Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 83 (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 83
Afbeelding van De Gids. Jaargang 83Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 83

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.28 MB)

Scans (91.79 MB)

ebook (4.51 MB)

XML (4.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 83

(1919)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 512]
[p. 512]

Buitenlandsch overzicht.

23 Febr. 1919.

Voor de neutralen is het wel tijd van oppassen.

Het ontwerp-volkenbond toch bedreigt hen met niets minder dan eene voogdij der groote mogendheden.

Wij weten heel goed dat het denkbeeld zelf van den volkenbond met de ongebreidelde statensouvereiniteit in onverzoenlijken strijd is. Maar men dient voor het minst de overtuiging te hebben, dat men zijn verouderd recht tegen iets beters inruilt.

Het ontwerp der Parijsche commissie vestigt die overtuiging niet. Het bestendigt de macht der overwinnaars in dezen oorlog. Die macht is een feit en zoekt erkenning als feit; daaraan is thans niet te ontkomen. Wij beseffen dan ook ten volle dat er niet aan te denken is, eene wereldorganisatie te verkrijgen die aan de inzichten der tegenwoordige machthebbers geen belangrijke concessiën zou moeten doen. Het motief voor de neutralen om in deze concessiën te berusten, kan en mag echter geen ander zijn, dan dat de nieuwe orde zoodanige ontwikkelingskiemen bevat, dat niet alle hoop om haar te zien uitgroeien tot iets beters dan waarmede de wereld zich tot 1914 behielp, behoeft te worden oppegeven. Om die hoop te kunnen doen ontluiken zal het Parijsche ontwerp in belangrijke onderdeelen moeten worden herzien. Thans is het in wezen geen rechtsinstituut dat ons wordt voorgelegd, doch enkel machtswerktuig.

Eene verbeterde wereldorde zal beide moeten zijn. Het is er om doen, het recht met macht te bekleeden. Daartoe

[pagina 513]
[p. 513]

is niet voldoende dat zich een indrukwekkende hoeveelheid macht concentreert, om vervolgens af te kondigen: wat wij beschikken, zal voortaan recht heeten.

Zóó komen de groote mogendheden er niet; - wij zullen zwijgen van hun gewezen vijanden en zelfs van de neutralen; maar zóó komen zij er niet ten opzichte van elkander. De Uitvoerende Raad, die niets is dan de bestendiging van den tegenwoordigen Raad van Tienen: een delegatie der Amerikaansche, Britsche, Fransche, Italiaansche en Japansche kabinetten, zal volledige macht hebben alle politieke geschillen de wereld uit te helpen zoolang die kabinetten het eens zijn. Hij zal volstrekt hulpeloos staan zoodra zij zijn verdeeld. Nergens blijkt dat ook op het politiek gebied aan eene instantie gedacht wordt die boven de afzonderlijke regeeringen geplaatst is en wier uitspraak hooger recht zou bevatten dan aan de beslissing van lasthebbers van nationale regeeringen ooit toekomen kan.

Na de Bryan-verdragen is dit een groote achteruitgang. Ten aanzien der zuiver politieke belangen wordt geene sfeer geschapen waaraan het nationale belang zich onderschikken kan. De ‘hooge contracteerende partijen’ van art. 12 noemen zichzelf daarin wel ‘scheidsrechters’, maar daarom zijn zij het nog niet. Wel bepaalt art. 15 dat aan de vaststelling van het rapport van den Raad omtrent een niet voor bijlegging vatbaar gebleken geschil niet door partijen zelve wordt deelgenomen, en dat, wanneer het rapport niet eenstemmig blijkt te kunnen worden goedgekeurd, de meerderheid den plicht en de minderheid het voorrecht hebben zal, hare stukken te publiceeren, waarop de Raad de zaak aan het College van Gedelegeerden kan verwijzen, welke verwijzing in ieder geval plaats hebben zal indien één der partijen zelve die verlangt; - doch dit College van Gedelegeerden zelf? De kleine mogendheden zullen er evenzeer in getal domineeren als in den Raad de groote; - welnu, op de Haagsche Vredesconferentiën deden zij dat ook, en het antagonisme tusschen Engeland en Duitschland was niettemin voldoende de tweede Vredesconferentie te verlammen. Ook bij het College komen wij niet buiten de gevoels- en gedachtensfeer der nationale kabinetten uit.

Ontbreekt dus elke waarborg dat de bond inderdaad

[pagina 514]
[p. 514]

organen zal ontwikkelen die ook de neteligste vraagstukken niet uit den weg zouden behoeven te gaan, omdat zij er van te voren op ingericht zijn die te heffen in hooger dan de nationale sfeer, evenzeer ontbreekt de waarborg dat Raad en College de nationale rechtssferen ontzien zullen in de mate van eigen gezag die haar ook in de toekomst voorbehouden moet blijven, zal er sprake kunnen zijn van wereldbestuur in onderscheiding van werelddwingelandij. Het is volstrekt niet te zeggen wat, met de Parijsche artikelen in de hand, de Raad niet aan zich zou mogen trekken. En waar komt degene, die zich tegen 's Raads interpretatie der bondsgrondwet mocht zoeken te verzetten, met zijn bezwaar terecht? Niet bij het hof van art. 14, immers dit is alleen tot de kennisneming van zaken bevoegd, die (blijkens art. 13) de ‘hooge contracteerende partijen’ geschikt zullen hebben geacht voor arbitrage.

 

‘Geen dwangbuis, maar een drager van leven’, heeft Wilson het ontwerp genoemd, en Lord Robert Cecil heeft gezegd, ‘dat het aan alle volken om advies en kritiek wordt voorgelegd.’

Is dit meenens, dan zullen de Geassocieerden de zaak niet af kunnen doen buiten de neutralen en centralen om.

Er is den Geassocieerden alles aan gelegen, inderdaad tot een belangrijke ontwapening te kunnen overgaan. Dit groote reëele belang staat achter de propaganda voor den Bond, en deze zal zijn doel hebben gemist, als zijn leden tòch ieder voor zich, of zelfs maar sommigen hunner, tot de tanden gewapend zouden moeten blijven. Dit onheil zal alleen voorkomen kunnen worden door een Bond te scheppen waarin ook de verslagen tegenpartij voor het minst kan gelooven. Het Pruisen van na 1807 kon het niet in de redelijkheid van Napoleon, en daarom baatten de bepalingen van Tilsit op de beperking der Pruisische bewapening niets. Gelukt het niet de medewerking van neutralen en centralen voor een eerlijke proefneming met het Bondsdenkbeeld te verkrijgen, dan is er voor de wereld in het gemeen niets gewonnen, ja is deze, vergeleken bij den toestand van vóór 1914, in sommige opzichten achteruitgegaan. Die eerlijke medewerking nu is ondenkbaar in een Bond, aan de anderen

[pagina 515]
[p. 515]

opgelegd, niet mede gedragen door hun vertrouwen. Wij neutralen moeten vooral niet te vroeg naar Parijs; laten wij eerst elkander eens in de oogen zien en elkander zoeken te verstaan. Wij kunnen niet verondersteld worden begeerig te zijn naar de eer van één voor één te worden toegelaten tot het examen van art. 7, het onderzoek naar de oprechtheid van ons voornemen verplichtingen na te leven, die zouden zijn vastgesteld buiten ons om.

 

Wat van den volkenbond geldt voor de neutralen in het gemeen, geldt voor Nederland in het bijzonder ten aanzien zijner verhouding tot België. Deze mogendheid is de poging tot regeling van zaken die geen waarde voor haar zelve kunnen hebben dan in zoover zij tevens de instemming van Nederland verwerven, begonnen met tegenover Nederland schuilevinkje te spelen. De toekomst zal leeren dat zij hare positie daardoor buitengewoon heeft verzwakt. Zij heeft hare zaak uitsluitend dáár aangebracht waar die de minste kans heeft naar eigen deugd beoordeeld te worden, immers zeker in de belangen verstrikt raken zal van mogendheden die België nog veel minder behoeven te ontzien dan Nederland het zou moeten doen.

Toen indertijd Duitschland het Fransch-Russische verdrag over den linker Rijnoever openbaar had gemaakt, heeft Engeland duidelijk te verstaan gegeven deze overeenkomst te beschouwen als eene res inter alios acta. Het is niet aan te nemen dat het thans besloten zou zijn, Frankrijk op den linker Rijnoever en in Luxemburg zijn zin te geven. De conferentie bleef tot dusver van dit gansche vraagstuk af, niet omdat het zoo eenvoudig, maar omdat het zoo netelig is. Voor ons een gunstig teeken. Frankrijk is zeker niet de belangelooze kampioen van een België dat annexionistisch zou willen blijven nadat Frankrijk zelf zijne particuliere wenschen zal hebben moeten opgeven. Voor de zaken die België wèl van ons kan verkrijgen komt het dan ten slotte bij een ontstemd en wantrouwig Nederland terecht. Het had best anders kunnen zijn, als België wat dieper inzicht had getoond in de werkelijke beteekenis van omstandigheden, die slechts in schijn zijne vrijheid van handelen ten goede kwamen.

 

C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H.T. Colenbrander


landen

  • over Frankrijk

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)

  • over Verenigde Staten

  • over Japan

  • over Duitsland

  • over Rusland


datums

  • 23 februari 1919