Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 1 (1837)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 1
Afbeelding van De Gids. Jaargang 1Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.78 MB)

XML (3.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 1

(1837)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 612]
[p. 612]

Taalkundige Handleiding tot de Staten-Overzetting des Bijbels, bevattende eene verklaring der verouderde of min verstaanbare Woorden en Spreekwijzen, in die overzetting voorkomende, door A. de Jager.

Rotterdam, T.J. Wijnhoven Hendriksen, 1837. XII en 148 bladz. 8o.

De zoogenaamde Statenoverzetting des Bijbels is altijd voor een der treffelijkste gedenkstukken onzer taal gehouden, en heeft als zoodanig grooten invloed op de vestiging derzelve gehad; haar gezag is dan ook bijzonder gewigtig geweest, en wordt nog gedurig, ter beslechting van betwijfelde punten, in de taalkunde als scheidsregter ingeroepen. Intusschen kon het niet anders, of gedurende de twee eeuwen sedert haar bestaan, moest de taal veranderingen ondergaan, woorden en vormen verliezen en aannemen, en zoo doende duisterheden in dezen bijbeltekst doen ontstaan, welke, zonder hulp van taalkenners, niet dadelijk door elk, die daarvan gebruik maakt, - en dit getal is onder alle standen nog zeer groot, - konden opgehelderd worden. Daarom uitte de beroemde taalkundige Frans van Lelyveld reeds vóór vijftig jaren den wensch (dien de Heer De J. als motto vóór zijn Werkje plaatst), dat de thans voor het algemeen onverstaanbare woorden, in den Statenbijbel voorkomende, mogten worden opgehelderd. De thans reeds overleden Hoogleeraar Ypey en de Heer Ackersdijk vonden zich genoopt daartoe de hand te leenen, en gaven hunnen arbeid reeds voor verscheidene jaren in het licht. De Heer De Jager, ofschoon allen lof aan dit Werk toebrengende, meende evenwel, dat het slechts ten deele aan het oogmerk voldeed, omdat het niet alle verouderde woorden opneemt, en de uitleggingen dikwijls voor den niet taalkundigen lezer minder geschikt zijn. Dit leidde hem tot het denkbeeld, ‘dat eene meer volledige verzameling van spreekwijzen, kortelijk en op eene eenvoudige en voor elk verstaanbare wijze opgehelderd, voor velen, en inzonderheid voor de meesten zijner mede-onderwijzers, eene dringende behoefte bleef. Hij gevoelde zich opgewekt, om die taak ter hand te nemen, en op die wijze ontstond deze Taalkundige Handleiding.’ Nadat wij aldus omtrent den aard van dit Werkje ingelicht zijn, deelt ons de Schrijver ter loops eenige aanmerkingen over de regte uitspraak mede, die heden ten dage dikwijls voorbijgezien wordt, vooral door de voorlezers bij de Kerkdienst en sommige onderwijzers, die, zoo als Bilderdijk het ergens uitdrukt, u elke letter toemeten; daarop beklaagt zich de S., dat hij van het Register van de verbeteringen van drukfouten, in den Statenbijbel in 1655 uitgekomen, en van Von Stades Erläut. u. Erklär. der vorn. Deut-

[pagina 613]
[p. 613]

schen Wörter enz., geen gebruik heeft kunnen maken, en berigt ons daarbij, dat het vroeger zijn plan geweest is, ook de verouderde woorden, in de kantteekeningen voorkomende, op te geven; doch dat hij wegens de uitvoerigheid daarvan heeft afgezien.

Hierop volgt de taalkundige handleiding tot de Statenoverzetting des Bijbels; wij willen op het gebruik van dit adj. geene aanmerking maken, omdat, trots al hetgeen Bilderdijk daartegen heeft ingebragt, de bijv. naamw. op kundig uitgaande, in dien zin moeijelijk te ontberen zijn en het onwettige daarvan ook nog niet geheel voldongen is; maar wat is eene handleiding tot eene overzetting? men kan geleid worden tot eene kennis, wetenschap, kunst, tot het verstaan van eene overzetting; maar eene handleiding tot eene overzetting komt ons minder juist en gepast voor. Deze handleiding dan, waartoe wij thans overgaan, bevat eene alphabetische woordenlijst van verouderde woorden, met opgave der plaatsen, waar zij voorkomen, de verklaring daarvan, aanwijzing van gelijkluidende plaatsen bij andere schrijvers, en niet zelden van Werken, waar daarover meer uitvoerig gehandeld wordt. Dit alles is doorgaans beknopt en doeltreffend ingerigt, en de verklaringen der verouderde woorden zijn gewoonlijk juist. Zie hier eene proeve:

‘Achterlage, 2 Chron. XIII:13: Maer Jerobeam dede eene achterlage omwenden, om van achter hen te komen: so waren sy voor het aengesichte Juda, ende de achterlage van achter hen. Ook Ps. X:8 en elders. Thans zeggen wij hinderlaag. Achter en hinder beteekenen hetzelfde, en worden dikwijls verwisseld. Zoo schreef Hooft: hinderhoede, Ned. Hist. 262, waarvoor wij achterhoede bezigen. Vondel heeft hinderdam en hindertoght; I: 172,

 
Wij passen langer op geen' hinderdam noch beeren,
 
Van wetten, en belofte, en vreeslijck dreigement.

II, 380:

 
Laet Kreeth, en Pleeth, en al het regement van Geth
 
Den hindertoght bekleên, dat niemant ons belett'.

voor welk laatste men achtertocht leest, Jes. LII:12 en elders. Van hinderwaart, voor achterwaart, bij de Ouden voorkomende; zie men voorbeelden bij Ypey, 8 en Clignett, Bijdr. 150.’

Het is moeijelijk te bepalen, welk woord eene meer uitvoerige, welk slechts eene korte opheldering noodig heeft, omdat dit grootendeels van de taalkennis des lezers afhangt; even zoo bezwaarlijk is het te bepalen, of een woord al dan niet verouderd is, omdat sommige woorden op de eene plaats of door den eenen schrijver meer dan op andere plaatsen en door andere schrijvers gebruikt worden. Er zijn ons dergelijken meer dan ééns voorgekomen, en zelfs sommigen, die nog heden zeer gangbaar zijn, zoo als aan-

[pagina 614]
[p. 614]

dragen in den zin van beschuldigen en aanbrengen; banket voor maaltijd; besluiten voor insluiten; bidden voor verzoeken; van doen hebben voor behoeven, en meer dergel. Wij gelooven, dat de Schrijver dezelve zonder nadeel had kunnen weglaten, ofschoon wij hem er niet om willen berispen, daar de meerdere of mindere noodzakelijkheid tot opheldering, zoo als wij zeiden, grootendeels subjectif is.

Behalve eigenlijk verouderde woorden, geeft ons de Heer De J. ook gangbare in een ander geslacht gebruikt, vreemde woordvoegingen en spreekwijzen en germanismen, waarvoor wij hem onzen dank betuigen; wij hadden gewenscht, dat hij de taalfouten nog meer had doen uitkomen, juist om het groote vertrouwen en het onbepaalde gezag, dat de Statenbijbel bezit, en dat, wij moeten het bekennen, onzes inziens, te ver getrokken wordt.

Dezelfde bedenking moeten wij maken nopens de Algemeene opmerkingen, welke achter de woordenlijst gevoegd zijn en die, naar ons oordeel, vollediger hadden kunnen worden. Ook schijnen ons de gegevene, hoe belangrijk in vele opzigten, niet overal juist toe. Zoo zegt de S., aanm. I, dat ‘voor het m. gesl. oudtijds de verbuiging der lidw., b.v. naam- en voornaamwoorden in den 1sten naamval gelijk was aan die des vierden,’ waarbij hij eenige bijbelplaatsen en het gezag van Bilderdijk aanhaalt, die dit den casus emphaticus noemt. Indien de Heer De J. hierbij aan de oudere Schrijvers der 13de en 14de eeuw gedacht had, zoude hij dit niet zoo algemeen opgegeven hebben; want die zoogenoemde naamval van nadruk is een inkruipsel van lateren tijd, den Vlamingen eigen gebleven, maar dat eerst in de 16de eeuw schijnt opgekomen te zijn. In de derde opmerk. had desgelijks opgeteekend kunnen worden, dat de oudere schrijvers den stoffelijken adj. aan het eind de e laten behouden, als guldine, silverine, yserine, staline enz. In Opmerk. VII wordt gezegd, dat men voorheen geen onderscheid maakte tusschen het enkel- en meervoud der gebiedende wijs, maar dezelve altijd met t schreef; dit is mede niet geheel juist: bij Maerlant en anderen vindt men doe, screye, wiene, dwine, sine, lache, sech, merc, besie enz.; de reden waarom allengs het meervoud de overhand kreeg, is te lezen in den Wapene Martyn, Str. 37, en dezelfde, waarom wij het vroegere du verloren hebben, tot groot nadeel onzer taal.

Het zoude aangenaam geweest zijn, indien men onder deze algemeene opmerkingen tevens aangetroffen had eene opgaaf van de voornaamste spelregelen door de Bijbelvertalers in acht genomen, als daar zijn de klinkerspelling, het onderscheid tusschen y en ij, het gebruik van ck voor kk, van t en s, waar wij d en z bezigen, van ch en gh, van gh en g, ten einde op die wijze min

[pagina 615]
[p. 615]

of meer het standpunt aan te geven, waarop zich deze klassieke vertaling bevindt; iets dat geene diepe taalstudie vereischt en echter zeer nuttig zijn kan, vooral voor hen, die het werk dikwijls der taal wege inzien.

Eindelijk hadden wij eenige historische berigten omtrent de Bijbelvertaling gewenscht, beknopt en zonder uitweiding omtrent de verdiensten en taalkennis der autheurs, maar voldoende, om den lezer te onderrigten, welke de aanleiding, wie de uitvoerders, hoedanig de middelen waren, waaraan dit hoogstbelangrijk Werk zijnen oorsprong verschuldigd is; menigeen zou gewis met belangstelling zoodanig berigt gelezen hebben, zelfs zij, die zich minder om de taalkunde bekommeren. Doch wij willen hiermede den Heer De Jager niet berispen, omdat hij ons dit alles onthouden heeft; veeleer bedanken wij hem voor de aangewende moeite, en erkennen, dat dit Boekje tot beter verstand des Bijbels nuttig zijn kan, waartoe de lijst der verklaarde woorden, aan het einde, die het overzigt des geheels gemakkelijker maakt, het hare bijdraagt. Wij kunnen dus dit geschrift in gemoede aan naauwkeurige en denkende Bijbellezers aanbevelen; het zal hun dikwijls een nuttige wegwijzer zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • E.J. Potgieter


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Taalkundige handleiding tot de Staten-overzetting des Bijbels, bevattende eene verklaring der verouderde of min verstaanbare woorden en spreekwijzen in die overzetting voorkomende


auteurs

  • over Arie de Jager