Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 97 (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 97
Afbeelding van De Gids. Jaargang 97Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 97

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.46 MB)

Scans (73.17 MB)

XML (3.45 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 97

(1933)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 117]
[p. 117]

Stemmen uit de redactie

De Jodenvervolging.

- Het blijft een zielkundig raadsel, hoe een fatsoenlijk en correct Duitsch staatsambtenaar, man van studie en beschaving, een briefje kan schrijven aan een kennis in Nederland, waarin hij informeert, of men hier te lande nog aan ‘die Greuelmärchen’ gelooft, en hieraan toevoegt: ‘dabei war alles erlogen’. Een raadsel, want in het geval van dit briefje lijkt twijfel aan des schrijvers normale eerlijkheid buitengesloten.

Massa-psychose onder onbewusten invloed van een wel gedresseerde pers?

Hoe dit zij, begrijpen doet de buitenwereld Duitschland zoo min als Duitschland de buitenwereld. Laten we zeggen, dat aan weerskanten van de grenzen het accent gansch anders wordt gelegd.

De stelselmatige terugdringing van het joodsche intellekt uit het openbare leven, tienmaal erger dan de ten slotte wellicht (betrouwbare statistieken ontbreken) zeldzame gevallen van ernstige lichamelijke aanranding, men voelt ze aan dezen kant van de grens als een hoon aan de beschaving, aan genen kant als rechtmatig verzet van de eigen beschaving tegen vreemde insluipsels; en de Begleiterscheinungen van uit den band springende bruinhemden acht men er bijkomstig en zonder werkelijke beteekenis.

Spreekt men schande daarover in het buitenland, de Duitscher, die zich uit (niet de enkel nog maar numeriek sterke minderheid, die zich geslagen en gemuilband weet), kàn dit niet anders verstaan dan als protest tegen daden, die ook hij erg en ergerlijk zou hebben gevonden, maar die immers hoogstens sporadisch zijn voorgekomen en aanstonds gestuit!

Men kan zulken briefschrijvers antwoorden met een snauw

[pagina 118]
[p. 118]

of een vloek of een boetpredicatie. Dit soort van spontane reactie is te hoovaardig; ook is het niet doeltreffend.

Misschien is een antwoord in dezen trant nog het best: uw briefje toont ontstellend misverstand; wij zijn bereid, de mogelijkheid te aanvaarden, dat ook wij de waarheid niet volledig in pacht hebben; tracht gij naar eenzelfde besef van mogelijke onvolmaaktheid, maar bereid er u op voor, dat dit inzicht, eens verkregen, u versteld zal doen staan over wat gijlieden bezig zijt te bedrijven.

Advies aan Prof. Dr. Günther te Jena.

- Wij voelen ons gedrongen aan Prof. Günther een welgemeend advies te geven. En dat is: blijf thuis. Gij zijt in ons land gekomen en hebt getracht ons van u theorieën te overtuigen. Maar gij bereikte slechts, dat wij in u een interessant voorbeeld van bewustzijnsverenging zien. En erger is, dat degenen, die nog een eindweegs met uw theorieën meegaan, toch conclusies eruit trekken, diametraal tegengesteld aan wat gij wilt betogen. Geloof mij, de bom springt verkeerd, àls hij springt. En dat is heel goed te begrijpen. Wie onbevooroordeeld de zaak beoordeelt kàn tot geen andere dan tot onze conclusie komen.

Uw theorie is ongeveer als volgt. Telkens wanneer in de geschiedenis een volk toeneemt in bloei: in macht en in cultuur, dan blijken de stuwende krachten te berusten bij een kleine ‘Oberschicht’, bestaande uit een ras - in alle gevallen hetzelfde ras - dat van de groote massa van het volk verschilt. Men zou nu kunnen meenen, dat dit voortreffelijke ras in den strijd om het bestaan zou overwinnen, zich steeds zou uitbreiden, en zoo het menschdom op een hooger niveau zou opheffen. Maar dit wordt verhinderd door de lage afgunst der minderwaardigen, die zich aaneensluiten en door hun grootere talrijkheid de voortreffelijken verdringen en hun het bestaan bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken.

De meeste Nederlanders meenen - zoowel vóór als nà uw bezoek, dat bij deze theorie de wensch de vader der gedachte is. Maar misschien hebt gij een hoogst enkele overtuigd en wel door te wijzen op de toestanden in uw vaderland.

[pagina 119]
[p. 119]

Deze enkele zal dan als volgt redeneeren. Wij zien, dat in Duitschland de Joden leidende posities in haast alle beroepen innamen, meer dan met hun talrijkheid overeenkwam. Wij zien, dat vele van de grootste kunstenaars en geleerden Joden waren. Wij zien nu ook, dat een massabeweging aan deze leiders het bestaan onmogelijk wil maken. Wij zien, dat de bende, die deze massabeweging ontketent, er niet tegen opziet kleine middelen te gebruiken, als het onteigenen van het vermogen van Einstein, dat waarschijnlijk gebruikt moet worden om de alleen tot slaafsch gehoorzamen geschikte S.A.-troepen te salarieeren. Dit alles is een prachtige bevestiging van uwe rassentheorie. Alleen vergist gij u aangaande de anthropologische kenmerken van dit ‘ras van voortreffelijken’. Het heeft geen blond haar en blauwe oogen.

Zoo redeneeren uw weinige bekeerlingen. Ik behoor daar niet toe. Ik geloof niet aan zulke raskenmerken. Er komen ook blonde genieën en donkere kleinzielige benijders voor. Reeds dadelijk heeft Hitler geen blond haar en blauwe oogen. Maar ik moet toegeven, dat dit ééne voorbeeld niet voldoende is, om een theorie, zoo die overigens door de feiten gestaafd werd, te weerleggen. Het komt meer voor, dat een geboren aristocraat zijn eigen standgenooten verlaat, om met behulp der democraten de ‘tyrannis’ te verwerven. En misschien is wel waar, wat gepreveld wordt, dat Hitler eigenlijk een Jood is, die, denkende ‘Paris vaut bien une messe’, zich verkneukelt, dat het geheele blonde deel van Duitschland op het oogenblik de stramme beenen in de hoogte gooit, wanneer één zoon van het oude geslacht het beveelt.

Er is in Duitschland in den laatsten tijd veel geregeld. Maar men heeft één ding toch vergeten te regelen. Bij geneesmiddelen wordt op het etiquet vermeld: ‘voor inwendig (of voor uitwendig) gebruik’. Zoo iets moest bij boeken en beweringen ook gebeuren. Wanneer er den nieuwen machthebbers iets aan gelegen is, hoe men in het buitenland over Duitschland denkt - en dat dit het geval is, blijkt uit den brief van Göbbels aan Furtwangler, waarin hij zegt, dat het artistieke aanzien van Duitschland in de geheele wereld geschaad en gecompromitteerd is door de experimenten van een ‘vreemd ras’ - dan moesten zij ervoor zorgen, dat veel voor inwendig

[pagina 120]
[p. 120]

gebruik geschikte ‘geneesmiddelen’ de grenzen niet over kwamen. Gij schijnt sterker magen te hebben dan wij, en wat u als een geneesmiddel voorkomt, verwekt bij ons verschijnselen van zeeziekte. Tot deze voor inwendig gebruik geschikte zaken behoort ook de bewering der regeering, dat de actie tegen de Joden een antwoord is op de door de Joden begonnen ‘Greuel-Hetze’. Misschien dat menig het gaarne geloovend Duitsch geweten erdoor gesust wordt. Maar in het buitenland werkt het averechts. Men constateert met voldoening, dat er een erkenning in ligt, dat er iets goed te praten is. Maar men acht de gnieperige houding van iemand, die een ander op de pijnbank legt en dan tracht blaam te ontgaan door tot het slachtoffer te zeggen: ‘als jij kikt’ en tot de omstanders ‘als jullie er schande van spreken, dan draai ik de schroeven verder aan’, weinig in overeenstemming met de hooge eigenschappen, die door enthusiaste rassen-theretici aan het heerlijke ‘Nordische Rasse’ worden toegeschreven.

Wat de theorie van den heer Günther zelf betreft. Deze is niet van zoo ernstigen aard. Alleen zou men ervan kunnen zeggen, wat Hamlet van Polonius zeide: ‘Let the doors be shut upon him, that he may play the fool no where but in 's own house.’

Dienstweigering van schepelingen, en radiomisbruik. -

De officier van administratie der tweede klasse H.C. van 't Hoff, optredend als verdediger in de zaak der dienstweigeraars te Soerabaja, heeft over de schuld der aftredende regeering harde maar juiste dingen gezegd. Zij en hare voorgangers zijn het geweest, die in een gezagsinstituut als de marine is en zijn moet, de daarbij niet passende vakorganisatie van minderen hebben toegelaten, onder leiding van bezoldigde burgerbestuurders. ‘De actie van de burgerbestuurders was duidelijk op het ondermijnen van het contact tusschen officier en schepeling gericht.’

Geen marine ter wereld kan daarbij bestaan. Te elfder ure heeft minister Deckers maatregelen genomen. Van het nieuwe kabinet, hoe zijne samenstelling zij, dient te worden geëischt

[pagina 121]
[p. 121]

dat de nieuwgestelde regels onverbiddelijk worden gehandhaafd. Eene marine aan te houden waarop tot het doel waarvoor zij is ingesteld niet onvoorwaardelijk kan worden vertrouwd, ware een al te kostbare dwaasheid. Met den staat van latente revolutie waarin sinds jaren onze vloot verkeerde behoort het eens en voor al gedaan te wezen. Ook met het radioschandaal, waarvoor de zoogenaamd ‘christelijke’ partijen de volle verantwoordelijkheid dragen. Eene staatsorde die in haar bestaansrecht gelooft (of doen wij dit niet meer?) handelt misdadig door tegen haar gerichte ophitsing, wij zeggen niet toe te laten, maar aan heel luisterend Nederland op te dringen. Met de vrijheid van het woord heeft deze aangelegenheid niets te maken; het is een zaak van goede orde geworden. Anders dan minister Deckers, is minister Reymer te elfder ure niet bekeerd. Zijn opvolger vatte den moed, eindelijk in te grijpen. Door voortgezette slapheid bereikt men niets anders dan ook hier het fascisme op te roepen, waarvoor wij gespaard hopen te blijven. Maar men keert het niet langer, dan door zelf karakter te toonen. Eene regeering behoort het ideaal te hebben stroomingen te leiden, en niet haar complaisant te zijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken