Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 104 (1940)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 104
Afbeelding van De Gids. Jaargang 104Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 104

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (7.02 MB)

Scans (61.15 MB)

ebook (5.00 MB)

XML (2.90 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 104

(1940)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

[Tweede deel]

Stemmen uit de redactie

Sportsensatie.

- Sjoerdje Faber - men zal het zich herinneren - is het befaamde Friesche meisje, dat als eenige vrouw den Elfstedentocht tot een goed eind gebracht heeft. Dat was een heele prestatie, die haar ongetwijfeld veel voldoening zal hebben gegeven.

Maar met voldoening alleen worden sportieve daden tegenwoordig niet meer voldoende beloond geacht; de sportpers is althans van meening, dat er sensatie en publieke bewondering bij moet komen en ze stelt gaarne al haar activiteit in het werk, de sensatie te wekken en de bewondering te organiseeren. Zoo hebben dan nu de Amsterdamsche sportjournalisten Sjoerdje naar het Carlton-hotel laten komen en haar daar tentoongesteld.

Voor het verslag van een zoo gewichtige gebeurtenis stellen onze groote bladen - trotsch als ze zijn op hun cultureele functie - natuurlijk onbeperkte plaatsruimte ter beschikking en de heeren van de sportpers, breedsprakig en sentimenteel als steeds, hebben niet nagelaten, daarvan te profiteeren.

‘Daar kwam zij,’ aldus een hunner, ‘rank en slank, blond en blozend, met allen eenvoud en bescheidenheid van het lieftallige Friesche meisje uit Warga. Het toilet, waarin ze den tocht gereden heeft, stond haar coquet en haar schaatsen had ze sierlijk over de stevige schouders hangen. Ze vertelde in haar eigen taal en met alle innemendheid van haar natuurlijke persoon van haar tocht, haar moeilijkheden, haar wil om te winnen, haar zwakke momenten....’ Daarna is ze nog oolik geworden en ten slotte heeft ze ‘met ontroerend sentiment’ - de emotie is hier den verslaggever blijkbaar bijna te machtig geworden - een ode aan haar woonplaats Warga gezongen. ‘Sjoerdje oogstte veel bijval’.

Zoo is dus ons ijskoninginnetje al vast door de hoofdstad gehuldigd; we vertrouwen, dat andere plaatsen niet achter zullen blijven en dat ook de filmindustrie er het hare toe zal bijdragen, om Sjoerdje's stoere hoofd op hol te brengen.

[pagina 2]
[p. 2]

Zwak verweer.

- De wijze, waarop de leider van onze grootste omroepvereeniging in zijn lijfblad gereageerd heeft op de kritiek, die in de laatste maanden op het instituut radio is uitgeoefend, geeft weinig hoop, dat de omroep zich de geuite klachten ter harte zal nemen en haar houding zal herzien.

Een omroepvereeniging, zoo was o.m. betoogd, is noodzakelijk de slaaf van haar leden, want als de programma's hun niet bevallen, houden ze hun bijdragen in; de omroepleiding moet dus in hooge mate den smaak der groote massa vleien en ziet zich hierdoor belemmerd in haar cultureele taak, die in de veredeling van dien smaak bestaat.

Hoe kunt ge, aldus ongeveer de repliek van den heer Vogt, toch zoo redeneeren; getuigt niet het groote aantal van onze contribueerende leden van wijdverspreide tevredenheid over onze gestie?

Dit antwoord strekt den heer Vogt niet tot eer: niet, wanneer hij het zelf voor afdoend houdt en nog veel minder, wanneer hij er zelf de volkomen voosheid van inziet. Iemand, die het verwijt, dat hij gedwongen is, de groote massa der luisteraars naar den mond te praten, meent te kunnen weerleggen door er met een trotsch gebaar op te wijzen, hoe groot die massa wel is, heeft òf het verwijt niet begrepen òf hij heeft geen al te hoogen dunk van de intelligentie van zijn lezers.

Het is intusschen duidelijk, dat de leider van een radio-omroep in het hier te lande gevolgde en zeer ten onrechte verheerlijkte systeem der vrijwillige bijdragen altijd in een moeilijk parket zal blijven verkeeren; als het aantal tevreden luisteraars groot is, moet hem dat commercieel een reden tot vreugde, maar cultureel een aanleiding tot bezorgdheid zijn.

Zoo blijft ondanks de ietwat hooghartige wijze, waarop de kritiek is afgewezen, het radio-probleem in vollen ernst bestaan. De onontwarbare vermenging van goed en kwaad, die aan dit met alle paradoxen der hedendaagsche technische cultuur geladen instituut eigen is, vereischt diepere en van sterker gevoel voor verantwoordelijkheid blijk gevende bezinning dan er tot dusver aan geschonken is. Wanneer het mocht blijken, dat de omroepvereenigingen tot die diepere bezinning niet in staat zijn, kan het voor de overheid plicht worden, in te grijpen.

[pagina 3]
[p. 3]

Spelling-anarchie.

- Het lijkt wel, of speciaal Neerlandici er op uit zijn, den chaos te demonstreeren, die sedert het begin van de vereenvoudigingsbeweging in de schrijfwijze der Nederlandsche taal heerscht. Voor ons ligt de eerste uitgave van de stichting ‘Onze oude Letteren’, bestaande uit een herdruk van Stevin's Burgherlick Leven; de tekst wordt voorafgegaan door een inleiding over het doel der ontworpen serie van de hand van Prof. Dr. C.G.N. de Vooijs, een artikel over Stevin van Dr. A. Romein-Verschoor en een verhandeling over zijn beteekenis voor de ontwikkeling van het Nederlandsch van Prof. Dr. G.S. Overdiep.

Welnu, deze drie stukken zijn geschreven in drie verschillende spellingen. Prof. de Vooijs schrijft Kollewijnsch, Mevrouw Romein volgt Marchant, Prof. Overdiep houdt zich aan de Vries en te Winkel. Op blz. 1 leest men daardoor ‘over deze merkwaardige, veelzijdige Vlaamse Nederlander’ en ‘levensteken’; op blz. 8 seq. ‘voor den goeden staatsburger’, maar ‘voor een zo ruim mogelijke kring; op blz. 13 seq. ‘van den nieuwen staat der Nederlanden’, ‘Latijnsche woorden’ en ‘tallooze’.

Het is een merkwaardig verschijnsel, dat men in een uitgave, waarin, zoodra het den tekst van Stevin zelf betreft, groote waarde aan den uiterlijken vorm gehecht blijkt te zijn, heeft kunnen berusten in een zoo storend vormgebrek als een drievoudige ongelijkheid in de schrijfwijze van het tegenwoordige Nederlandsch beduidt. En waarom geen eenheid? Beschouwen de drie auteurs dat wat men gewoonlijk (maar ten onrechte) spelling noemt als iets zoo onbelangrijks, dat ze het niet eens de moeite waard gevonden hebben, zich er onderling over te verstaan, of als iets zoo principieels, dat ze gemeend hebben, elkaar juist op dit punt volkomen vrij te moeten laten?

Eerbied voor de Wet.

- Er zijn den laatsten tijd eenige berichten en beschouwingen in de bladen verschenen in verband met voornemens, welke bij de Regeering zouden bestaan om dit jaar de 12e volks- en beroepstelling en de 2e bedrijfstelling niet te doen doorgaan.

Wat de bedrijfstelling betreft is er inderdaad eenige aanleiding voor die geruchten, aangezien de Regeering het bedrag van f 45.000. -, dat aanvankelijk op de begrooting van Economische

[pagina 4]
[p. 4]

Zaken voor dit jaar was uitgetrokken, met f 35.000.- heeft verminderd, terwijl Minister Steenberghe als motief daarvoor in zijn Memorie van Antwoord heeft aangevoerd, dat zulks was geschied in de veronderstelling, dat het overleg, hetwelk nog met de daarbij betrokken instanties gaande was, de wenschelijkheid zou toonen thans geen bedrijfstelling te houden.

In de Tweede Kamer heeft de heer van der Waerden bij de behandeling van de begrooting van Economische Zaken naar aanleiding van die mededeeling den Minister de vraag gesteld, of, indien het noodzakelijk was hiertoe ten slotte over te gaan, hij dan bereid was toe te zeggen, dat, wanneer de zaken zich geconsolideerd hadden, zoo spoedig mogelijk, althans het volgend jaar, de bedrijfstelling zou worden gehouden. Minister Steenberghe heeft hierop geantwoord, dat de Regeering er voor gevoelde om de bedrijfstelling zoo spoedig mogelijk te houden, maar de vraag van den heer van der Waerden, om dat het volgend jaar in ieder geval te doen, kon hij niet bevestigend beantwoorden, omdat dit uiteraard van de omstandigheden zou afhangen. Het heeft dus allen schijn, dat de Regeering meent deze zaak volledig in handen te hebben en zelf te kunnen beslissen of de bedrijfstelling (en eventueel ook de volkstelling) in 1940 niet zal doorgaan. Zelfs liet de Minister doorschemeren, dat die bedrijfstelling, in verband met de omstandigheden, ook een volgend jaar niet zou kunnen worden gehouden.

Deze uitlatingen doen vreemd aan wanneer men bedenkt, dat zoowel de bedrijfstelling als de volkstelling vastgelegd zijn in de wet. Er is een wet van 16 Maart 1939, Stbl. no. 601, houdende regelen betreffende een algemeene tienjaarlijksche bedrijfstelling. Artikel 1 van die wet luidt: ‘In het jaar 1940 en vervolgens telkens na 10 jaren wordt in het Rijk een algemeene bedrijfstelling gehouden.’ Ook is er een wet van 26 April 1918, Stbl. no. 270, waarin bepaald is, dat voortaan in 1920 en vervolgens telkens na 10 jaren in het Rijk een algemeene volkstelling wordt gehouden.

Wij leven thans in oorlogstoestand en de Regeering heeft de laatste jaren steeds meer vrijheid gekregen om belangrijke zaken te regelen, zonder dat vooraf de wetgevende macht zich daarover behoeft uit te spreken. Wij denken b.v. aan het tarief van invoerrechten. Maar wij zijn toch nog niet zoo ver gekomen, dat de

[pagina 5]
[p. 5]

Regeering hier te lande geheel buiten de wet om en zelfs tegen de wet in regelend kan optreden. Wenscht de Regeering, dat de bedrijfstelling of de volkstelling zal worden uitgesteld dan zal zij den Staten-Generaal moeten voorstellen de genoemde wetten te wijzigen of in te trekken, maar buiten de wetgevende macht om is de Regeering daartoe niet bevoegd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken