Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 76 (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 76
Afbeelding van De Gids. Jaargang 76Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 76

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (10.25 MB)

Scans (107.10 MB)

ebook (4.92 MB)

XML (4.76 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 76

(1912)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 364]
[p. 364]

Buitenlandsch overzicht.

Balkan.
26 Oct. 1912.

De Balkan; dat beteekent op het oogenblik Kirk Kilisse.

Alom schijnen de Christenstaten aan de winnende hand, en de Bulgaren hebben reeds eene zegepraal behaald die op den uitslag van den oorlog van wezenlijken invloed zijn kan.

Europa had dit niet gedacht, en het heeft iets van een onaangenaam gevoel, nu het begrijpt dat het zich ten opzichte van de vier Christelijke Balkanstaten te hoogmoedig en te geringschattend heeft uitgelaten.

Hoe ook de uitslag van den oorlog wezen mag (hebben de mogendheden hen gedreigd), gebiedsuitbreiding staan wij u niet toe. Dit zijn van die verzekeringen die slechts zoolang waarde hebben als iemand er zich door laat imponeeren. Was dan de toestand op het Balkan-schiereiland zoo bevredigend, dat het de moeite waard zou zijn dien te herstellen? En zou een geslagen Turkije morgen zooveel beter de plichten kunnen vervullen, waarin het gisteren te kort schoot?

De vrede is goed en wel, maar het leven is meer dan de vrede, en leven kan botsing beteekenen. Zijn de Christelijke Balkanstaten èn krachtig èn wijs genoeg geworden om de Balkanproblemen te kunnen oplossen, dan behoort hùn daar de heerschappij.

Die kracht kan zich aanvankelijk niet anders uiten dan in geweld, maar het is, voor de beoordeeling der zedelijke waarde en der zedelijke beloften van het geweld, niet onverschillig op welke wijze dit is voorbereid en wordt toegepast.

En het is hierin nu dat (tot dusver) de Balkan-volken de

[pagina 365]
[p. 365]

verwachtingen van Europa vèr en vèr hebben overtroffen.

Wij plachten ons die volken voor te stellen als Robbeknol het den Spaanschen Brabander doet:

 
Hij wil zijn graviteyt met groote woorden houwen
 
En hij het niet een scherf om...........................

Insolvabele pochhanzen, dit meenden wij, ‘cossu's’, dat die natiën waren. Nog pas geleden kwam de best befaamde van hen, Tsaar Ferdinand, te vergeefs om een leening.... Heeft Europa zich niet honderd keer vermaakt om den ‘koning’ van Montenegro; leek niet de konak van Belgrado ons een soort ‘mauvais lieu’ en tegelijk een moordhol; oord van wulpschheid en van wreedheid? En wat was, in de internationale zakenwereld, de reputatie van ‘een Griek’? Welke herinneringen liet de Turksch-Grieksche oorlog van 1897 achter?

Doch hielden wij Europeeërs de Turken staande, omdat wij hèn zooveel hooger achtten? Zeker, de Turken, erfgenamen eener oude grootheid, waren meer ‘heeren’; maar met dat al vertegenwoordigden zij in Europa een verleden en de anderen een toekomst. In waarheid hield Europa het met de Turken, omdat het ondervond dat er aan hen te verdienen viel, en de Christelijke Balkanstaten zijn bij de grooten niet het minst hierom impopulair, omdat zij mede hunne vijf, zes pruimpjes willen komen plukken. De grooten hielden den boom liefst voor zich alleen....

Dat hij nog niet geheel werd leeggeschud, was omdat niemand een ander de beste takken gunde. Rusland te Konstantinopel gevestigd, is even onduldbaar voor Engeland en Duitschland als een van deze beiden er voor Rusland zou zijn, en men zou Oostenrijk even ongaarne zich zien vastzetten te Saloniki als Italië in Albanië. Ligt hierin niet eene vingerwijzing voor de oplossing der Balkankwestie, wanneer eens mag blijken dat de Turken zich niet langer in Europa kunnen handhaven? Geen groote mogendheid mag aan den Bosporus gebieden; welnu, dan moet een verbond van kleinen het doen.

Het ongeluk van Turkije is, dat het deze noodzaak niet op het juiste oogenblik ingezien heeft; dat het niet, toen het nog tijd

[pagina 366]
[p. 366]

was, te kennen heeft gegeven, voortaan slechts eerste lid van een Balkanverbond te willen wezen.

Zeker is de positie, die Turkije in een dergelijk bondgenootschap zou kunnen innemen, eene buitengewoon moeilijke. Het zou uit den aard der zaak onbeperkt meester willen blijven in zijn Aziatisch gebied, en tegelijk met zijn Europeesch gebied in een bond moeten treden waarin door elk der deelnemers van alle absolutisme voorgoed zou moeten worden afgezien. Het zou de medeleden niet slechts stem moeten geven in zaken de defensie en diplomatie van den Balkanbond betreffende, maar ook ter dege met hunne geloofs- en rasbelangen rekening houden in het bestuur zijner Europeesche provinciën, die met Grieken, Bulgaren, Serviërs, Wallachen even goed als, en hier en daar meer dan met Turken zijn bevolkt. Aan dezen eisch ontkomt Turkije nimmer meer, dan door een van tweeën: òf zijn eigen provinciën zóó voortreffelijk te besturen dat aan geen afval of verraad zal worden gedacht, òf militair zóó sterk te zijn dat geen Balkanstaat op zichzelf, en zelfs niet hun viervoudig verbond, het wagen zal Turkije aan te tasten: m.a.w. òf door zedelijke, òf door materieele overmacht. Dit òf, òf is eigenlijk maar een redewending. Zedelijke en materieele overmacht zijn volstrekt niet onafhankelijk van elkander; de eene zal niet zonder de andere worden aangetroffen. Materieele overmacht is niet denkbaar op den duur zonder een tevreden en gewillig volk.

Turkije heeft deze eischen zijner positie niet begrepen. Het heeft bij zijn Jong-Turksche revolutie Europa en de Balkanstaten toegeroepen het zelf wel te zullen klaren, maar het heeft het niet geklaard. Het heeft geweigerd de inmenging der Christelijke Balkanstaten toe te laten toen die nog te regelen viel langs vreedzamen weg; het zal nu òf die Balkanstaten een gevoelige nederlaag moeten toebrengen, òf zijn algeheele verdwijning uit Europa moeten afkoopen door toetreding tot een Balkanbond. Maakt zijn erfelijke belasting met militairen en religieuzen hoogmoed het tot lid van zulk een Balkanbond ongeschikt, dan moet het uit Europa weg, want Europa heeft dien Balkanbond noodig. Hij moge A. of B. onaangenaam zijn, maar hij is in het belang van de gemeenschap waartoe ook A. en B. behooren.

[pagina 367]
[p. 367]

Wat is er tegen dien Balkanbond?

Rusland weet al lang dat het niet meer in de dagen van Catharina leeft; dat het zich den weg naar Konstantinopel door twee levende nationaliteiten, waaronder eene nietslavische, ziet afgesneden. Het denkt niet meer aan eene strook Russisch gebied, die tot den Gouden Hoorn zou kunnen reiken; het stelt zich tevreden met het vooruitzicht van op een statenbond, waarin het Slavische element en de Grieksch-orthodoxe Kerk zulk eene rol zullen spelen, steeds een aanmerkelijken invloed te zullen oefenen, een invloed die in de natuur der dingen ligt en dien Europa daarom onwijs zal doen te willen verhinderen. Het is vooral Oostenrijk dat zich van dien Balkanbond een schrikbeeld maakt, omdat het verbond Bosnië terug zal willen hebben en het beruchte district van Novi Bazar òf aan Servië, òf aan Montenegro zal toewijzen, en dus in ieder geval Oostenrijk den weg naar Saloniki versperren.

Maar moet in het gemeen belang van Europa aan Oostenrijk dien weg dan niet worden ‘versperd’? Wat beteekent ‘versperring’? Is men soms bevreesd dat een in de behartiging van eigen generale belangen soeverein geworden Balkangemeenschap het belang der handelsverbindingen over Saloniki zal miskennen, en niet aanstonds het stuk rail zal leggen dat aan de lijn Serajewo-Saloniki nog ontbreekt? Zoodra maar de beide voorwaarden vervuld zijn dat het bouwen van het verbindingsstuk niet langer als een militaire bedreiging kan worden opgevat, en dat geen particuliere financieele belangen van afzonderlijke Balkanstaten zich tegen de ontwikkeling van het handelsverkeer over Saloniki verzetten, volgt dat verbindingsstuk van zelve. M.a.w. zoodra 1o. Oostenrijk niet langer op schildwacht staat aan de grenzen van Novi Bazar, diep in het binnenland van het schiereiland, en 2o. het schiereiland eene toleenheid is geworden, is de ontwikkeling van het spoorwegnet ook naar de zijde van Oostenrijk verzekerd en alle vrees, dat dit van de directe verkeers-verbinding met Saloniki zou verstoken blijven, ijdel. Is zulk een toekomst ook voor Oostenrijk niet van genoeg belang, om er de hersenschim eener onmiddellijke postvatting aan de Aegeïsche Zee voor op te geven?

De zaak zou zich vereenvoudigen als de kwestie der Zuid-

[pagina 368]
[p. 368]

Slavische nationaliteit zich niet dreigend aan de hier geschetste oplossing in den weg stelde.

Als Oostenrijk Bosnië verlaat beteekent dit met zekerheid de geboorte van een Groot-Servië, en als Novi-Bazar ophoudt Turksch te zijn zonder in handen van Oostenrijk te vallen, beteekent dit dat de positie van Oostenrijk in Bosnië aanstonds bedreigd en op den duur onhoudbaar wordt. Indien nu de zekerheid maar bestond dat een groot-Servische staat of statenbond tot de gebieden Servië, oud-Servië, Novi Bazar, Montenegro, Herzegowina en Bosnië beperkt zou blijven, ware het vooruitzicht voor Oostenrijk nog te dulden. Maar die zekerheid bestaat in geenen deele. Zulk een staat of bond zou een aantrekkingspunt worden voor de Zuid-Slavische elementen in Oostenrijk-Hongarije zelf; het voorbeeld tot de vorming van een Groot-Kroatië, waarmede Oostenrijk geen weg weet. Om dit Groot-Kroatië in het Oostenrijksche staatsverband de plaats te geven waarmede het alleen tevreden zou kunnen zijn, zou de dualiteit van Cis- en Transleithanië zich moeten vervormen tot eene drievuldigheid, waarin naast het Magyaarsche ook het Zuid-Slavische element eigen organen verkreeg, en dit zou misschien de Noord-Slaven aanwakkeren hunne bijeenvoeging tot een vierde lid te eischen. Zoo hangt eene definitieve regeling der Balkan-vraagstukken onverbrekelijk samen met levensvraagstukken der Oostenrijksch-Hongaarsche monarchie.

Het zij zoo; - maar dit is voor Europa nog geen reden, om Oostenrijk op het Balken-schiereiland te blijven toelaten, waar het congres van Berlijn het te kwader uur zich nestelen liet, terwijl de vrees voor een algemeenen oorlog eenige jaren geleden Europa deed aanzien, dat Oostenrijk zijn bezettingsrecht in Bosnië en Herzegowina in een soevereiniteitsrecht veranderde. Het had toen het voordeel der moreele medeplichtigheid van den machtigsten Christen-Balkanstaat, die tegelijkertijd hetzelfde deed in Oost-Rumelië als Oostenrijk in Bosnië. De gemeenschappelijke Balkanbelangen zijn toen met medewerking van één der Balkanvorsten geweldig geschaad. De Balkanbond, àls hij komt, zal hierin onmogelijk kunnen berusten. Is eene oplossing denkbaar, waarbij èn Turkije èn Oostenrijk beide voor hun Balkanlanden tot den bond toetreden? Dat zou hoog-

[pagina 369]
[p. 369]

stens uitstel van afrekening beteekenen; wat niet zeggen wil, dat zulk uitstel in gegeven omstandigheden niet practisch verdedigbaar en zelfs voor een tijd onvermijdelijk kan zijn. Maar de toekomst op den Balkan behoort, als het blijken mocht dat zedelijke kracht en staatsmansinzicht er minder ongelijk dan vroeger zijn verdeeld, aan de inboorlingen en niet aan de vreemdelingen. Dit is een resultaat waarvoor Europa, dunkt mij, geenszins terug behoeft te schrikken. Maar eerst moet nu blijken of de Balkannaties den oorlog even gelukkig weten te vervolgen en wijs te besluiten, als zij hem met beradenheid hebben voorbereid en met kloekheid begonnen.

Het is tot dusver een bemoediging voor wie in volkskracht boven in doode weermiddelen geïmmobiliseerd kapitaal gelooft.

 

C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H.T. Colenbrander


landen

  • over Oostenrijk

  • over Turkije

  • over Servië

  • over Rusland

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)

  • over Bosnië en Herzegovina

  • over Hongarije

  • over Montenegro

  • over Kroatië

  • over Griekenland


datums

  • 26 oktober 1912