81.
Den iiij. Psalm Ducis Albani,
+
op de wijse vanden ix. Psalm. Heer ick wil u uut
sherten gront.
Ke
Marvillie, Ke
Diablos,
Moet ick nu te voet end te Ros
Wijcken van Alckmaer cleyn van waerden,
So werd ick niet gheacht op Aerden.
5
Renego Dios, is dat waer,
Dat mijn Wissel int openbaer,
Uut Spaengien te ruggh is ghesonden,
Dit gheeft my thert veel sware wonden.
Sal ick nu door ghebreck van ghelt,
10
Ruymen moeten al uut dat Velt?
Sal ick moeten Banckerotteeren,
Na Spaengien schampen
12. met oneeren.
| |
Ben ick dan niet op een Vleesbanck
13.,
Sonder ghelt is mijn macht heel cranck
15
Inden strick ben ick dan ghevanghen,
Daer meed ick ander meynd te hanghen
16..
Heylighe Vader, bon Compagnoen,
Wat sal ick dese Geusen doen
Want het gaet my teghen mijn gissen,
20
Ick vrees, ick sal tLandt moeten missen.
Bijtschapen, Prelaten, coemt voort,
Papen, Knuncken
22., sendt ghelt aen
boort,
Laet u Hoeren wat abstineeren
En wilt het ghelt tot my waert keeren.
25
Vargas
25., del Regio mijn
Bloetraet,
Vitelle
26. zijt mijn toeverlaet,
Is nu u Raet gantslick verlooren,
So sullen wy hier moeten smooren.
Ghy Spaenschen Adel met u pracht,
30
Ick heb u tot veel Staets ghebracht:
Uut den dreck heb ick u verheven,
Weet ghy my nu gheen troost te gheven.
Ghy Oostersche Canonicken
33. vry,
Adiaphoristen staet my
34. by:
35
Hertoch Eerick
35. met u
ghesellen,
Hertoch Oleff
36. wilt Vendel vellen
+.
Maghercool
37. ghy die placht int Velt
Den Duyvel te dienen om ghelt,
Schouwenburch
39. brocht
Sneecken
39.
+
+ by hoopen,
40
Nu tghelt op is, nu gaense loopen.
| |
Een troost is voor my noch int lest,
Die Spaensche Santen helpen best,
Die wil ick dienen tallen daghen,
43, 44
Sy helpen my van alle plaghen.
Maect my doch dese Geusen quijt,
Señora de Milagres
47. coene,
Want sy maken my veel te doene.
Señora de Mocerat
49. milt,
50
Een Hellem met een gulden Schilt
Meucht ghy te danck van my verwerven,
Laet my in Spaengien rustich sterven.
Prinslicke Ridder Sanct Jago
53.,
Señora de Sanct Telemo
54.,
55
U beveel ick Lijf end Siel tsamen,
Alle Catholijcken spreect, Amen.
Liefde vermacht al: fecit. Anno 1573. den 2.
Decembris.
|
-
+
- No. 81. Naar A. Staat in dezelfde drukken als het vorige. Bij
V.L. LXX; Van Vloten II, 71.
Het lied is van Desember 1573, zoals de aan het vliegend
blaadje ontleende ondertekening aanduidt. Het Gentse hs. heeft ook 2 Dec.
1573. De wijs naar de psalmen van Datheen.
-
13.
-
vleesbanck: pijnbank.
-
16.
-
hanghen naar het Gentse hs.; A. I. J. L. N
hebben vanghen; Q-DD pranghen; O. P Die ick voor een ander had
gehanghen.
-
22.
-
Knuncken: kanunniken.
-
25.
-
Vargas: ‘de
Licentiaet Johan de Vergas Spangiaert, een
ongeleerd en bloetgierig mensch so wel gebleken heeft. De fame gink dat hy uit
Spangien was gebannen, noch waren in den selven Raed Doctor
Louijs Del Rijo’ enz.
Bor I, 185.
-
26.
-
Vitelle:
Chiappino Vitelli, overste Luitenant van Alva's
leger.
-
33.
- Met de Oostersche Canonicken zullen wel de
Grieks- Katholieke geesteliken bedoeld zijn, met de Adiaphoristen de
aanhangers van de mening van Melanchthon, die verschillende gebruiken en
voorwerpen wilden behouden.
Alva roept dus in deze uiterste nood allen op, die
niet geheel met de kerk hebben gebroken.
-
35.
-
Hertoch Eerick. Erich II van Brunswijk, die
in 1546 van Protestant Katholiek was geworden, een rol speelde in de
Schmalkaldiese oorlog, in de slag bij St. Quentin meestreed, en na het
aanbieden van het Smeekschrift voor
Margaretha troepen had geworven. Later was hij in
dienst van Alva en van Requesens. Vgl.
Bor I, 42, 169 enz.
-
36.
-
Hertoch Oleff. Waarschijnlik wordt bedoeld
Adolf van Holstein-Gottorp, in 1572 door Alva in
dienst genomen om de Geuzen in het Noorden te bevechten. Vgl. Bor I,
382.
-
+
- —
vellen: laten zakken.
-
37.
- Wie met Maghercool bedoeld wordt, is mij
niet duidelik. Misschien
Mondragon.
-
39.
-
Schouwenburch. Dit is niet de in
no30, vs. 18 genoemde, maar
Bernard van Schauwenburg, die blijkbaar bij Alva
zeer in de gunst was. Vgl. Nieuw Nederl. Biogr. Wdb. II, 1274.
-
39.
-
Sneecken, dat, als ik mij niet vergis,
alleen in A gelezen wordt tegenover Specken van de andere, was blijkbaar
een scheldnaam voor de Duitsche soldaten. Schouwenburg toch had een regiment
Duitschers op de been gebracht. De naam zal echter niet zoo algemeen bekend
geweest zijn en daarom in de latere drukken vervangen zijn door het bekendere
Specken. Ook suycken van het Gentse hs. is eerder uit
sneecken dan uit specken voortgekomen. Men leest nl. aldaar:
Ghy, die den duyvel placht om gelt
Te dienen es u macht gesmelt.
Wonden en suycken brocht ghy by hoopen
Nu 't gelt uut es, nu gaet ghy loopen.
-
+
- Deze verzen zijn stellig een latere lezing dan die in het
Geuzenliedboek.
-
+
-
Sneecken kan niet anders zijn dan het Duitsche
Schnecken d.i. slakken; suycken zal wel hetzelfde zijn als
suycten d.i. ziekten.
-
43, 44
- in het Gentse hs.: Die wil ick met vlijt
gaen aenropen; haer genaede staet voor my open.
-
47.
-
de Milagres, verkeerde omschrijving van
Milagrosa, d.i. de Wonderrijke.
-
53.
-
Sanct Jago: Jacobus, de beschermheilige van
Spanje.
-
54.
-
Telemo, Amsterdamse uitspraak van
Telmo.
Sint Telmo of Elmo was een bij de Spaanse
zeelieden zeer vereerde heilige. Of er een Nuestra Señora de Santelmo is
of geweest is, weten wij niet.
|