Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 71 (1907)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 71
Afbeelding van De Gids. Jaargang 71Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 71

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.27 MB)

Scans (102.00 MB)

ebook (4.77 MB)

XML (4.93 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 71

(1907)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 610]
[p. 610]

Bibliographie.

Uit het leven van Mark Twain. Autobiografie vertaald door J. de Hoop Scheffer. Haarlem, Vincent Loosjes, 1907.

Wij hebben genoten bij 't lezen van deze autobiografie. De heer J. de Hoop Scheffer heeft de verschillende hoofdstukken of fragmenten, zooals ze in de ‘North American Review’ zijn verschenen, samengevoegd en vertaald, en geeft ze thans in een Hollandsch boek aan het publiek. Mijn hemel, wat is dat alles frisch en oorspronkelijk! Het is natuurlijk geen gewone autobiografie, waarin een auteur van de alledaagsche soort (zie pag. 190) in geregelde orde vertelt, wat hij gedaan en ondervonden heeft in de eerste veertig jaren van zijn leven, ‘want dàn heeft hij alles beleefd wat waard kan zijn opgeteekend te worden’: - hij heeft zichzelf ook niet tot een held gemaakt, door de gebeurtenissen van zijn leven van kleur te veranderen, ‘ze binnenste buiten te keeren en tot feiten te maken om danig trotsch op te zijn’: - niets van dit alles: hij verhaalt slechts alledaagsche voorvallen, waarbij hij aldoor het verleden tegenover het heden plaatst, en dat alles schijnbaar zoo ordeloos mogelijk, zonder stelsel of vasten gang, al naarmate geheugen en toeval 't ingaf. Het wordt zoodoende een aanéénrijging van kleine tafereeltjes, op Mark Twain's bekende manier geschetst, vluchtige teekeningen, die los en toch stevig op haar pooten staan, en altijd den komieken zet of draai van den guitigen auteur verraden. Die schetsen vormen een bonte reeks. Het zijn kijkjes en ‘kiekjes’ eerste klasse. Scherp en raak: vooral vlug. Als we ze even gezien hebben, staat de voorstelling voor-goed ons levendig voor den geest. We kennen nù neef Sellers of eigenlijk James Lampton: - wij meesmuilen om Mark Twain's onthaal bij den uitgever, tot wien hij voor 't eerst aanklopt: - wij genieten van de anecdoten van ‘de beer’ uit zijn kinderjaren: - wij lachen hartelijk om zijn ‘séances’ als aankomende jongen bij den magnetiseur: - wij maken ons vroolijk om zijn duel: - wij vinden treffend de uitbeelding van zijn broêr Orion en de daaraan vastgeknoopte schildering dergroote boerderij van zijn oom Quarles: - wij begrijpen zijn diner bij Keizer Wilhelm II te Berlijn: - wij schudden het hoofd om zijn hebbelijkheid van te vloeken: - wij bewonderen hem op het biljart: - wij voelen veel voor zijn liefde voor de katten, die hem zijn aardigste vertelling aan de hand doen. Kortom wij leven met hem mede, en voortdurend speelt de glimlach om onze lippen. Hij is zoo mannelijk, zoo weinig tobberig, zit - zelfs waar hij een autobiografie schrijft - zoo min mogelijk aan zichzelf te denken,

[pagina 611]
[p. 611]

hij geeft niet toe aan verwijfde psychologische bespiegelingen, en is zoo geheel en al vrij van sentimentaliteit. Hij gebruikt altijd zijn ooren en oogen. Hij is een type van durf. Hij is zoo opgewekt mogelijk. En toch loopt dwars door het verhaal een diep aandoenlijke toon. Het is de herdenking van zijn dochter Susy, die op vier-en-twin-tig-jarigen leeftijd is overleden. Susy is reeds als kind begonnen - denk er om dat wij als in een schrijvers-atelier verkeeren - een soort van beschrijving van haar vaders zijn en leven op te stellen: en die opteekeningen worden nu bij stukjes en beetjes in zijn eigen verhaal ingelascht. Het is haast een waagstuk van den vader. Maar nu eerst begrijpen wij hem volkomen. Als wij zulk een klein fragment van de dochter ontmoeten, is het ons te moede alsof wij ingehouden tranen van den vader zien trillen. Ach, de vader mag op zijn manier luchtig ons vertellen, dat het leven van den mensch (zie pag. 262/263) een reeks van zeepbellen vormt, wat rook en water: wij zullen hem niet tegenspreken: maar hij voelt zelf te wel, dat die zeepbellen slechts schuim en wind zijn, schijn die 't diepste van ons wezen even omgeeft. Zelden lazen wij iets zoo roerend-eenvoudig als het verhaal van 't sterven van Susy. En naast het figuur van Susy staat dan 't beeld van haar moeder, die hij na een huwelijk van zes-en-dertig jaren verliest. Welk een verheffende blik straalt van die vrouw uit. Wanneer wij zulke vrouwen ons zien voorgesteld, gevoelen wij eerst recht de troosteloosheid onzer moderne romans. ‘Waarheidsliefde, eerlijkheid, oprechtheid waren bij haar - zegt de echtgenoot - aangeboren eigenschappen’. ‘Achter een ernstig en zacht voorkomen brandden onuitblusch bare vuren van gevoeligheid, geestdrift, toewijding en onbegrensde genegenheid.’ ‘Zij was mooi en had een slank meisjesfiguur, dat zij haar heele leven behield...’ Doch ik mag niet meer overschrijven. Men geniete liever zelf van de schilderij. Het boek is voortreffelijk vertaald. Dat Hollandsch is tenminste niet verschaald. Niet voor-niet is de vertaler de zoon van den professor, die eens een der beste kenners van onze taal was, den ouden Bragavijand en lateren vriend van ‘de Gids’. Aardig is het, dat de zoon allerlei oude zegwijzen en woorden weder in zijn zoo correcte taal weet in te schuiven. Wij troffen zelfs (op pag. 263) het woord ‘besmuikt’, waarover wij het artikel in het Woordenboek van De Vries gingen raadplegen.

H.P.G.Q.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken