Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 72 (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 72
Afbeelding van De Gids. Jaargang 72Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 72

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.28 MB)

Scans (99.60 MB)

ebook (4.74 MB)

XML (4.91 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 72

(1908)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 335]
[p. 335]

Van Alphen's kindergedichtjes.

Over Van Alphen's kindergedichtjes. Bijdrage tot de kennis van de opvoeding hier te lande in de 18e eeuw, door Dr. H. Pomes. Rotterdam, W.L. en J. Brusse. 1908.

De brave Hieronymus van Alphen is in den loop der tijden al wat over den tong gegaan. Wat is hij niet hard gevallen om dien ‘bundel gedichtjes’, waarmede hij verwachtte dat de ‘lieve wichtjes’ van zijn tijd - en van later tijden? - zich zouden ‘vermaken’! De Génestet gaf, in de aanteekening op zijn ‘Sint Nikolaas-avond’, later aangevuld en verzacht in een voorlezing over kinderpoëzie, het sein, en velen volgden. En zij hadden gemakkelijk gelijk. Voor de kinderen van de tweede helft der negentiende eeuw was het meerendeel dezer gedichtjes te wijs, te moraliseerend. Bovendien pasten zij niet in de negentiende-eeuwsche opvoedingstheoriëen. Om slechts iets te noemen: het beloon-systeem, dat in ‘Jantje zag eens pruimen hangen’ gehuldigd wordt, is zeker niet zonder bedenking. Men leze wat Multatuli daarover zegt in Idee 824, waar hij Jantje's papa ‘'n solide betaler van geleverde deugdzaamheid’ noemt.

Maar de dichter van de ‘Sint Nikolaas-avond’ vergat dat van kindergedichten zoo goed als van andere geschriften geldt; il faut les juger d'après leur date.

Wij, die in onze jeugd de versjes van Van Alphen van buiten leerden, zijn er waarlijk niet zooveel slechter aan toe geweest dan latere kindergeslachten. Die versjes hebben ons niet zooveel onnatuurlijker of minder oprecht gemaakt. De kindernaturen loopen in de elkaar opvolgende geslachten niet veel uiteen. Wat een kind

[pagina 336]
[p. 336]

geestelijk niet verteren kan, laat het liggen. Zoo herinner ik mij zeer goed, dat bij deze kindergedichtjes, die ik op school of thuis te leeren kreeg, er verscheidene waren, die onbegrepen over mijn hoofd heengingen en niet in het geheugen bleven hangen. Aan wat deftigheid ergerden wij ons niet. De ‘lieve wichtjes’ hebben mij, voor zoover ik mij herinner, nooit gehinderd; maar het ‘Hoe schoon schiet daar de bliksem neer’, met zijn ‘Wat zie ik, Caatje, hoe, gij beeft?’ liet mij koud, en met theologische beschouwingen als in dat Verstandig antwoord op de vraag ‘waarom ik aan God gehoorzaam ben’, hield ik mij niet op. In regels als

 
Moet ik zwigten
 
Voor mijn broer in poëzy.

is dat ‘zwigten in poëzy’ mij een voortdurend raadsel gebleven...

Zoo lieten wij liggen wat wij niet begrepen of wat ons niets zeide, maar daarnaast was er toch ook veel dat ons aantrok door de natuurlijke voorstelling, de aardige, soms hartelijke, wijze van zeggen, en dat wij dan ook gemakkelijk van buiten leerden, om het nooit weer te vergeten. Het zijn, onder meer: ‘Hoe dankbaar is mijn kleine hond’, ‘Cornelis had een glas gebroken’, ‘Welkom, lieve kleine zus’, ‘Zou ik voor den klepper vreezen?’, ‘Wij zaten laatst bij Saartje’, ‘Geduld is zulk een schoone zaak’, ‘Mijn vader is mijn beste vriend’...

Zij, voor wie al de goede eigenschappen van deze gedichtjes niet opwegen tegen het oude-mannetjes-achtige, zede-preekende, koel-verstandelijke ervan, en die daarom niet begrijpen kunnen, hoe er ouders en kinderen geweest zijn, die er smaak in hebben gevonden, kunnen uit het boek van Dr. Pomes te weten komen, hoe Van Alphen's versjes in hun tijd een reuzenstap voorwaarts beteekenden.

Tot 1778, tot het jaar toen deze kindergedichtjes hun intrede deden in de kinderkamer, was er geen geschikte lektuur voor Hollandsche kinderen. Het is haast ongeloofelijk hoeveel naargeestigs, hoeveel onbenulligs, hoeveel grofs en onbeschaafds de achttiende eeuw in den vorm van kinderbijbels, geschiedenisboekjes voor kinderen, spelboeken, raadselboeken den kinderen durfde te lezen geven. Wij kunnen ons niet voorstellen hoe ouders hun kinderen een kinderbijbel in de hand durfden geven, waarin

[pagina 337]
[p. 337]

o.a. een plaatje voorkomt, ‘David verlieft op Berzeba’, met dit onderschrift:

Ledigheid werkt veel kwaads.
 
ô Man naar's hemels hert, bekoort u 't blanke vel,
 
Door dulle lust tot moord, en schendig overspel?
 
Waartoe vervalt de deugd? helaas! wat baart het minnen,
 
Een zinneloze zorg in zorgelooze zinnen?

Zelfs een man als Jan Luyken schreef voor zijn kleinzoon diepzinnige versjes als:

 
De mensch wordt van een Kindje groot,
 
Met moeite en bezwaarlykheden,
 
En op het laatste komt de Dood,
 
Daar alles meê wordt afgesneden;
 
Behalve wat de waarde Ziel
 
Door vrees voor God in zich behiel.

Leest men deze en de andere door Dr. Pomes aangehaalde voorbeelden, dan begrijpt men, hoe verrassend de indruk moet geweest zijn, dien zijn tijdgenooten van Van Alphen's kindergedichten ontvingen. Hier vonden de ouders ‘eenvoudige versjes, in zuivere taal, voor kinderen begrijpelik en licht te onthouden’, zegt de schrijver. ‘Rechts en links greep de dichter z'n stof uit 't dageliks leven. Speelgoed, kleren, melk en brood, bloemen en vruchten, lintjes en printjes, 't was hem niet te min, hierover tot de jeugd te spreken. Hij gaf de kinderen liedjes, liet ze bijwijlen zingen en springen, volgde hun bedrijf van 't opstaan tot 't naar bed gaan. Vaders en moeders, broertjes en zusjes namen de plaats in, die hun van rechtswege toekwam. Honden, katten, vogels... al 't lopend en vliegend gedierte verschafte de dichter 'n deel van de stof, die hij zocht en die z'n voorgangers merendeels hadden versmaad.’ Meer vroegen de ouders niet. Dat Van Alphen, minder begaafd dan baker Saartje, geen ‘sprookjes kon vertellen’, hinderde hen niet. Deze versjes klonken aardig, wekten aangename beelden en smakelijke herinneringen bij de kinderen op, en dat was genoeg.

Hoe was Van Alphen er toe gekomen, zoo voor kinderen te schrijven?

In de tweede helft der achttiende eeuw was men, in navolging

[pagina 338]
[p. 338]

van het buitenland, ook in ons land zijn aandacht aan de theoriën over opvoeding en onderwijs gaan schenken.

Wat Rousseau in zijn Emile over de opvoeding had geschreven en in Frankrijk groote ontroering gewekt had, was ook naar hier doorgedrongen. Locke's ouder werk (Some thoughts concerning education) met zijn rationalistische opvatting van den godsdienst in verband met de opvoeding, was hier in 1753 vertaald verschenen. De nieuwe denkbeelden, die Basedow onder Rousseau'schen invloed in Dessau in zijn Philantropinum in praktijk had gebracht, waarbij getracht werd het leeren aangenaam te maken en ook door het spel der kinderen kundigheden aan te brengen en hen vatbaar te maken om het onderwijs in zich op te nemen, waren ook in ons land niet onbekend gebleven.

Alleen was dat alles tot dien tijd buiten de schrijvers van kinderboeken omgegaan. Van Alphen het eerst gevoelde dat de nieuwere denkbeelden ook toepassing moesten kunnen vinden in het kinderboek. Dat hij niet terstond den rechten toon trof, en dikwijls niet verder kwam dan tot een pogen om kind met de kinderen te zijn, is te begrijpen. Het is, zooals Dr. Pomes opmerkt, nog te vaak de volwassene die spreekt door den mond van het kind. ‘Wat aannemelik klinkt uit de mond van de volwassene, kan onnatuurlik worden zoodra 't door 'n broekemanneke wordt voorgedragen; en 'n pedantje van drie voet is zeker nog veel aanstoteliker dan één van zes, zooals Betje Wolff 't uitdrukte. Dit gevaar wordt groter, naarmate de inhoud abstrakter is’...

Maar geldt dit bezwaar voor ons, Van Alphen's tijdgenooten hebben het niet gevoeld. Voor hen was het ‘een nieuwe geluid’, dat hier klonk, en wat hier den kinderen werd voorgehouden en in den mond gelegd, was wat zij, de modernen van 1778, dachten. De natuurlijke godsdienst, die God als wijzen Schepper en goedertierend Vader eerde, vonden zij in deze gedichtjes: de geopenbaarde, leerstellige godsdienst was er, huns inziens terecht, buitengehouden. Het ‘Mijn vader is mijn besté vriend’, als kenschetsend de verhouding tusschen ouders en kinderen, zooals zij, modernen, die wenschten, was hun naar het hart gesproken...

 

Dat alles ons te hebben duidelijk gemaakt is de verdienste van

[pagina 339]
[p. 339]

het boek van Dr. Pomes, dat daartegenover het nadeel heeft, de zaken wat omslachtig voor te stellen en tengevolge van een minder gelukkige ordonnantie, sommige dingen meer dan eens te zeggen. Wie het aandachtig gelezen heeft zal zeker over den kinderdichter van 1778 en zijn werk gunstiger oordeelen dan velen tot dusver deden.

Het verlicht publiek van het laatst der achttiende eeuw heeft niet zonder reden zijn ‘bundel gedichtjes’ met graagte ontvangen, gelijk uit herdruk op herdruk blijkt. Zoo heeft Van Alphen, den besten van zijn tijd voldoening schenkend, in zijn hoedanigheid als Hollandsch kinderdichter, ‘gelebt für alle Zeiten’...

 

J.N. van Hall.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Over van Alphen's kindergedichtjes: bijdrage tot de kennis van de opvoeding hier te lande in de 18e eeuw


auteurs

  • J.N. van Hall

  • over Hieronymus van Alphen