Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 73 (1909)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 73
Afbeelding van De Gids. Jaargang 73Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 73

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (20.26 MB)

Scans (94.82 MB)

ebook (4.85 MB)

XML (4.79 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 73

(1909)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 171]
[p. 171]

Bibliographie.

Geïllustreerde Flora van Nederland door E. Heimans, Dr. H.W. Heinsius, Jac. P. Thijsse. Tweede druk. Amsterdam, W. Versluys, 1909.

Een tweeden druk van dit voor tien jaar verschenen boek mag men het werk van Heimans, Heinsius en Thijsse eigenlijk niet meer noemen. In beginsel is het grootendeels hetzelfde gebleven, doch de uitvoering is zooveel vollediger en zooveel beter geworden, dat wij feitelijk met een nieuw werk te doen hebben.

Ieder zal begrijpen dat er jaren van werken en de toetreding van een ‘dritten im Bund’ noodig waren, om ons deze handleiding in een drie maal zoo grooten omvang, in een geheel nieuw kleed en op vastere grondslagen berustend terug te geven.

De tijd van de flora's met louter Latijnsche namen, met dorre, eentonige opsommingen, die ruiken naar de herbariën en oude, duffe folianten waaruit ze samengesteld zijn, is gelukkig voorbij. Zeer zeker heeft de botanicus een zuiver systematische, kritische flora voor de bepaling der soorten noodig, doch hiernaast is een sterke behoefte gekomen aan een biologische flora als deze, en zulk een is er in het buitenland tot nog toe niet geschreven.

Zij veronderstelt bij den gebruiker een minimale voorkennis van de onderdeelen der plant en leert den beginneling langzamerhand met botanische begrippen vertrouwd raken; zij leidt tot haar doel (het bepalen van den naam) langs een weg van voor ieder bevattelijke eigenschappen, terwijl de moeilijkere systematische kenmerken, die men eerst gaandeweg door vergelijking met verwante vormen behoorlijk bepalen kan, vermeden zijn. Dat het ook zonder deze mogelijk is tot de determinatie eener soort te komen, bewijst dit boek.

Van de kenmerken der bladen en tal van biologische eigenschappen, als het voorkomen van stekels en van vleezige of viltige deelen, is in deze flora een ruim gebruik gemaakt. Nu vertoont

[pagina 172]
[p. 172]

de tweede uitgave in dit opzicht een enormen vooruitgang, bij de eerste vergeleken. Terwijl het in den eersten druk voor een groot deel der planten bij deze indeeling bleef en men b.v. alle planten met stekels, ofschoon tot zeer uiteenloopende families behoorende, onder éénzelfde rubriek terugvond, zijn dergelijke biologische eigenschappen in den tweeden druk alleen het middel geworden om tot den naam te geraken; bij den naam wordt dan verwezen naar de familie, waar men de bewuste plant naast haar natuurlijke verwanten terugvindt in het systeem. Het mengelmoes van biologische en systematische groepen, dat reeds bij het doorbladeren menig botanicus het boek deed ter zijde leggen, heeft plaats gemaakt voor het doorloopende natuurlijke systeem, waardoor het boek zeker in ruimeren kring zijn weg zal vinden.

En deze systematische rangschikking krijgt kleur en fleur door de toevoeging van talrijke biologische bijzonderheden, die ons inlichten over de betrekking der plant tot de insecten en vogels, die we er op waarnemen, over eigenaardigheden haar leven in sloot, moeras of op de heide betreffende en over het nut dat de menschen er van trekken. Zulk een biologisch overzicht is aan het begin van elke familie aanwezig, waardoor men een levend beeld van zulk een groep in haar natuurlijken samenhang verkrijgt en waaruit blijkt dat niet alleen rangschikking en getal, waarop gewoonlijk de systematische verwantschap gebaseerd is, doch ook de levensverschijnselen in één familie nauw verband met elkaar houden.

De aantrekkelijkheid der nieuwe uitgave wordt verhoogd, doordat ook de sierplanten er in zijn opgenomen. De meest voorkomende die men in tuinen kweekt of in bloemenwinkels ziet, (waar men maar al te dikwijls een verkeerden naam opgeeft) vinden we hier genoemd.

En - last not least - elke plant heeft een figuurtje dat ter aanvulling dient van het geschrevene. Talrijke illustraties, die in de eerste uitgave in de verdrukking waren geraakt, hebben hier meer ruimte gevonden en een paar duizend nieuwe zijn er aan toegevoegd. Over 't geheel genomen zijn ze uitstekend.

Wie dus met deze Flora het veld intrekt, heeft niet alleen een determineerboek, maar tevens een leerboek in zijn zak, en een boek dat geurt naar den tijm en de klaver, die hij op zijn wandeling tegenkomt.

 

Joha. Westerdijk.

[pagina 173]
[p. 173]

De Opkomst van het Nederlandsch Gezag in Oost-Indië. Verzameling van onuitgegeven stukken door Jhr. Mr. J.K.J. de Jonge en M.L. van Deventer. Supplement op het dertiende en laatste deel, bewerkt door wijlen Dr. L.W.G. de Roo (2 deelen). 's-Gravenhage, Martinus Nijhoff, 1909.

De deelen, door van Deventer aan de Jonge's bekende Opkomst toegevoegd, hebben indertijd aan den goeden naam van dat werk eenigen afbreuk gedaan.

Van Deventer was iemand die gemakkelijk werkte, veel slordigheden beging, en geen bezadigd oordeel had.

In het dertiende en laatste deel der serie liet hij zich geheel door de talrijke vijanden van Daendels op sleeptouw nemen, en heeft van diens bestuur in Indië een zeer partijdige voorstelling gegeven.

Hiertegen kwam de gepensioneerde Indische hoofdambtenaar Dr. L.W.G. de Roo, in De Indische Gids van 1888, met kracht op. Hij besloot, zijn levensavond te wijden aan eene Daendelsrehabilitatie. Onder leiding van Prof. Heeres, toentertijd adjunctarchivaris aan het Algemeen Rijksarchief, maakte hij studie van dezelfde bescheiden die van Deventer ten dienste hadden gestaan, en van een aantal andere die deze niet had gekend. Werkzaamheid als voorzitter der ‘veertien-ton commissie’, en een noodlottige vernietiging van zijn manuscript, hielden de voltooiing van den arbeid op. De dood verraste den schrijver eer hij geheel gereed was; het nagelatene is thans door den heer G.P. Rouffaer ter perse bezorgd, met een voorrede van schrijvers zoon, den heer W. de Roo de la Faille.

Het werk is, hoewel zeer uitvoerig, helaas fragmentarisch gebleven. Een samenvattend oordeel over de figuur van Daendels als gouverneur-generaal moet men in de inleiding niet zoeken. Zij is in twee hoofddeelen verdeeld, waarvan het eerste, zeer beknopte, in enkele goed gekozen voorbeelden de partijdigheid van het oordeel van van Deventer aantoont, en dus reden geeft van het ondernemen van het werk, en het tweede, rijkelijk uitgebreide, de zaak der veelbesproken, door Daendels niet gehomologeerde, Amerikaansche contracten tot afhaal van specerijen uit de Molukken rechtzetten wil. Het komt mij voor dat de schrijver te veel wil bewijzen, wanneer hij Daendels, wiens handelwijze hij wel begrijpelijk weet te maken, van vrijwel alle willekeur tracht vrij te pleiten. De omstandigheden waren echter zoodanige, dat alleen willekeur een uitweg vinden kon.

Op de Inleiding volgen nog biografische aanteekeningen betreffende Daendels' vijand R.G. van Polanen, die omtrent dit personage

[pagina 174]
[p. 174]

vrijwat nieuws brengen, en een aanteekening omtrent Daendels' toeeigening van Buitenzorg, waarin het schrijver naar mijn oordeel niet gelukt is, zijn held van den blaam van grove indelicatesse te zuiveren, hoewel hij ook op dit kittelige punt diens handelwijze wat zachter kan doen beoordeelen.

Wij zouden gaarne meer en vooral meer van algemeen belang hebben ontvangen, maar moeten dankbaar zijn dat de studie van Dr. de Roo ons althans een werk heeft nagelaten, waaruit ten eerste afdoende blijkt hoe voorzichtig men met het gebruik van van Deventer moet zijn, en dat verder ook genoeg eigen waarde heeft om bij voortgezette studie van het voor onze koloniale geschiedenis belangrijk onderwerp van Daendels' gouverneur-generaalschap onmisbaar te blijven.

Die waarde zit voor een groot deel ook in de talrijke bijgevoegde archiefstukken, welke zoowel over de persoonlijke verhoudingen in het Indië van het begin der 19de eeuw, als over de maatregelen door de Fransche regeering ten opzichte van Java in 1810 en 1811 genomen, veel nieuws behelzen. Met de misvatting van Dr. Mendels, als zou Napoleon Daendels alleen hebben teruggeroepen omdat een man als hij niet onder den kapitein-generaal der Fransche bezittingen beoosten de Kaap kon staan, wordt hier voor goed afgerekend.

Een samenvattend oordeel over Daendels, dat men in het werk van den heer De Roo zelven te noode mist, wordt gegeven door den tijdgenoot Reinking in een brief aan Wiselius van 19 Jan. 1815, op bl. 540 van het tweede deel afgedrukt. De onbevooroordeelde nakomeling zal er veel van zijn eigen indrukken in wedervinden. ‘Hij besnoeide de knevelarijen en dieverijen der ambtenaren; hij zette ieder op zijn plaats’. Daendels zou ons sympathieker zijn, indien hij getoond had ook te begrijpen dat zijn eigen plaats hem alle bejag van niet volkomen verdedigbaar gewin verbood. Het moet Dr. De Roo onbekend zijn gebleven, dat brieven van Daendels aan zijne vrouw, in 1810 Napoleon in handen gekomen, en waaruit de Keizer een ongunstig denkbeeld opvatte omtrent 's mans vertrouwbaarheid op het punt van geldzaken, tot zijn val hebben medegewerkt. De archieven te Parijs bevatten hierover het een en ander, dat voorkomen zal in het aan de jaren 1810-1813 te wijden deel mijner Gedenkstukken.

 

C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H.T. Colenbrander

  • Johanna Westerdijk

  • over Eli Heimans

  • over Hein Willems Heinsius

  • over Jac. P. Thijsse

  • over Johan Karel Jakob de Jonge

  • over Marinus Lodewijk van Deventer