Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 114 (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 114
Afbeelding van De Gids. Jaargang 114Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 114

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 114

(1951)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 156]
[p. 156]

Nieuwe boeken

Boeken over natuurwetenschap

Onder de voor een algemenen lezerskring bestemde werken van natuurwetenschappelijken aard die den laatsten tijd in ons land verschenen zijn, verdient wel in de eerste plaats een mooi boek van den Groningsen hoogleraar Ph.H. Kuenen vermeld te worden, dat geheel gewijd is aan de uit chemisch en physisch oogpunt zo hoogst merkwaardige en in de huishouding der natuur zo bij uitstek belangrijke stof die wij in de drie phasen ijs, water, waterdamp kennen. Het is een uitgave van H.P. Leopold's U.M. te 's-Gravenhage, heet De Kringloop van het water, maar geeft, anders dan de titel doet vermoeden, veel meer dan een paraphrase van Goethe's versregels: Vom Himmel kommt es; zum Himmel steigt es; und wieder nieder zur Erde muss es, ewig wechselnd. De schrijver staat namelijk bij elk der drie stadia van den kringloop langdurig stil en behandelt achtereenvolgens het water in de wereldzeeën, in de atmospheer, sneeuw en ijs, het water in en op den grond. De ondertitel Gedragingen van het natte element in de natuur, hoewel minder pakkend, geeft den inhoud dan ook eigenlijk beter aan. Het werk is uitermate helder geschreven, is daardoor begrijpelijk voor iederen belangstellenden lezer, maar zal ook als studieboek voor studenten in natuurwetenschap en aardrijkskunde goede diensten kunnen bewijzen. (Prijs f 16.90).

Bij denzelfden uitgever verscheen een tweede druk van het werk Mensch, Scheikunde en Samenleving van de hand van Prof. Dr D.H. Wester (Prijs f 15. -), waarin een indruk wordt gegeven van de ontzaglijke betekenis die de betrekkelijk nog zo jonge wetenschap chemie voor de instandhouding van de maatschappij en in het persoonlijk leven van den mens bezit. Het bevat een schat van wetenswaardigheden, die nog slechts een fractie vormen van al het belangwekkende dat de auteur over zijn vak zou kunnen en willen vertellen. Toch bevredigt het minder dan het eerstgenoemde werk; de schrijver heeft, naar het ons voorkomt, de qualiteit van de belangstelling van zijn lezer (dien hij voortdurend wat al te nadrukkelijk als leek betitelt en behandelt) enigszins onderschat; hij heeft blijkbaar iets willen schrijven wat in geen geval naar een leerboek der scheikunde zou zwemen, maar daardoor laat hij veel in het halfduister wat met enigen uitleg volkomen helder had kunnen worden. Dit lijkt geen juiste taktiek: wie te weinig van zijn lezers vergt, stoot de besten onder hen af.

Naast de twee bovengenoemde werken, die over natuurwetenschappelijkeonderwerpen in hun actuele ontwikkeling berichten, vermelden we enkele werken van historischen aard. De uitgeverij De Tijdstroom te Lochem bracht ons het eerste deel van een wetenschappelijke biographie van Antoni van Leeuwenhoek van de hand van den bioloog en historicus der natuurwetenschap Dr A. Schierbeek (Prijs f 10. -). Door langjarige studie van Leeuwenhoek's werk en door het hoofdredacteurschap van de uitgave van zijn verzamelde brieven (waarvan het vierde deel binnenkort het licht zal zien) volkomen met

[pagina 157]
[p. 157]

het onderwerp vertrouwd, was hij de aangewezen man, het definitieve werk over den vader der mikrobiologie te schrijven. Het thans verschenen eerste deel bevat vooreerst een minutieuze levensbeschrijving van den merkwaardigen mens die Leeuwenhoek was en begint daarna, zoveel mogelijk met gebruikmaking van zijn eigen karakteristieken schrijftrant, met een overzicht van zijn wetenschappelijke onderzoekingen, dat in het tweede deel zal worden voltooid.

Op een grote Nederlandse wetenschappelijke figuur van veel recenteren datum heeft het bij denzelfden uitgever verschenen boek Leven en Werken van Cornelis Adrianus Pekelharing betrekking, waarin de hoogleraren J.M. Baart de la Faille, H.G.K. Westenbrink en P. Nieuwenhuijse de menselijke persoonlijkheid en den wetenschappelijken arbeid van den vermaarden Utrechtsen physioloog en histoloog schetsen (Prijs f 6.50). Geheel afziende van de waarde van hun werk moet men reeds het initiatief dat zij genomen hebben, van harte toejuichen. De herinnering aan belangrijke wetenschappelijke figuren verbleekt zeer snel en wanneer zij niet door auteurs die hen nog persoonlijk hebben gekend, wordt vastgelegd, bestaat er gevaar, dat het later onmogelijk blijkt, haar nog te reconstrueren. De beschavingsgeschiedenis zou er ten zeerste mee gebaat zijn, wanneer het voorbeeld der drie schrijvers geregeld navolging vond en wanneer het dus regel werd, dat aan personen van betekenis dadelijk na hun dood een biographie gewijd werd. Het thans verschenen werk zou daarbij gevoeglijk als model kunnen dienen: het zuiver biographische gedeelte geeft een helder beeld van den mens Pekelharing en de auteurs van de twee hoofdstukken waarin hij achtereenvolgens als beoefenaar van de physiologische chemie en van de pathologie en de histologie behandeld wordt, zijn er in geslaagd, ook den niet vakkundigen lezer een duidelijken indruk van zijn wetenschappelijke betekenis te geven.

Op historisch gebied beweegt zich eveneens het werk Grote Sterrenkundigen van Dr W.J.A. Schouten (Leidse U.M. 1950; f8.90), waarin korte levensbeschrijvingen worden gegeven van achttien grote astronomen uit alle tijden en dat daardoor in zekeren zin een geschiedenis van de gehele astronomie vormt. Het boek is zeer bevattelijk geschreven en zal er ongetwijfeld toe kunnen bijdragen, in bredere kringen belangstelling in de astronomie te wekken. Het is te betreuren, dat het niet vrij is van feitelijke onjuistheden en dat het den lezer niet den weg wijst tot diepergaande studie.

Een ruimere historische taak heeft zich de beroemde Engelse physicus Sir James Jeans gesteld, toen hij het ondernam in zijn The Growth of Physical Science (Cambridge 1947) een overzicht van de wordingsgeschiedenis van de gehele wetenschap der anorganische natuur te schrijven. Toen het Engelse werk verscheen, hebben wij hier uiteengezet, dat het den naam van zijn schrijver geen eer aandoet: het bevat uitsluitend tweede-hands historische kennis en wordt bovendien ontsierd door ernstige fouten. Wij kunnen het dan ook slechts betreuren, dat de U.M.Leopold er een Nederlandse vertaling (De groei der natuurwetenschap; 1949; f 8.90) van heeft laten verschijnen.

Met des te meer genoegen kondigen we hierna een voortreffelijk product van eigen bodem aan: Op ontdekking in het Maanland door A.J.M. Wanders (Het Spectrum, Utrecht f 19.50). De schrijver behoort tot de over alle landen verspreide en in alle tijden voorkomende groep van hemelwaarnemers die zich gegrepen hebben gevoeld door het mysterie van de maan en die dank zij een nu al gedurende meer dan drie eeuwen stelselmatig beoefend onderzoek een ongelooflijk gedetailleerde kennis van het deel van het maanoppervlak dat wij alleen te zien kunnen krijgen, verzameld hebben. Hij voelt

[pagina 158]
[p. 158]

zich in het barre maanlandschap volkomen thuis en leidt er den lezer aan de hand van een prachtig illustratiemateriaal met imponerende zekerheid en verbluffend gemak rond. Evenzeer als de schrijver voor zijn werk verdient de uitgever den hoogsten lof voor de voortreffelijke uitvoering. Het enige bezwaar dat wij hebben, bestaat in het geforceerde en banale schelden op Duitsers, waaraan de schrijver zich, waar hij daartoe kans ziet, te buiten gaat; dit is bepaald beneden het peil van het werk.

Wij kunnen in dit overzicht van boeken over natuurwetenschap ook de rede Verantwoording en Wetenschap (J.B. Wolters, Groningen-Djakarta; f 1.25) opnemen, waarmee Dr A.W.J.H. Hoitink het hoogleraarsambt aan de Universiteit van Indonesië heeft aanvaard. Hierin wordt geen onderwerp uit de natuurwetenschap behandeld, maar deze wordt zelfin discussie gebracht. Kunnen wij, aldus de spreker, in het licht van de recente ontwikkeling van de techniek in destructieve richting nog wel zonder meer aan de ontwikkeling van de wetenschap waarop die techniek steunt, medewerken? Mogen wij, nu wij zien wat zij kan voortbrengen, nog in de wetenschap geloven? Het is een actueel en reëel probleem, dat na zorgvuldige voorbereiding grondig besproken wordt zonder dat echter meer dan een tamelijk illusionnair aandoende poging tot oplossing gedaan wordt.

E.J.D.

Prof. Dr J. van Mierlo S.J., Hadewych. Een bloemlezing uit haar werken. (Bibliotheek der Nederlandse Letteren, Uitg. Mij Elsevier, Amsterdam-Brussel MCL).
Dr K. Heeroma, Protestantse poëzie der 16de- en 17de eeuw, Deel II. (Bibliotheek der Nederlandse Letteren, Idem).

De publicatie van de Bibliotheek der Nederlandse Letteren, tijdens de oorlog onderbroken, is met de Hadewych-bloemlezing van Prof. van Mierlo op gelukkige wijze hervat. Van Mierlo blijft vooralsnog de Hadewych-kenner bij uitstek en al kan men zich bloemrijker schriftuur denken dan de zijne, zijn inleiding vat alles samen wat over Hadewych in een stuk van dergelijke omvang en betekenis te zeggen valt. Ook de keuze is uitstekend verantwoord. Waren de technische bezwaren overigens zo groot, dat het bij deze keuze onherroepelijk blijven moest?

Het peil van Heeroma's bloemlezing ligt iets lager. Men kent wellicht het eerste deel; ook het tweede bewijst kennis van zaken en goede smaak, maar het mist de lenigheid van geest en gemoed, die het zo boeiend hadden moeten maken als het had kunnen zijn. Zelfs wanneer men het begrip ‘Protestantse poëzie’ zo betrekkelijk eng neemt als Heeroma blijkbaar deed, was vooral uit Huygens een veel levendiger keuze te maken geweest. Voor de selectie uit Luiken - die, waar het de latere gedichten betreft, juist zo geslaagd is - geldt hetzelfde bezwaar van eenzijdigheid: uit de ‘Duitse Lier’ alleen het befaamde ‘Air’ op te nemen, getuigt van een weinig gedifferentieerd inzicht omtrent deze in menig opzicht zo merkwaardige bundel. Toch zal ook Heeroma's boek de lezerskring waarvoor het bestemd is veleinteressante verrassingen brengen.

G.S.

S. Vestdijk, De glanzende kiemcel, Beschouwingen over poëzie. (Uitg. De Driehoek, 's-Gravenhage, 1950).

Als gijzelaar te Sint Michiels Gestel hield S. Vestdijk in 1943 voor zijn lotgenoten een achttal lezingen over poëzie, thans onder de titel ‘De glanzende kiemcel’ gebundeld en

[pagina 159]
[p. 159]

gedrukt. In menig opzicht is het wellicht het knapste boek dat hij ooit schreef: voor ‘buitenstaanders’ zo voortreffelijke beschouwingen over een zo delicaat onderwerp te houden, vereist een veel grotere en veel persoonlijker verwerkte kennis dan een zelfde bezigheid voor ‘ingewijden’. Een van de pijnlijkste vergissingen omtrent zgn. populair-wetenschappelijke boeken is, dat men ze zou kunnen schrijven met een populairwetenschappelijke kennis. Niets is minder waar. Goede popularisering - als in deze betogen van Vestdijk - vereist een kennis van zaken als waarover slechts weinig wetenschapsmensen beschikken. Vestdijk's enorme belezenheid, zijn scherpe begrip en zijn voortdurend door een lichte ironie gedragen betoogtrant maken dit boek ook voor hen die met de stof vertrouwd zijn tot een kostelijk bezit. Vooral het slotstuk van dit vuurwerk - waarin Vestdijk vóór en samen mèt zijn toehoorders c.q. lezers een sonnet maakt - behoort tot de boeiendste lectuur, die ik in dit genre ken.

G.S.

Eugène Fromentin, De oude meesters. Vertaling van J. Tersteeg. (N.V. Leidse Uitgeversmij, Rijswijk, 1950).

Fromentin's ‘Les Maîtres d'Autrefois’, beschouwingen over de Vlaamse en Hollandse schilderkunst van Van Eyck tot Rembrandt, zijn in deze nieuwe Nederlandse bewerking niet alleen maar zo fris dank zij de pittige vertaling van J. Tersteeg. Het drie-kwart eeuw oude werk, waarvan ook reeds in 1877 een Nederlandse vertaling verscheen, is levend gebleven door Fromentin's methode van kunstbeschouwing, welke niets weg heeft van die der kunstprofessoren, die het kunstwerk zo vaak verbergen achter de menigte van biografische, kunsthistorische en technische bijzonderheden. Fromentin vormde zijn mening ter plaatse, oog in oog met het kunstwerk. Zijn kunstbeschouwing was in de eerste plaats genieten, bewonderen en vormt als zodanig populariserende lectuur die nog steeds voorbeeldig en onovertroffen is. Ook Fromentin's oordeel doet, ondanks accenten die thans wel enigszins verschoven zijn, vrijwel steeds up-to-date aan, zodat deze nieuwe uitgave met zijn uitvoerige doch wat klein gereproduceerdeillustratiemateriaal zeker geen overbodige luxe behoeft te heten.

J.R.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De glanzende kiemcel


auteurs

  • E.J. Dijksterhuis

  • Gabriël Smit

  • Jaap Romijn

  • over Abraham Schierbeek

  • over Anthoni van Leeuwenhoek

  • over J.M. Baart de la Faille

  • over Johan Tersteeg

  • over Hadewijch

  • over Jozef van Mierlo

  • over K.H. Heeroma