14

1197 Inlassing.

Keizer Hendrik overleed in 1197.

Inlassing.

In het volgende jaar ontbrandde een hevige strijd in verband met de koningskeuze tussen de twee kandidaten, Filippus, hertog van Zwaben, en Otto, hertog van Saksen. Otto werd tot keizer gekroond en voerde een antikerkelijke politiek; dit wordt uiteengezet in de ‘Spiegel historiaal’.15

31 mrt. 1199 Inlassing.

Op 31 maart 1199 brandden ons klooster en onze kerk te Donk af.

Inlassing.

In hetzelfde jaar overleed te Luik bisschop Albertus; Hugo van Pierrepont volgde hem op;16 hij verwierf voor de Luikse Kerk kasteel en graafschap Moha.

3.

Ten tijde van abt Christiaan gebeurde er iets merkwaardigs. Een monnik uit Engeland genoot gastvrijheid bij ons. Toen hij uit de verhalen van de broeders vernam, hoezeer offergaven deze kerk vroeger hadden verrijkt dank zij de verdiensten van de zalige Trudo, wilde hij de abt genoegen doen en verzon een listige streek, die hem in staat zou stellen de abdij te bevrijden van de schulden waaronder ze gebukt ging. Want hij deed door een onderaardse waterleiding het water onder de hoofdtoren als uit een bron opborrelen. Toen het volk dat zag, geloofde het rotsvast dat de heilige Trudo dit mirakel had verwezenlijkt; aan dit nieuws werd ruchtbaarheid gegeven met het gevolg dat de gelovigen toestroomden en op het altaar van Trudo hun talrijke offergaven opstapelden. Maar zulke huichelarij kon niet lang verborgen blijven; na enkele dagen geraakte de waterleiding verstopt, de bron droogde op en nu kwam het bedrog aan het licht. Dit gebeuren kwam uiteindelijk de paus ter ore; zijn gramschap tegen de abt zelf laaide zo heftig op, dat hij hem het recht op het dragen van pontificalia en mijter ontnam.

4. 1200

In het jaar 1200 of daaromtrent moest Lutgardis, een vrome moniale van het klooster van Sint-Catharina, dat gelegen was in een buitenwijk van de stad van Sint-Trudo, haar plechtige geloften afleggen, zoals gebruikelijk was, in handen van abt Christiaan. Toen ze

[p. 85]

aan het einde van de plechtigheid volgens de Regel een vredeskus moest geven aan de abt, evenals aan haar priores en aan haar medezusters, deinsde ze zo sterk terug voor de aanraking met de vrome man, dat haar medezusters haar nauwelijks naar de abt konden slepen. Naar ze later zei, gevoelde ze daarbij geen lichamelijke aanraking.

Over dezelfde.

De godgevallige Lutgardis verlangde er vurig naar door de wijding van een bisschop volmaakter verbonden te worden met Christus, de enige bruidegom, en kreeg daartoe de gelegenheid toen de bisschop te Luik besloot een groep monialen aan God te wijden. Lutgardis werd naar die bijeenkomst van maagden gebracht om er de wijding te ontvangen. Toen de bisschop hun, één voor één, als aureool een uit gordels gevlochten krans op het hoofd legde, zagen drie vrome personen, die erbij stonden duidelijk hoe de bisschop Lutgardis boven de anderen eerde en haar een kostbare gouden kroon op het hoofd legde.

Over dezelfde.

Toen enige tijd later de priores overleed, werd Lutgardis met algemene instemming tot haar opvolgster verkozen. Van dat ogenblik af nam zij zich voor te verhuizen en deze keuze niet te aanvaarden. Toen zij door magister Johannes van Lier, een uitzonderlijk heilig man, en door Christina de Wonderbare aangemoedigd werd de plaats hier en haar prelatuur te verlaten en naar Aywières te verhuizen, naar een klooster van Cisterciënzerinnen, aarzelde zij; toen verscheen Christus haar en maande haar toch maar naar Aywières te vertrekken.17 Zij schikte zich dan naar die raadgevingen en na ongeveer twaalf jaar moniaal te zijn geweest in het klooster van Sint-Catharina, kreeg ze op haar verzoek toestemming om te verhuizen naar dat klooster in Brabant. Toen de nonnen van Sint-Catharina dat zagen gebeuren, waren ze ontroostbaar. Lutgardis voelde mee met hun smart, maar van de H. Maria, de moeder van Christus, kreeg ze de troost dat het klooster dat zij verliet, dank zij haar gebeden, op geestelijk en wereldlijk gebied zou bloeien. De verhuizing van Lutgardis greep plaats in 1206 of daaromtrent.18

1211 Inlassing.

In het jaar 1211 werd de koning van Sicilië, Frederik, tot keizer verkozen ter vervanging van de pas afgezette Otto;19 hij genoot te Rome een schitterende ontvangst en werd er gezalfd; zijn regering duurde vierendertig jaar.

Inlassing.

In datzelfde jaar begon tussen Hugo, de bisschop van Luik,

[p. 86]

en Hendrik, de hertog van Brabant, een oorlog over het graafschap Moha.20

5. 1212

In 1212, tijdens het twintigste jaar van Christiaans abbatiaat, op O.H. Hemelvaart, samenvallend met de jaardag van de vinding van het H. Kruis, viel Hendrik, hertog van Brabant, ontevreden dat het graafschap Moha in handen was gekomen van de bisschop van Luik, na vooraf een aantal dorpen in het bisdom te hebben geplunderd, met een sterke krijgsmacht Luik aan en nam het in. Hij voerde er een zeer aanzienlijke schat aan goud, zilver en andere kostbaarheden weg. Geestelijken en priesters werden beroofd, alle gebruiksvoorwerpen en sieraden werden uit de kerken gestolen, het altaar van de H. Lambertus werd met mensenbloed bezoedeld, in de kerk van Sint-Pieter werden drie mannen gedood, godgewijde vrouwen en maagden werden overweldigd en verkracht, op verscheidene plaatsen werden hele groepen uitgemoord, werden velen verdronken en werden vele anderen gevangen genomen. Na deze gewelddadigheden keerde de hertog met zijn manschappen huiswaarts. Na zijn aftocht riep de bisschop van Luik dadelijk een vergadering bijeen te Hoei en excommuniceerde de hertog; zodra deze beslissing was genomen, bracht hij Hendrik op de hoogte van zijn excommunicatie; hij verzamelde een machtig leger van drieduizend ridders en een grote menigte voetvolk en met de krachtige steun van de graven Ferdinand van Vlaanderen, Filips van Namen, Lodewijk van Loon,21 nog vele andere graven en edelen van Francia, rukte hij op om Brabant te plunderen. Toen de hertog dat vernam, werd hij door grote vrees bevangen; hij wendde zich tot de graaf van Vlaanderen en door diens bemiddeling kon hij onder welomschreven voorwaarden vrede sluiten met de bisschop; hij beloofde de Luikenaren alle schade, die zijn krijgslieden hadden aangericht, te herstellen, bovendien in de kerk van Sint-Lambertus de knie te buigen en vergiffenis te vragen voor zijn misdrijven. Daarop keerden de voornoemde vorsten met hun manschappen weer huiswaarts. Maar nog in datzelfde jaar sloot de hertog een bondgenootschap met Filips, de Franse koning; toen hij diens dochter tot vrouw kreeg,22 achtte hij zich onoverwinnelijk en in zijn overmoed weigerde hij uit te voeren wat hij de bisschop beloofd had.

Inlassing.

In deze tijd was Maria van Oignies in de bloei der jaren. In een visioen zag ze hoe de maagdelijkheid van de gewijde maagden

[p. 87]

van haar congregatie beveiligd zou moeten worden, nu een vijandelijk leger het bisdom Luik was binnengevallen en daar uitzinnig tekeer ging.23

6. 1213

In 1213, tijdens het eenentwintigste jaar van het abbatiaat van Christiaan, gaf graaf Ferdinand van Vlaanderen aan de bisschop van Luik en aan de graaf van Loon de opdracht hun troepen te verzamelen en het land van de hertog op één punt aan te vallen, terwijl hijzelf langs een andere kant zou aanvallen. Maar terwijl de voorbereiding nog gaande was, viel de Franse koning, Filips, schoonvader van de hertog, het land van de graaf van Vlaanderen binnen; hij dwong er enkele steden tot overgave, nam sommige in, verwoestte andere en doodde in de strijd ongeveer tweeduizend man van het Vlaamse leger. Toen de graaf daarvan hoorde, stelde hij de voorgenomen expeditie tegen de hertog uit en tijdens de achtervolging van de koning, die reeds op de terugweg was naar eigen land, nam hij Doornik in. Ondertussen had de hertog zijn gehele leger verzameld, viel opnieuw het gebied van de bisschop binnen, verwoestte Tongeren, stak Waremme, Waleffe en andere dorpen in brand en trok wederom op in de richting van Luik. Toen hij de stad naderde en ze door stevige muren omwald aantrof, was hij verbaasd dat deze versterking in zo korte tijd was klaar gekomen en trok terug in de richting van Brabant. Ondertussen hadden bisschop Hugo en de graaf van Loon, Lodewijk, hun troepen herenigd; zij achtervolgden inderhaast de hertog en haalden hem met zijn voltallig leger in bij de ‘Warde’ van Steps, bij Montenaken. Aan beide zijden werden de legers in slagorde gebracht en een verbitterde strijd werd geleverd. De overwinning viel de bisschop te beurt; meer dan tweeduizend Brabanders sneuvelden hier. De hertog zelf werd gedwongen de vlucht te nemen en bereikte met slechts enkelen Leuven. De bisschop van zijn kant rukte verder op tot in het gebied van de hertog en verwoestte er Zoutleeuw, Landen, Hannuit en talrijke andere dorpen in Brabant.

Inlassing.

Enige dagen later spoedde zich ook Ferdinand, de graaf van Vlaanderen, die zijn expeditie tegen de Franse koning had uitgesteld, om met een machtig leger Brabant binnen te vallen. Toen de hertog dat hoorde, werd hij door ware paniek bevangen, overhandigde een belangrijke som aan de graaf en sloot vrede met hem, waarna door bemiddeling van de graaf ook tussen bisschop en hertog de vrede hersteld werd. Nu werd de hertog gedwongen te volbrengen wat

[p. 88]

hij vorig jaar beloofd had, maar geweigerd had uit te voeren; hij kwam naar Luik, betrad nederig de kerk van Sint-Lambertus en blootsvoets en op de knieën vroeg hij de zalige martelaar vergiffenis voor zijn wandaden. Dit gebeurde in tegenwoordigheid van bisschop Hugo, van de gehele clerus en van het volk. Na deze openlijke boetedoening kreeg hij de absolutie van de bisschop en keerde huiswaarts.24

7.

Tijdens datzelfde jaar trok Frederik, tot keizer gezalfd in de plaats van keizer Otto, naar Alemannia; de vorsten van het Rijk kozen in meerderheid partij voor hem.25 De gewezen keizer Otto kwam met een sterk leger naar Aken om vandaar zijn oom, de koning van Engeland,26 te helpen tegen de koning van Frankrijk. De hertog van Brabant begaf zich naar hem toe, sloot een verbond met hem en beloofde hem zijn dochter ten huwelijk.27 Hij koesterde daarbij de hoop dat het met de hulp van Otto mogelijk zou zijn zich te wreken op de bisschop van Luik. Zodra het verbond gesloten was, kwam Otto met zijn gehele leger naar Nijvel. Toen de hertogen van Brabant en Limburg, de graven van Vlaanderen en Boulogne en andere vorsten met aanzienlijke troepenafdelingen zich bij hem hadden gevoegd, sloten ze eendrachtig een geheime samenzwering tegen de bisschop van Luik: zodra ze de verhoopte overwinning zouden behaald hebben op de Franse koning Filips, zouden ze meteen het bisdom binnen rukken en zodra de overwinning daar behaald was, zouden ze de bisschoppelijke stad, andere steden, kastelen, versterkingen en dorpen van het Luikse onder elkaar verdelen volgens een plan dat ze hadden opgesteld. Maar dank zij de verdiensten van de H. Lambertus stond God aan de zijde van de bisschop van Luik; zij zagen hun verwachtingen in rook opgaan en tegen hun wens in verliep ook wat hierna aan het licht zal komen.

1214 Inlassing.

In het volgende jaar trokken ex-keizer Otto, de graaf van Vlaanderen, Ferdinand, en hun bondgenoten, namelijk de hertogen van Brabant en van Limburg, de graaf van Boulogne en talrijke andere graven, vorsten en baronnen, op tegen de Franse koning Filips. De koning ging hen met zijn manschappen tegemoet tot bij de brug van Bouvines;28 daar werd een veldslag geleverd, waarin aan beide zijden talrijke edelen het leven lieten, maar de overwinning uiteindelijk de Franse koning ten deel viel. De graven van Vlaanderen, Boulogne, Salisbury29 - broer van de Engelse koning - en talrijke an-

[p. 89]

deren werden gevangen genomen; velen werden gedood; keizer Otto en de hertogen van Brabant en Limburg konden zich samen met vele edelen na grote moeilijkheden en gevaren door de vlucht in veiligheid brengen.

Inlassing.

In hetzelfde jaar nog sloten de koningen van Frankrijk en Engeland vrede.

Inlassing.

Na de vlucht van ex-keizer Otto uit de slag bij de brug van Bouvines beschouwden alle vorsten van Alemannia, die hem tot dan toe getrouw waren gebleven, hem als verliezer en stapten over naar het kamp van Frederik, die door de Kerk van Rome reeds gezalfd was. Frederik rukte met vijfduizend man naar Aken op, trok over de Rijn en maakte zich gereed om de hertog van Brabant en diens gebied aan te vallen, omdat hij een partijganger was van Otto. Dit nieuws beving de hertog met vrees; door bemiddeling van de bisschop van Luik, Hugo, verkreeg hij vrede en genade.30

1215 Inlassing.

In het jaar 1215, tijdens het drieëntwintigste jaar van de abt, hield paus Innocentius III een concilie te Lateranen31 waarop samen met de andere kerkelijke prelaten ook de abt van deze plaats, Christiaan, uitgenodigd werd en aanwezig was.

1216 Inlassing.

In het jaar 1216, tijdens het vierentwintigste jaar van Christiaans prelatuur, werd de Orde van de Predikheren door paus Honorius III bevestigd; deze was in dat jaar Innocentius opgevolgd, die deze bevestiging nog had voorgesteld. Vandaar dit vers:

In 1216 nam de Orde van de Predikheren een aanvang.

1219 Inlassing.

In het jaar 1219, het zevenentwintigste van Christiaans prelatuur, keurde paus Honorius de Regel van de Broeders van Val des Ecoliers goed. Hij keurde ook de Regel goed van de broeders die op de Karmel woonden, die later, wegens de aanvallen van de heidenen, gedwongen werden zich te verspreiden over diverse delen van de wereld; vandaar het vers.32

1221

Op 1 september 1221, tijdens het negenentwintigste jaar van Christiaans abbatiaat, brandde haast de helft van de stad van Sint-Trudo af, ook de kerk van het H. Graf. Slechts één man kwam in die brand om.

8.

Nadat deze abt gedurende dertig jaar de leiding had gehad, werd hij ziek; hij ontving vroom de sacramenten van de Kerk en ontsliep in de Heer; hij werd begraven in het monnikenkoor vóór de trappen. Zijn grafschrift (in versvorm) heeft volgende inhoud:

[p. 90]

Hij ontving een naam van Christus afgeleid,

daarom gedroeg hij zich tijdens zijn leven als een christen; omdat deze vader u, Maria, steeds vroom eerde,

reik, o Maagd, hem nu de hand en verlos uw Christiaan.

12
Hendrik VI regeerde feitelijk alleen van mei 1189 af, toen Barbarossa op kruistocht ging. Cfr. noot 7 en 9.

13
Celestinus III, 1191-1198.
14
Simon van Limburg werd in oktober 1193 tot bisschop van Luik gekozen. In november 1194 werd Albert II van Kuik tot tegenbisschop gekozen. Beiden vertrokken kort voor Pasen 1195 naar Rome ter beslechting van het geschil. Daar overleed Simon, inmiddels kardinaal geworden, op 1 augustus 1195. Albert werd daarop (6 januari 1196) tot bisschop gewijd. Hij overleed 2 februari 1200.

15
Vincentius van Beauvais, o.c., c. XXIX, p. 59.

16
Gekozen 3 maart 1200, 13 april 1202 tot priester en 21 april 1202 tot bisschop gewijd. Overleden 12 april 1229.

17
Het klooster Les Awirs, vlak bij Luik, werd in 1202 gesticht. In 1215 werd het verplaatst naar Couture-Saint-Germain in Brabant en nam het de naam Aywières aan. Cfr. editie De Borman, p. 179, noot 1.
18
Zie voorgaande noot.

19
Frederik II werd in september 1211 voor de tweede maal tot Rooms-koning gekozen op de Rijksdag te Neurenberg, nadat Otto IV van Brunswijk afstand van de troon had gedaan. Er zouden nog veel verwikkelingen volgen. Pas na de slag bij Bouvines (27 juli 1214) verwierf Frederik het feitelijk gezag in Duitsland. Hij overleed 13 december 1250.

20
De veldtocht van de bisschop tegen de hertog om Moha vond plaats in het najaar van 1212. Cfr. J. Baerten, Het graafschap Loon, (11e-14e eeuw), Assen 1969, p. 81.

21
Ferdinand van Portugal, echtgenoot van gravin Johanna van Constantinopel, van 1212 tot zijn gevangenneming in 1214 aan het hoofd van de Vlaamse troepen; Filips I de Edele, graaf van Namen van 1195 tot oktober 1212; Lodewijk II, tenminste van 1197 tot 1218 graaf van Loon.
22
Maria, dochter van Filips II Augustus uit diens derde huwelijk met Agnès de Méranie, huwde in 1211 met Filips de Edele van Namen. Na diens overlijden in 1212 huwde zij op 22 april 1213 Hendrik I van Brabant.

23
Ontleend aan Vincentius van Beauvais, o.c. Over de gebeurtenissen in dit jaar, cfr. Baerten, o.c., p. 82. H. Maria van Oignies overleed in 1213.

24
Op 28 februari 1214. Cfr. Reineri Annales Sancti Jacobi Leodiensis, uitg. Pertz in Monumenta Germaniae Historiae, Scriptores, deel XVI, p. 666-670.

25
Ontleend aan Vincentius van Beauvais, o.c., c. XXX, 1.
26
Jan zonder Land, 1199-1216.
27
Maria van Brabant huwde keizer Otto op 19 mei 1214.

28
Zie G. Duby, Le dimanche de Bouvines, Paris 1973. De slag vond plaats op 27 juli 1214.
29
Ferdinand van Portugal, graaf van Vlaanderen, Renaud de Dammartin, graaf van Boulogne en Willem, graaf van Salisbury, de natuurlijke zoon van koning Hendrik II.

30
Cfr. G. Smets, Henri I, duc de Brabant, Bruxelles 1908, p. 150 sqs.

31
Het vierde concilie van Lateranen werd in november 1215 door Innocentius III (1198-1216) gehouden. Er waren 412 bisschoppen en ruim 800 abten en andere geestelijken aanwezig.

32
Dit vers ontbreekt.


Vorige Volgende

Over dit hoofdstuk/artikel

Gesta abbatum Trudonensium


28 maart 1193

23 april 1193

1192

31 maart 1199

1200

1211

1212

1213

1214

1215

1216

1219

1221