Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 96 (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 96
Afbeelding van De Gids. Jaargang 96Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 96

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.28 MB)

Scans (81.19 MB)

ebook (4.27 MB)

XML (3.38 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 96

(1932)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 151]
[p. 151]

Stemmen uit de redactie

Olympische Spelen 1932.

- Het vaderland kan gerust zijn; niet alleen vernemen wij uit het Handelsblad van 29 Juni, dat de Heer Ch. Aerts als trainer van Mej. J.J. de Boer en van den vijfkamp-deelnemer Luit. van Rhyn met de ‘Statendam’ zal vertrekken, zoodat wij onze zorgen te dien opzichte gelukkig kunnen terzijde zetten, maar als comble van geluk vernemen wij nog het volgende bericht:

DE UITZENDING VAN PETERS VERZEKERD.

Naar wij uit Zwolle vernemen heeft het P.E.C.-bestuur aan het N.O.C. bericht, dat het zich garant stelt voor de 900 gulden, die nog aan het geld, noodig voor de uitzending van den athleet Peters, ontbraken.
Het is dus nu zeker, dat Peters ons land te Los Angelos zal vertegenwoordigen in het nummer hink-stap-sprong,


waarbij een ietwat ongerust gevoel overblijft, of de Heer Peters nu ook wel over een trainer beschikt, die zal maken, dat hij in Los Angelos zoo kranig mogelijk hinkt, stapt en springt. Deze ongerustheid bederft ons bijna het genoegen van de wetenschap, dat de heibel over den trainer van de Friesche juffrouw, die zoo ijselijk hard kan loopen en op wie wij dus ijselijk trotsch moeten zijn, tenslotte geregeld is en deze prima-donna zich tot onze opluchting bereid heeft verklaard, ter eere des vaderlands in Los Angelos te gaan harddraven, zij het dan aangevuurd door den verkeerden trainer.

Zoo schijnt de crisis nog niet ver genoeg gevorderd te zijn, om aan gezegde apekool een eind te maken en onze ‘athleten’ te nopen, zonder reisje naar Los Angelos en slechts voor hun plezier thuis te hinken, springen en harddraven, wat overigens ook wel zoo natuurlijk zou zijn, zoodat ons een verscherping van de crisis, die zulk een nuttig gevolg zou hebben, althans één reden tot verheugenis zou geven.

[pagina 152]
[p. 152]

Een wonderlijke wereld.

- Na eenige weken van moeizaam onderhandelen, een werk dat men in de zomersche hitte waarin het geschiedde dient te waardeeren, zijn de hooge vertegenwoordigers der hooge contracteerende partijen naar huis gegaan na plechtig te Lausanne een contract geteekend te hebben, waarin Duitschland van een schuldenlast werd bevrijd, die alreeds geruimen tijd door geen mensch als reëel werd beschouwd. De Heeren Herriot en Mc Donald komen thuis en worden als helden in gehaald door hunne volken, die hun staatslieden toejuichen, die dit ‘offer’ gebracht hebben. De heer Von Papen daarentegen, die voor zijn land een aardige duit heeft binnengebracht, wordt vrijwel over de geheele linie beschimpt. Wonderlijk spel der gebeurtenissen, waarin de kwijtscheldende crediteur zich verheugt, de vrijwel kwijtgescholden debiteur nog boos is op den koop toe. Indien de zelfde overeenkomst driekwart jaar eerder ware afgesloten ware de stemming wel juist omgekeerd geweest. Een bewijs hoezeer niet de juiste daad het gewichtigste is, doch eer de juiste tijd waarop die daad gedaan wordt.

De eeredoctoraten.

- Toen bekend werd, dat de Universiteit van Amsterdam haar derde eeuwfeest plechtig zou vieren, lag het vermoeden voor de hand, dat zij bij die gelegenheid een aantal eeredoctoraten zou verleenen. Maar één ding kon men met zekerheid voorspellen. En dat is, dat zij - indien zij eeredoctoraten verleende - dit zou doen op de slechtst denkbare wijze. Alles geschiedt in Nederland op de slechtst denkbare wijze. Bij alles, wat er gebeurt, zwijgt een gedeelte der Nederlanders stil, maar een ander gedeelte grijpt naar de pen en betoogt, dat het op de slechtst denkbare wijze gedaan is. De Amsterdamsche Senaat was op een dergelijke kritiek voorbereid en draagt het getroost.

Maar één ding is toch verbazingwekkend. En dat is, dat Dr. P.C. Boutens als voorzitter van de vereeniging van Letterkundigen in zijn openingswoord voor de algemeene vergadering dier vereeniging op 2 Juli j.l. zijn protest tegen de benoemingen motiveerde op de wijze, waarop hij dit deed. De heer Boutens spreekt er zijn verontwaardiging over uit, dat

[pagina 153]
[p. 153]

geen van de dichters en prosaschrijvers van '80 tot eeredoctor is benoemd, al wil hij wel aannemen, dat ‘de thans bevorderden stonden of staan in een verdienstelijk tijdelijk verband tot onze litteratuur-beoefening’. Hij ziet hierin een te kort schieten in onderscheidingsvermogen. Ja, wat zal men hierop antwoorden? Er zijn nu eenmaal eerbewijzen van algemeenen aard, zooals de Nederlandsche Leeuw, die worden toegekend voor verdienste, onverschillig op welk gebied, en andere eerbewijzen die een meer specifiek karakter hebben. Hoe hoog men ook den heer Boutens stelt, men zou verbaasd zijn, als hem de militaire Willemsorde werd verleend of wanneer Einstein tot Poet laureite werd benoemd. En het doctoraat is een wetenschappelijke titel. Het gebrek aan onderscheidingsvermogen schijnt hier niet aan den kant van de Amsterdamsche Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte te liggen.

Het is waar, andere Universiteiten hebben het met het verleenen van feest-eeredoctoraten wel eens niet zoo nauw genomen, en er kunstenaars op grond van hun prestaties op kunstgebied mee gelukkig gemaakt. De Amsterdamsche Universiteit heeft de lijnen strakker getrokken. Geen artist behoeft zich bezwaard te gevoelen, dat hij geen Dr. voor zijn naam mag zetten. Al leefden Rembrandt en Shakespeare onder ons, wij zouden ze eeren als genie maar niet betitelen als ‘doctor’. Slechts drie schijnbare uitzonderingen zijn hierop. In zijn rede in de plechtige zitting in het concertgebouw op 28 Juni vermeldde de rector magnificus drie personen, die het eeredoctoraat niet kregen op grond van hun wetenschappelijke onderzoekingen, maar, voegde hij er dadelijk aan toe, de keuze had in die gevallen plaats gehad op grond van verdiensten voor de wetenschap. En binnen dit kader: wetenschappelijke onderzoekingen en verdiensten voor de wetenschap heeft de Amsterdamsche Universiteit gemeend te moeten blijven. Men kan zeggen ‘het ware jeuiger geweest allerlei “vooraanstaande mannen” met de doctorshoed te sieren’. Men kan niet klagen over gebrek aan onderscheidingsvermogen.

Volgens het courantenbericht, waaruit ik ook de uitspraken van Dr. Boutens citeer, vond zijn protest eenstemmigen bijval. Dat is den aanwezigen niet euvel te duiden: zij hadden geen gelegenheid de gegrondheid van het verwijt te overwegen en

[pagina 154]
[p. 154]

op het eerste gezicht lijkt er veel voor de meening van Dr. Boutens te zeggen. Maar de spreker had zijn verwijt niet mogen uiten, zonder zich van de richtlijnen, die bij de keuze gevolgd zijn, rekenschap te geven.

Het rapport-Welter c.s.

- Een opdracht als de Regeering aan de commissie-Welter gaf moest in de gegeven omstandigheden van aanstonds dreigend perikel beteekenen, dat deze commissie het praktisch goeddeels voor het zeggen kreeg.

Dit is niet onbedenkelijk; de Regeering draagt ten slotte de verantwoordelijkheid voor haar begrootings-voorstellen; had zij een dergelijk plan niet even goed door een in commissie vereenigde groep hoofdambtenaren kunnen laten uitwerken, hierbij de hoofdleiding aan zichzelve houdende? Lezing van het rapport vestigt niet den indruk, dat bij deze methode van werken soortgelijk resultaat als dat der commissie-Welter onbereikbare ware geweest.

Het eenige voordeel, dat de gevolgde werkwijze aan de Regeering heeft bezorgd, is, dat zij nu zich achter de commissie verschuilen kan; een verlegenheids-motief, dat niet mag gelden. Helpen zal het ook niet; het kortzichtig gehuil, dat reeds nu opgaat uit kringen, die zich benadeeld achten, maar wier leiders beter deden, hun het besef bij te brengen, dat de voorstellen strekken om erger kwaad (erger ook voor hen!) te voorkomen, bewijst afdoende, dat de populariteit der Regeering tòch tanen gaat.

Een eigen regeeringsplan had bovendien dit voordeel gehad, dat ter zake volkomen kundige ambtenaren vermoedelijk détail-fouten zouden hebben vermeden, die zij zelf thans zullen moeten uitzoeken en corrigeeren, aangezien dezulke door niet volkomen ingewijden haast noodwendig moeten worden begaan.

Naast deze détail-zuivering (waarvoor nauwelijks nog tijd is) bestaat voor de Regeering thans nog enkel de mogelijkheid van afwijking, stuksgewijs, om principieele reden. Van integrale verwerping niet; deze toch zou inhouden òf dat van bezuiniging op het staatshuishouden werd afgezien (en welke Regeering zou de verantwoordelijkheid hiervoor aan-

[pagina 155]
[p. 155]

durven?) òf dat een geheel ander plan, maar van dezelfde financieele draagkracht, voor het plan-Welter in de plaats werd geschoven (en voor het uitwerken, nu nog, van zoo een plan ontbreekt de tijd).

Incidenteele afwijking blijft mogelijk. Het plan is genoegzaam gedetailleerd èn om hiertoe gelegenheid te geven èn om de beteekenis van een afwijking aanstonds onder cijfers te kunnen brengen. Dit laatste is natuurlijk noodig; elke afwijking toch, die de bezuiniging zou verkleinen, vraagt om compenseerende verscherping van bezuiniging elders, tenzij natuurlijk afwijking van het rapport mocht beteekenen, dat de gewraakte en geschrapte bezuiniging slechts schijnvoordeel zou hebben opgeleverd.

De vraag, of zulks niet het geval is, dringt inderdaad hier en daar zich op.

Wie op ruilverkavelingen en ontwateringen wil besnoeien, versmoort productie-kiemen, propter vitam vivendi perdit causas. Straks zal dit kwaad zich straffen.

Wie de inpolderingen in het IJsselmeer wil stopzetten, vergeet, dat deze nimmer goedkooper dan in een depressie-tijd kunnen worden uitgevoerd, ongerekend nog de voordeelen, aan rationeele werkverschaffing verbonden boven irrationeele of boven demoraliseerende bedeeling, tusschen welke ten aanzien van duizenden arbeiders bij stopzetting de keus komt te staan.

Een plan van bezuiniging staat meer dan eenig ander bloot aan het gevaar, oogenblikspolitiek zonder perspektief te belichamen. Niet geheel is dit overigens wèl doordacht en prijselijk ontwerp aan dit gevaar ontkomen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken