Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 72 (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 72
Afbeelding van De Gids. Jaargang 72Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 72

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.28 MB)

Scans (99.60 MB)

ebook (4.74 MB)

XML (4.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 72

(1908)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 333]
[p. 333]

Taalpsychologie.

J. van Ginneken. Principes de Linguistique psychologique. Essai de synthèse (Bibliothèque de philosophie expérimentale IV). Paris. Leipzig. Amsterdam.

De taalpsychologie is een wetenschap, die ongetwijfeld overvloed van stof kan leveren voor onderzoekingen van zeer verschillenden aard. Immers elke taaluiting is een psychologisch verschijnsel: zoowel de kreet van pijn, wanneer iemand zich bezeert, als de schitterendste improvisatie van een groot redenaar. Slaan wij een kind gade, van het eerste moment af waarop het een klank uit, dan zien wij een geleidelijke ontwikkeling van zijn geest en van zijn taal tegelijk. Een belangrijk punt is bereikt, wanneer het kind niet alleen woorden, die het hoort, min of meer gebrekkig na kan zeggen, maar als het ook gaat begrijpen, hoe de volwassenen door bepaalde klankverbindingen zekere voorwerpen of eigenschappen daarvan aanduiden, en als het dan ten slotte de woorden, die het heeft leeren zeggen, in hun juiste beteekenis gaat aanwenden. Daarna worden snel groote vorderingen gemaakt, en langzamerhand leert het kind zijn moedertaal even goed spreken en verstaan als de menschen uit zijn omgeving, misschien zal het hun eenmaal zelfs de baas zijn.

sWanneer wij op deze manier de ontwikkeling van den kinderlijken geest dagelijks met aandacht waarnemen, dan levert één individu ons reeds een onuitputtelijk materiaal voor taalpsychologische onderzoekingen. Als wij deze ook bij den volwassen geworden mensch voortzetten, zal het resultaat nog belangrijker zijn.

De problemen worden ingewikkelder, wanneer wij ons niet bij

[pagina 334]
[p. 334]

één persoon bepalen. Stellen wij het geval, dat iemand met zijn vriend een gesprek begint over het een of ander, bijv. over een paard; wat zal er dan in den geest van dien vriend gebeuren, als dat woord ‘paard’ door hem gehoord wordt? Hij zal een acoustischen indruk krijgen, die misschien voor zijn geestesoog de voorstelling van een paard doet opkomen, 't zij van een bepaald dier dan wel een voorstelling in heel vage lijnen; misschien, als hij veel leest of schrijft, zal hij het woord ‘paard’ in letters voor zich zien of hij zal een lichte neiging voelen zijn vingers in beweging te brengen alsof hij schreef; mogelijk ook zullen zijn spraakorganen beginnen de klanken van 't woord te articuleeren. Voeg daar nog bij een aangenaam of onaangenaam gevoel of eenige andere gewaarwording, die zich met de reeds genoemde verbindt, dan zal men begrijpen, welk een ingewikkelde combinatie van psychische factoren een eenvoudige woordvoorstelling is en hoe belangrijk die voorstellingen bij de verschillende personen kunnen verschillen, m.a.w. welke zeer verschillende beteekenissen één woord hebben kan, zelfs in een kleinen kring van menschen, ja zelfs dan, wanneer zij er in een gesprek allen hetzelfde voorwerp mee aanduiden.

Ik kan hier slechts heel onvolledig spreken over zaken, die alleen in een uitvoerige uiteenzetting goed tot hun recht kunnen komen; maar deze weinige opmerkingen zullen, hoop ik, voldoende zijn, om het gewicht en de moeilijkheid van de quaesties in het licht te stellen. Hoeveel lastiger is het nu nog, een verklaring te geven voor de beteekenis-verandering van een woord in een groote taalgemeenschap! Bijna altijd ontgaat 't ons, hoe de eene beteekenis geleidelijk uit de andere ontstaan is, hoewel wij dikwijls voelen, dat ze niet ver van elkaar af liggen (bv. goed - mooi of goed - dapper). Waar het klankovergangen betreft, is het niet minder moeilijk. Wanneer wij bijvoorbeeld willen weten, waarom en hoe in het Gotisch elke korte σ in a is overgegaan, of in het oude Germaansch b, d, g in p, t, k, dan zien wij heelemaal geen kans onze nieuwsgierigheid te bevredigen. Wanneer dit ooit mogelijk zal worden, dan moet de taalpsychologie ons helpen, dan moet zij de vraag beantwoorden: Welke psychische oorzaken kunnen in een taalgemeenschap zoo'n verandering te weeg brengen? Wat moet er dan in de psyche van de individuën gebeuren en hoe werkt de

[pagina 335]
[p. 335]

eene op de andere? Mocht zoo'n klankovergang mechanisch het gevolg zijn van iets anders, bijvoorbeeld van een bepaalde soort van accent, dan wordt eenvoudig de vraag verschoven, en dan moet voor dat accent de psychologische oorzaak worden gezocht.

Het spreekt van zelf, dat de taalpsychologie nog lang niet zoo ver is, dat zij de quaesties, die zich voordoen, definitief kan uitmaken: noch de tegenwoordige stand van de taalkunde noch die van de psychologie laten dat in de verste verte ook maar toe. En natuurlijk is het dus ook nog onmogelijk een theorie op te stellen, in staat om de taalverschijnselen in al hun veelheid en verscheidenheid te verklaren. De juistheid van zoo'n theorie is niet te bewijzen. Toch is het heel goed, wanneer de een en ander zich eens aan een hypothese waagt: misschien kan zoo'n poging ons een stap verder brengen op den weg, die ten slotte tot een zekere of althans hoogstwaarschijnlijke verklaring moet leiden. Nu kan men op verschillende manieren te werk gaan. Een psycholoog, volkomen thuis op het gebied van de zielkunde, kan taalkundige studiën gaan maken en dan probeeren zijn psychologisch systeem en de taalverschijnselen met elkaar in overeenstemming te brengen. Het resultaat van zoo'n arbeid is het eerste deel, getiteld ‘Die Sprache’, van Wundt's ‘Völkerpsychologie’. Ook kan een linguist, met een grondige kennis van eenige talen en van taalhistorie, zich verdiepen in de zielkunde en dan uit die tweeërlei kennis een systeem scheppen, dat dienen moet tot verklaring van de taalverschijnselen. Dat heeft Paul gedaan in zijn ‘Prinzipien der Sprachgeschiçhte’.

Het werk van Dr. Van Ginneken, ‘Principes de Linguistique psychologique. Essai de synthèse’ is een werk van een geheel anderen aard. Deze onderzoeker heeft zooveel mogelijk kennis genomen van de resultaten èn van de taalkundige èn van de psychologische wetenschap, en is toen aan 't werk getogen, in het bezit van een groot materiaal, geput uit een uitgebreide literatuur en niet minder uit eigen ervaring; maar nog meer dan door dat materiaal laat hij zich leiden door zijn eigen scherpzinnigen geest, die zich onmiddellijk boven alle problemen, die zich voordoen, weet te plaatsen. Wat voor een boek is er op die wijze te voorschijn gekomen? Een boek, waartegen menigeen groote bezwaren zal hebben: de psychologische kennis van den auteur staat verre

[pagina 336]
[p. 336]

beneden die van een specialist in dat vak; zijn taalkundige kennis doet onder voor die van vele linguisten: zoodat iedere vakman op zijn gebied telkens op opmerkingen zal stuiten, die hem niet aanstaan, 't zij dan dat hij de onjuistheid kan aantoonen, 't zij dat hij ze eenvoudig als ‘ondoordacht’ of ‘niet voldoende gemotiveerd’ zal ter zijde zetten. Maar in de afzonderlijke hoofdstukken ligt de waarde van dit boek niet. De schrijver heeft mooie, oorspronkelijke ideeën; in den loop van zijn taalkundige en psychologische studiën hebben die zich gevormd, en toen hij het uitgestrekte studieveld, dat hij zich gekozen had, in alle richtingen had doorwerkt, heeft hij het geheel nog eens goed overzien, zijn buitengewoon oriënteeringsvermogen heeft het hem gemakkelijk gemaakt al zijn indrukken en zijn ideeën samen te voegen tot een goed sluitend geheel, en dat geheel is het, wat hij ons geeft in zijn boek.

Wanneer iemand nu in een goede vijfhonderd bladzijden poogt uit te maken wat de menschelijke ziel is, wat haar eigenschappen zijn, hoe zij zich plaatst tegenover de indrukken van de buitenwereld, hoe zij deze reflecteert, hoe de taal datgene uitdrukt, wat de psyche ‘beaamt’ en gevoelt, ten slotte, door welke wetten de veranderingen in de taal geregeld worden, - dan ligt het voor de hand, dat er bij den lezer telkens twijfelingen opkomen, die niet verdwijnen door den gedecideerden toon, waarop de schrijver telkens beweert zijn stellingen te hebben ‘bewezen’. Zoo komt het mij voor, dat de paar bladzij's gewijd aan ‘le problème du “moi”’ wel niet in staat zullen zijn Ebbinghaus en andere psychologen te doen wankelen in hun overtuigingen, niettegenstaande Van Ginneken meent, in drie bladzijden te kunnen aantoonen, dat deze slechts een symptoom van ‘susceptibilité moderne’ zijn. En ook de linguist kan den rand van dit boek met ettelijke vraag- en uitroepteekens versieren. Wanneer bijvoorbeeld de schrijver uiteenzet, hoe de zgn. Germaansche ‘klankverschuiving’, een reeks van processen, waardoor het heele Germaansche medeklinker-systeem in een prae-historische periode gewijzigd is, aan den invloed van de Kelten op de Germanen is toe te schrijven, dan worden in dat betoog allerlei quaesties ter sprake gebracht, bijv. de punten van overeenstemming tusschen zekere Germaansche en zekere Keltische klankovergangen, de dateering van deze laatste, de dateering van de overheersching van

[pagina 337]
[p. 337]

de Germanen door de Kelten - waaraan verschillende geleerden gelooven, maar die moeilijk te bewijzen is - enz. enz.; over sommige van deze quaesties heeft de schrijver zeer eigenaardige opvattingen, die nog al afwijken van de gewone; en dikwijls komt de gedachte bij ons op: ‘Laat er maar eens eerst zekerheid zijn verkregen aangaande de onderdeelen van het probleem, dan zal deze heele theorie wel ineenzakken als een huis met al te zwakke fundamenten.’ - Dat geldt van dit eene hoofdstuk, en het geldt er van zoo vele. Nog één voorbeeld. Er zijn gegevens die er op wijzen, dat éénmaal - misschien vóór 7000 jaar - het Indogermaansch een taal is geweest met heel veel medeklinkers en maar één klinker; maar ofschoon deze hypothese ook nog dit voor heeft, dat ze zou kunnen wijzen op nadere verwantschap met het Semitisch, durven toch weinigen recht er aan gelooven. Van Ginneken doet dat wel en meent zelfs de qualiteit van dien eenen klinker te kunnen vaststellen.

Maar laat ik niet meer voorbeelden geven. Dit boek bevat veel onzekers, ja zelfs zal het misschien eenmaal blijken, dat de schrijver over de allerbelangrijkste hoofdzaken onjuiste ideeën heeft gehad. Maar wie is in staat een evident juist taalpsychologisch systema te vervaardigen? En kan een boek van een zoo verre strekking en een zoo rijken inhoud niet een blijvende waarde hebben, al is ook maar een klein deel van dien inhoud waar?

Over alle kleinigheden zwijg ik natuurlijk. Want door een opsomming van evidente of vermoedelijke onjuistheden wordt een werk als dit niet veroordeeld.

Integendeel, terwijl Van Ginneken zijn ‘Conclusion’ eindigt met de woorden: ‘j'espère que la science linguistique du siècle prochain conservera plus d'une trace de mon essai synthétique’, meen ik gerust dat ‘hopen’ door een ‘verwachten’ te mogen vervangen. Zeker zal de taalpsycholoog van de toekomst aan dit geschrift menige goede en mooie gedachte kunnen ontleenen.

 

N. van Wijk.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Principes de linguistique psychologique


auteurs

  • N. van Wijk


taalkunde

  • Taalverwerving / Psycholinguïstiek