Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 83 (1919)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 83
Afbeelding van De Gids. Jaargang 83Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 83

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.28 MB)

Scans (91.79 MB)

ebook (4.51 MB)

XML (4.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 83

(1919)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 164]
[p. 164]

Buitenlandsch overzicht.

25 Sept. 1919.

Van de onderwerpen die de vorige maand onbesproken moesten worden gelaten, zal ik den vrede met Duitsch-Oostenrijk thans niet aanroeren: het zou voor den lezer dubbel werk worden, nu hij in deze zelfde aflevering over de Oostenrijksche zaken een hoofdartikel vindt. Wèl is nog een woord te zeggen van Hongarije, Opper-Silezië, Wilson en den Amerikaanschen Senaat, de binnenlandsche verhoudingen in Engeland.

 

Hongarije verraste de wereld in Augustus buitengemeen, door plotseling een aartshertog uit de afzondering te halen.

Het was indertijd tot het bolsjewisme overgegaan, óók en misschien vooral uit baloorigheid tegen de Entente. De overwinning der Entente beduidde de besnoeiïng van Hongarije ten bate van Tsjecho-Slowaken, Zuid-Slaven en Roemeniërs. Door de revolutie gaf Hongarije te kennen, dat het in ‘democratie’ de gunstelingen der Entente kon overtroeven. Men rekende op den bijval der arbeiderspartijen in West-Europa; maar die bleef uit, en onderwijl ontwrichtte het bolsjewistisch bewind de Hongaarsche maatschappij. Toen nu bovendien dit bewind machteloos bleek de Roemeniërs tegen te houden, die het air aannamen van binnen te dringen als bevrijders, en de val van Boedapest eene kwestie van dagen leek te zijn, verdween het gouvernement van Bela Kun, om plaats te maken eerst voor een socialistisch tusschenbewind; vervolgens, zoodra de Roemeensche troepen inderdaad de stad

[pagina 165]
[p. 165]

genaderd waren, voor aartshertog Jozef, door zeer reactionnaire elementen omgeven. Friedrich, de nieuwe minister-president, ontkende dat men reeds tot de monarchie zou zijn teruggekeerd: het volk, in Nationale Vergadering bijeen, zou de beslissing vellen. Intusschen rukten de Roemeniërs Boedapest binnen en gaven er het teeken tot Jodenvervolgingen en allerlei reactionnaire wanorde. Een commissie van Entente-generaals spoedde zich naar de stad, om er orde op de zaken te stellen. De aartshertog werd door de Entente niet erkend, en trok zich terug. Met een nieuwe regeering wil het sindsdien in Hongarije niet vlotten. Eigenlijk weet men niet, waar nu het regeeringspersoneel vandaan te halen. Dit placht in Hongarije uit de aristocratie der Magyaarsche grootgrondbezitters te worden gerecruteerd, de stand vertegenwoordigd in een Tisza, en die steeds in de engste verstandhouding met het keizerlijke Duitschland gestaan heeft.

De gebeurtenissen sedert November '18 hebben dezen stand, zoo nog niet in maatschappelijken, dan toch in politieken zin onteigend. Maar een middenstand bestaat er in Hongarije, buiten de Joden, eigenlijk niet. Op het platteland geen eigenerfde boeren: niets dan magnaten en een agrarisch proletariaat. In de steden weinig neringdoenden van niet-Joodschen bloede, een niet talrijk en niet krachtig fabrieksproletariaat (de moderne nijverheid is er pas in opkomst), eenig geletterd proletariaat. De maatschappij gelijkt er in bouw op de Russische van voor de revolutie. De Hongaarsche omwenteling had alleen bestand kunnen hebben wanneer zij vooral als een agrarische ware opgevat, die zich de schepping van een eigenerfden boerenstand ten doel zou hebben gesteld; - maar de landarbeiders zijn blijkbaar te onontwikkeld en gevoelloos geweest, om de leiding in handen te nemen. Zoo zijn, tijdens de periode-Bela Kun, vooral de geletterde en industrieële proletariërs aan het woord gekomen, standen met weinig wortel in het volk; en nu ook dit bewind is ten val gebracht en de Entente van een herleving van het grootgrondbezittersgezag niet hooren wil, weet men eigenlijk niet, welken kring bij voorkeur in de regeering te vertegenwoordigen. Bij deze gelegenheid van zaken zal het vermoedelijk in Hongarije lang onrustig blijven. De Roemeniërs trachten met die onrust hun voordeel te doen, en stellen de Entente, die hen gaarne

[pagina 166]
[p. 166]

achter eene demarcatielijn terugschoof, de brutaalste eischen.

 

Opper-Silezië, voor het Duitschland dat het Saarbekken verloor een allerbelangrijkst kolendistrict, is door de Entente niet onmiddellijk aan de Polen toegezegd, tot hun beider groote teleurstelling en woede: een volksstemming zal moeten uitmaken of het district Poolsch wordt dan wel Duitsch blijft. Op een voor het Duitsche belang hoogst ongelegen oogenblik ontstonden er bolsjewistische woelingen; Poolsche troepen stonden dicht in de buurt en popelden, er ‘de orde te gaan herstellen’, en dan meteen voor een goeden uitslag der stemming te zorgen! De Entente heeft echter de Polen teruggewezen en zal nu zelf het land, tot de volksstemming gehouden wordt, bezetten; er wordt nog beraadslaagd, of het door Franschen alleen, dan wel door Franschen en Britten zal geschieden.

Ook elders krijgt de Entente het met de Polen te kwaad. De toekomst dezer natie, en de ontwikkeling van haar betrekkingen tot de omringende volken, behooren tot de meest samengestelde der thans nog aanhangige vraagstukken. Geen honderdste deel van de massa, die in de Ententelanden de leus van Polen's herstel aanhief, zal er zich rekenschap van hebben gegeven, binnen welke grenzen deze staat zou moeten worden hersteld. Het Polen van vóór de deeling was geen nationaal rijk; de niet-Poolsche onderdanen waren binnen zijne grenzen veel talrijker dan de Poolsche. Echter hadden zich, in de van dagen Polen's grootheid, in Litauen, in Wit- en in Klein-Rusland, een Poolsche landadel en een Poolsche (katholieke) geestelijkheid gevestigd, die de bevolking van niet-Poolschen bloede aan een regime onderwierpen dat tegen de ‘beginselen van Wilson’ evenzeer vloekte als de verdeeling van Polen tusschen Rusland, Oostenrijk en Pruisen dit later gedaan heeft. Toen, van 1815 tot 1830, het zoogenaamde ‘Congres-Polen’ met zijn (van de Joden afgezien) uitsluitend Poolsche bevolking een ruime autonomie genoot, heeft het zich geen oogenblik onthouden van de poging, ook in Litauen, Wit- en Klein-Rusland het overwicht van den Poolschen grootgrondbezitter en van den Poolschen geestelijke te herstellen. De zonden der Polen in dit opzicht zijn in West-Europa minder bekend geworden dan die der Russen tegen hen na 1830

[pagina 167]
[p. 167]

en 1863, maar daarom hebben zij toch even goed bestaan. In Litauen, thans voor een deel door Poolsche troepen bezet, blijken deze onmiddellijk begonnen te zijn de boeren te noodzaken, twee dagen in de week zonder betaling voor de Poolsche landeigenaars te werken, en deze boeren organiseeren thans den gewapenden volksopstand. Het ontbreekt in de Polen omringende gewesten veelal aan een hoogeren stand van eigen bloede, die de zelfstandigheid dier streken tegenover Polen handhaven kan. Vóór den val van het Tsarisme was het de centrale Russische regeering die de Polen daar in toom hield; - voortaan zal het de Entente of de Volkenbond moeten wezen. Ontbreekt zulk een toezichthoudend gezag, dan zijn jaren van strijd en onrust in die streken met stelligheid te voorzien; een strijd, die naast het nationale ook een maatschappelijk karakter zal vertoonen en dus zeer bitter, wellicht wreedaardig en gruwelijk wezen zal.

 

Een bewapende Volkenbond zal dus werk genoeg vinden; intusschen, is hij op komst? Hij komt er niet zonder Amerika, en Amerika heeft zijn besluit nog niet genomen. Nu het laatste woord moet worden gezegd, aarzelt het Amerikaansche volk zijn in zooveel opzichten benijdenswaardige positie van vóór den oorlog op te geven. De stemmen, die Amerika waarschuwen zich niet met politiediensten in Europa te belasten voor zoover het die nog afwijzen kan, winnen aan kracht. Maar hoe luid het verzet tegen Wilson's volkenbondspolitiek ook geworden is, hij geeft de zaak niet op, en het is zeker dat hij steun vindt bij andere kringen der Amerikaansche samenleving dan vertegenwoordigd zijn in den Senaat. Men moge gegronde aanmerking hebben op menig artikel, - verbetering is allicht eerder te verkrijgen door het thans aangebodene te aanvaarden, dan door het te verwerpen. Het begin van het Volkenbonds-gezag zal noodzakelijk gebrekkig zijn; - maar de wereld zonder zulk een gezag erger dan gebrekkig. Het Amerikaansche volk is vol vooroordeelen, maar ook vol idealisme; ik denk, dat het idealisme het nog winnen zal.

 

Lloyd George verliest de achting van het liberale deel van het Engelsche publiek na zijn stembusoverwinning van

[pagina 168]
[p. 168]

December al bijzonder snel. De oorlogsstemming verdwijnt; en de oude leus ‘peace, retrenchment and reform’ begint weer te trekken. Merkwaardig was de indruk onlangs door het rapport eener parlementaire commissie van contrôle op de staatsuitgaven tijdens den oorlog gemaakt. Het betrof de uitgaven van het luchtvaartdepartement. Ambtenaren van dezen tak van staatsdienst bleken met ondergeschikten van aannemers te hebben samengespannen om gefingeerde namen op de loonlijsten te brengen en onderling het geld te verdeelen; - en dit was slechts één misbruik uit vele. Reusachtige diensten moesten tijdens den oorlog worden inééngezet in een vloek en een zucht; bij den aanleg van vliegkampen alleen werkten op zeker oogenblik 70.000 man. Het is geen wonder dat misbruiken zijn voorgekomen; nog minder, dat de belastingbetaler nu verlangt dat het met de roekeloosheid en corruptie gedaan zal wezen. In het groot valt in Engeland te doen wat bij ons de Eerste Kamer deed ten opzichte van zekere Wageningsche practijken.

C.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • H.T. Colenbrander


landen

  • over Hongarije

  • over Oostenrijk

  • over Rusland

  • over Polen

  • over Duitsland

  • over Verenigde Staten

  • over Groot-Brittannië (en Noord-Ierland)


datums

  • 25 september 1919