Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 102 (1938)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 102
Afbeelding van De Gids. Jaargang 102Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 102

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.87 MB)

Scans (68.35 MB)

XML (3.29 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 102

(1938)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 245]
[p. 245]

[Stemmen uit de Redactie]

Maneto.

- De groep van personen, die achter deze woordsamentrekking staat, heeft in de twee avonden, die zij te 's-Gravenhage organiseerde meer te hooren en te overdenken gegeven dan menige andere, die in dezelfde zalen een dubbel zoo groot publiek wist te trekken dan er nu aanwezig was.

Te hooren en te overdenken. De dagbladen getuigden ervan, zij het in verschillenden vorm. En geheel billijk was men daarbij niet. Het zij hier nogmaals vastgesteld: van de groote orkesten in Amsterdam en 's-Gravenhage hebben de leiders de moderne muziek en wel inzonderheid die van eigen bodem op pijnlijke stiefmoederlijke wijze behandeld. Totdat in Amsterdam een jongere kracht een belangrijk deel van Mengelberg's arbeid overnam. Zal Schuurman dezelfde banen betreden en kunnen betreden in de residentie als van Beinum in de hoofdstad? Wij hopen het van harte: de lijn Cornelis, doorgezet èn door Glastra van Loon - wat bij de courantbesprekingen te weinig werd gereleveerd - èn door Flipse, moèt door meerderen worden gevolgd, willen de Nederlandsche componisten de mogelijkheid en de moreele steun vinden, zich te ontwikkelen. Het gaat hier toch allerminst om enghartig nationalisme; er zìjn belangrijke figuren. Dat zal toch wel niemand ontkennen, die met een aantal werken van Pijper en Guillaume Landré, van Ketting en Badings e.a. heeft kennisgemaakt. Doch hoe kunnen jonge talenten rijpen, als hun de kans der toetsing wordt onthouden? Geen bouwkundig talent kan zich ontplooien, als het niet in de gelegenheid wordt gesteld zijn gedachten in vormen om te zetten, geen muzikaal talent, als het de verklanking niet vernemen kan - en méérdere malen vernemen kan - van wat het ‘mit dem inneren Ohr gehört’ op papier heeft gebracht.

Er is gezegd en wellicht terecht, dat de twee avonden der Manifestatie van de Nederlandsche Toonkunst, wat overladen als zij waren, misschien nièt de beste propaganda voor onze jonge toonkunstenaars waren. Mogelijk; wìj zijn er dankbaar

[pagina 246]
[p. 246]

voor geweest. En wanneer door besturen en voorlichters het als een plicht en een in te lossen eereschuld aan het publiek zal worden duidelijk gemaakt, dat het moet komen nièt alleen als die of die buitenlandsche solist speelt (à raison van eenige duizenden guldens per avond) of als weer bij een zooveeljarig bestaan de zooveelste van Tsjaikowsky op ‘fenomenale wijze’ wordt ‘herschapen’, dan zal men o! lang niet uitsluitend ‘fenomenale’ werken te hooren krijgen, maar dan zal dàt groote werk gedaan worden, dat is: het leeren begrijpen, het leeren luisteren en kritisch onderscheiden, het schiften gaandeweg en dan tot het besef wel mogelijk komen.... dat Nederland bezig is een toonkunst van waarde te ontwikkelen, gelijk het een bouwkunst van waarde aan het ontwikkelen is, die ook moest geboren worden en moest groeien tegen veel verdrukking in.

Sprekers en Musici.

- Men is gewend, aan uitvoerende musici zeer hooge eischen te stellen. Dat omvangrijke en gecompliceerde werken uit het hoofd worden voorgedragen, wordt als normaal beschouwd; volkomen technische beheersching wordt verlangd. En wanneer dan het muzikaal uitdrukkingsvermogen te kort schiet of de samenstelling van het programma tot bedenkingen aanleiding geeft, wordt dit door de critici nauwkeurig geregistreerd en in de dagbladen algemeen bekend gemaakt.

Deze veeleischendheid van kritiek en publiek beide heeft op het geheel van ons concertleven een onmiskenbaren invloed ten goede. Er bestaat een zoo uitgesproken algemeen besef van de norm, waaraan de uitvoerende musicus heeft te voldoen, dat iemand, die naar beneden blijft, zich niet licht op het podium zal wagen en er althans na een duidelijke mislukking niet zal terugkeeren. Het gevolg hiervan is, dat de concertbezoeker een redelijke zekerheid heeft, dat hij een prestatie tegemoet kan zien, die op zijn minst behoorlijk mag heeten.

Het is merkwaardig, dat van het bestaan van zulk een norm en van de daaruit voortvloeiende waarborgen niets te bespeuren valt op dat andere gebied van optreden in het publiek, dat door de lezing, door de meer of minder wetenschappelijke voordracht, wordt gevormd. Wie een lezing bezoekt, staat altijd weer voor de verrassing, of hij iemand te hooren zal krijgen, die, over behoor-

[pagina 247]
[p. 247]

lijke stemmiddelen beschikkend en met eenig inzicht in de techniek van het spreken voor een auditorium, een goed gecomponeerd betoog, waarvan de duur vooraf nauwkeurig bepaald is, op duidelijke en boeiende wijze zal voordragen, dan wel, of hij gedwongen zal worden, te luisteren naar een spreker, die min of meer onverstaanbaar een aantal beschreven of betypte vellen in snel tempo zal voorlezen, die in zijn eigen woorden verward zal zaken, zoodra hij het waagt, even te improviseeren en die, onder het spreken merkend, dat zijn tijd te kort gaat schieten, zoo nu en dan maar eens een aantal bladzijden ongelezen ter zijde zal leggen.

Het is natuurlijk waar, dat de analogie met den musicus niet volkomen is; deze behoeft in het algemeen de stukken, die hij speelt, niet zelf te produceeren; compositie in den letterlijken zin van het woord (die schepping kan insluiten, maar dit niet behoeft te doen) wordt daarentegen wel verlangd van wie met een voordracht optreedt. Het lijkt er echter wel eens op, dat men dan ook meent, met de samenstelling van de lezing te kunnen volstaan en de technische eischen, die daaraan gesteld mogen worden, straffeloos te kunnen negeeren.

Inderdaad kan men dat ook in zekeren zin straffeloos doen: het publiek, dat lezingen bezoekt, is gewoonlijk onbeschrijfelijk lankmoedig en dezelfde dagbladen, die uitvoerig de verdiensten en de tekortkomingen van den uitvoerenden musicus bespreken, onthouden zich stelselmatig ook zelfs van de meest voorzichtige waardebepaling van een lezing. Ze geven een resumé van den inhoud (dat gewoonlijk door den spreker zelf verstrekt is) en storen zich niet in het minst aan de qualiteiten van inhoud en vorm van het gebodene.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken