Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 89 (1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 89
Afbeelding van De Gids. Jaargang 89Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 89

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.63 MB)

Scans (80.47 MB)

ebook (4.23 MB)

XML (3.64 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 89

(1925)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 138]
[p. 138]

Bibliographie.

Bevrijding. Opstellen van Clara Meijer-Wichmann; N.V. Uitgevers-Maatschappij Van Loghum Slaterus & Visser, Arnhem, 1924

Een jaar na haar posthuum gebundelde voordrachten (‘Mensch en Maatschappij’, zie De Gids van 1924 I bl. 414 v.v.) bezorgde haar echtgenoot deze uitgaaf, waarin met nog enkele andere artikelen het grootste deel van den journalistieken arbeid harer laatste, socialistische jaren verzameld is. Uit beide boeken spreekt dezelfde fijne en nobele geest, hetzelfde scherpe verstand. Moest ik een keuze doen, het laatst verschenen boek zou mij nog het liefste zijn. Om zijn bizondere stylistische hoedanigheden; in als opstel ontworpen artikelen komen deze beter dan in voordrachten (uitgewerkte aanteekeningen veelal) tot haar recht.

Uit het laatste boek zelf weer een keus te doen is lastig. Zijn inhoud loopt, wat betreft de erin besproken onderwerpen, nogal uiteen en zou niet dan zeer in het vage in een enkele formule zich laten samenvatten. Een globale indruk, die bijblijft, is dat vooral de criminologie en de studie van het socialisme baat zullen hebben van deze herdrukken, meest uit tijdschriften, die niet in alle openbare boekerijen en wel in heel weinige particuliere samen zullen te vinden zijn.

Op één opstel worde hier meer in het bizonder de aandacht gericht, op dat over de theorie van het syndicalisme.

Deze tak van het socialisme is hier te lande niet van groote beteekenis. Elders van meer. Theoretisch heeft het altijd in de schaduw van het marxisme gestaan; practisch hebben sociaal-democratie en communisme het overvleugeld. Toch is het, ook buiten den engeren kring van eigen geloofsgenoot en, van invloed geweest en heeft het in de komende jaren, nu marxisme, sociaal-democratie en communisme alle in crisis-toestand verkeeren, op sterkeren invloed kans. Wie deze verschijnselen in hun beloop wil blijven waarnemen mag het syndicalisme niet negeeren.

Samenvattende zeide mevrouw Meijer-Wichmann (bl. 155) dit ervan: ‘Het syndicalisme (heeft) allereerst de beteekenis gehad van waarschuwing tegen de verburgerlijking der sociaal-democratie. In de tweede plaats heeft het, in een tijd van rationalisme en mechanisme, den wilsfactor, de beteekenis van het psychische element in den socialistischen strijd, naar voren gebracht. Ten slotte heeft het nieuwe gedachten inge-

[pagina 139]
[p. 139]

dragen in het socialisme en het met nieuwe inzichten verrijkt: denk aan de directe actie, aan de algemeene werkstaking, aan het verzet tegen de compromissen, aan de minachting voor de democratie (de heerschappij der onontwaakte meerderheid), aan de verplaatsing van het zwaartepunt van het politiek gevechtsterrein naar het economische. Maar belangrijker dan dit alles dat zich zoo laat opsommen, was wat er van hen uitging; niet dat zij over élan en overgave schreven, maar dat zij die hadden, was het heerlijke. Zij, die aan de intuïtie meer beteekenis toekenden in de geschiedenis, zijn zelf het bewijs daarvoor geweest: intuïtief hebben zij gevaren en inzinkingen gezien en voorspeld, die aan de verstandelijken toen nog waren verborgen gebleven. En juist hierom heeft het syndicalisme een heel andere en wijdere strekking dan die van een vakbeweging, die ereis in Frankrijk ontstond. In het verleden bracht het... een verjonging der socialistische gedachte; maar verjonging door de elementen van impuls, opstandigheid, vrijheidsdrang, eerbied voor de minderheden en vrije groepeering, vertrouwen op solidariteit en spontane offervaardigheid, is blijvend noodig. En zoo hebben de kerngedachten van het syndicalisme blijvende beteekenis’.

En deze samenvatting wordt in de voorafgaande bladzijden met zoo groote helderheid voorbereid, dat alleen reeds de herdruk van dit artikel, dat in de nederlandsche en misschien ook in de vreemde literatuur over deze stof vergeefs zijn weerga zoekt en dat anders met De Nieuwe Amsterdammer, waarin het oorspronkelijk pseudoniem verscheen, zou verdwenen zijn, aan dezen bundel de beteekenis van een stellige aanwinst voor onze economische letteren verleent.

 

v.B.

Inleiding tot die studie van Letterkunde, deur Dr. P.C. Schoonees en Dr. J.R.L. van Bruggen, 1925, J.H. de Bussy, Pretoria-Amsterdam, J. Dusseau en Co., Kaapstad.

Dit boek is een verblijdend symptoom van het gezonde leven der jonge Afrikaanse Letterkunde. Het is geschreven door een criticus (Schoonees) en een auteur (Van Bruggen); van de eerste is de Algemene Inleiding en de hoofdstukken getiteld: Die taal als instrument van die kunstenaar, Prosakuns, Dramatiese Kuns; de hoofdstukken: Die kunstenaar, Verskuns zijn het werk van de tweede en vormen het omvangrijkste deel van de inhoud. Criticus en auteur getuigen van dezelfde geest; wie 't boek leest zonder kennis te hebben genomen van de mededelingen in de inhoudsopgave, zal, geloof ik, niet de indruk krijgen dat achtereenvolgens verschillende schrijvers aan het woord zijn. Toch zijn beide krachtige persoonlikheden, die met hun geestdrift voor de bloei van hun nog zo jonge kunst een scherpe, voor de détails m.i. soms te scherpe, kritiek op de kunstenaars verbinden. Dr. Schoonees heeft die eigenschappen reeds getoond in zijn Die Prosa van die twede Afrikaanse Beweging (Amsterdam, J.H. de Bussy, 1922), zijn medewerker spaart evenmin zijn afkeurend oordeel. Die volkomen afwezigheid van ophemeling - dubbel te waarderen in een kleine, voor een zelfde zaak strijdende gemeenschap - geeft grote waarde aan hun bewondering.

[pagina 140]
[p. 140]

De maatstaf die de schrijvers aanleggen is die der mannen van tachtig. Echtheid, persoonlike visie, is de eerste eis die zij stellen; de Engelse dichters uit de eerste helft der negentiende eeuw hebben diepe indruk op hen gemaakt. De Nederlandse Letterkunde besprekende hebben zij de neiging om met een paar stoute sprongen - rustpunten die men bijna niet opmerkt zijn Wolff en Deken, Bilderdijk en Potgieter - van Vondel te komen tot Kloos en de zijnen. Hun afkeer van het akademiese maakt hen naar mijn mening onbillik tegenover de Franse litteratuur, hetgeen vooral zich openbaart bij de behandeling van het drama en de roman. Het dekadente trekt deze strijdbare jonge mannen natuurlik niet aan, maar ook het gekompliceerde is niet van hun gading; kenmerkend is voor hen, en voor onze tijd, dat zij in de gedichtjes van Piet Paaltjens alleen bewuste parodieën zien. Ook meen ik dat door hun gerechtvaardigde vrees voor Groot-Nederlandse boert en koddigheid bij hen het geestige in de kunst niet tot zijn recht komt.

De ‘Inleiding’ bedoelt in de eerste plaats de lezer te ‘prikkel om sy eie oordeel na grondige oorweging te formuleer’, maar het is ook een leerboek in engere zin. Daarom worden de verschillende genres en de techniek van proza en poëzie besproken, de uitspraken en definties van bekende theoretici aangehaald en getoetst; daarom ook vindt men aan het einde van het boek 145 vragen, die de inhoud samenvatten en tevens als repetitorium kunnen dienen. De student die ze kan beantwoorden moet de schrijvers goed begrepen hebben en zelfstandig kunnen denken. Als hij, de afstammeling van Nederlanders uit de 17de en 18de eeuw, dooi rijmlust wordt aangetast, zal hij die kunnen bedwingen nu hem zo duidelik 't onderscheid tussen dichters met de pen en dichters met het hart gemaakt is. Ook dat is een verdienste van dit aantrekkelike boek.

 

D.C Hesseling.

Thoukudides' Navorschingen. De Peloponnesische Oorlog. Vertaald uit het Grieksch door Mej. H.M. Boissevain en Dr. H.J. Boeken. Boek VII en VIII. Haarlem, J.W. Boissevain & Co. 1923/1924.

Tien jaren na de verschijning van de beide eerste boeken onder de namen der vertalers en nog meerdere jaren na den aanvang van dezen arbeid zijn nu de laatste deelen uitgegeven. De tijdsomstandigheden, die de financieel toch al riskante uitgave van een dergelijk werk nòg meer tot een waagstuk maakten, zullen ten deele schuld hebben aan dit tijdsverschil; den vertalers zal het echter niet geheel en al onwelkom geweest zijn, steeds weer gelegenheid te krijgen, het werk te benaderen, om het na grondiger studie en bezonkener oordeel in het Hollandsen weer te kunnen geven. Hier zijn immers twee menschen ernstig aan het werk geweest: een bijna onbegonnen taak - een durf noemde het Dr. Chr. M. van Deventer in het December-nummer 1914 van ‘De Gids’ aan het begin van zijn uitvoerige aankondiging - hebben zij aangevat en ondanks veler schouderophalen, ten einde gebracht. Voor dezulken kan uitstel geen teleurstelling geweest zijn. De latere deelen hebben dan ook zeker

[pagina 141]
[p. 141]

gewonnen: de vertalers pasten hun eigen verdiept inzicht toe en maakten een intelligent gebruik van de op- en aanmerkingen der kritiek, een ander bewijs, zoo noodig, dat dit werk hun lief was. Hun doel is geweest. Thucydides in leesbaar Hollandsen ons aan te bieden; daardoor moest veel verloren gaan, zoo schreven zij en er is ook veel verloren. Toch treft in den text telkens de juiste weergeving van den zinsbouw en de woordenkeus. Hier en daar duikt de lust op, ofschoon minder sterk dan in de eerste boeken, woorden te gebruiken, welke door moderne of ouderwetsche kleur de sfeer van Thucydides' werk dreigen te bederven (b.v. clubs, installatie voor vestiging, puik der soldaten, politiek schema (?), heirplicht); dit is echter niet te hinderlijk en bijna in ieder afzonderlijk geval te verdedigen. Met een beroep hierop, dat een preciese vertaling er van de zinsbouw schaadt en aan die woordjes in den gedrukten Hollandschen text te veel gewicht geeft, kan men ook her beperken van de vertaling der fijn-nuanceerende partikels verontschuldigen, ik heb toch den indruk, dat men hier gezondigd heeft. Slordigheden als het vergeten van een deel van een zin, dat in den Griekschen text staat afgedrukt, mochten evenmin voorkomen (b.v. VII 73 slot). Ik moet bij algemeenheden in de kritiek blijven. De vertaling is serieus opgevat en over het geheel bevredigend geworden. Wij hopen, dat de vertalers zich nogeens aan dergelijk werk zullen zetten: zij staan beiden buiten het onderwijs, dus hebben nog de gelegenheid voor zoo'n grooten arbeid. De leeraars zien zich, door een averechtsche bezuiniging op onderwijsgebied - mede tengevolge van een in geen land geziene verkwisting ten bate van een z.g. pacificatie, waarvan niemand de kosten berekende - meer en meer den tijd ontnomen, om wetenschappelijk of degelijk vertaalwerk aan te vatten. Mogen zij, die in gelukkiger omstandigheden verkeeren, met des te meer ijver hun belangstelling en krachten daaraan geven.

 

D. Loenen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Navorschingen (8 delen)


auteurs

  • D. van Blom

  • D.C. Hesseling

  • D. Loenen

  • over Clara Meijer-Wichmann

  • over P.C. Schoonees

  • over J.R.L. van Bruggen