Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 114 (1951)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 114
Afbeelding van De Gids. Jaargang 114Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 114

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 114

(1951)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 77]
[p. 77]

Nieuwe boeken

Dr. H.A. Enno van Gelder, Rusland, epos van leed en strijd, de geschiedenis van het Russische volk, (Amsterdam, 1949).

Dr van Gelder heeft zich van een geweldige opdracht gekweten, toen hij een geschiedenis van het Russische volk schreef. Hij had niet slechts een enorm aantal feiten te verzamelen en te ordenen, maar zich ook in te leven in een schrikbarende hoeveelheid strijd en leed van voor Westerse begrippen hevige kwaliteit. Hij las daartoe vele boeken, en liet zich ook inlichten door hier te lande vertoevende Russen. Een historicus, die dit alles op zich in laat werken, moet wel vaak het gevoel hebben van de man op het droge strand, die een schip in de branding ziet worstelen. Soms echter zal het hem zijn, alsof hij dit alles zó persoonlijk medeleeft, dat op hem Heine's versregels kunnen worden toegepast:

 
‘Ich unglücksel'ger Atlas, ich unglücksel'ger Atlas!
 
Eine Welt, die ganze Welt der Schmerzen muss ich tragen,
 
Ich trage unerträgliches, und brechen will mir das Herz im Leibe.’

Het boek van Dr v. Gelder toont onmiskenbare sporen van medeleven; daarom had hij het recht het zo te schrijven, en werd de ondertitel niet voor de show gegeven. Epos van leed en strijd, maar ... moest niet geschiedenis van ieder volk zo heten? Aan de hoofdvraag, of deze ondertitel inderdaad verantwoord is, koppelen zich nevenvragen: was in Rusland het leed brandender, het onrecht schrijnender dan elders? Gold voor dit land, eerder dan voor een ander, dat de wereldgeschiedenis het wereldgericht is? Beleeft het Russische volk de tegenstellingen van goed en kwaad, medelijden en wreedheid, vrome overgave en verlangen naar zingenot feller dan andere naties?

Dostojewskiej, en op zijn instigatie vele anderen, suggereren ons deze dingen. Zijn ze daartoe gerechtigd?

Dr v. Gelder heeft met deze vragen geworsteld. Het maakt de indruk, dat hij zich van iedere vorm van slavophilisme vrij wilde maken, dus ook van de opvatting, dat het Russische volk iets bijzonders zou zijn, maar dat hem dit niet gelukt is. De wreedheden, die Iewan IV de Verschrikkelijke (Iewan Grosnyj) in Nowgorod beging, zijn te vergelijken met die van Karel de Stoute in Luik, maar toch matelozer. De Rus houdt ervan om wat hij doet tot het uiterste door te voeren’ (I, 100). ‘De vroomheid der cultuurloze boeren loopt zeker parallel met die der Middeleeuwse Westerlingen, maar is toch hartstochtelijker’ (I, 63). In de grote Russische vlakte is de angst sterker dan elders. De smart der onderdrukten, de eeuwenlange berusting, daarna het hevig oplaaiend verzet; neen, zó vindt men het toch nergens’. ‘Poesjkin zien wij voor ons met de onstuimigheid van den Oosterling en de resignatie van den Rus’ (I, 309); ‘echt Russisch heeft Dostojews-

[pagina 78]
[p. 78]

kiej een walging van het ordinair afgemetene, burgerlijk beheerste van het Westen; zijn mensen leven fel’ (I, 325). Fata nolentem trahunt.

In tegenstelling met het boek van B.H. Sumner, ‘Rusland, heden en verleden’, waarvan de Nederlandse vertaling in 1948 verscheen, schenkt de studie van Dr v. Gelder evenveel aandacht aan de cultuur-geschiedenis als aan de politieke historie. Hoewel de laatste allerminst verwaarloosd wordt, gaat de schrijver van de vooronderstelling uit, dat zij door de eerste gedragen wordt. Het boek is afgestemd op het volledige ‘lot’ van Rusland, niet slechts op de uitwendige omstandigheden, maar ook op de reacties van het volk daarop. Dientengevolge komen sommige gebeurtenissen en verschijnselen enige malen voor, eerst politiek gezien, later cultureel. Voorbeelden: het Raskol (I, 260 en 281); het Decabristen-oproer (I, 189 en 329). Het getuigt voor de nauwkeurigheid van de schrijver, dat herhalingen doorgaans vermeden worden. Dit evenwijdig lopen van politiek en cultuur maakt het boek compleet, en bevredigend voor hen die Rusland willen leren begrijpen. Zelfs de muziek van Tsjajkowskiej ziet de lezer hier in verband met het geheel (I, 303-304; II, 23). Met de letterkunde van de tijd na de revolutie is de schrijver veel minder op de hoogte dan met die van de 19de eeuw. Wel noemt hij in de korte bibliographie de studie van Dr K.F. Proost en het boek van G. Struwe (Soviet Russian litterature, 1935), en maakt hij zelf over die latere literatuur enige behartenswaardige opmerkingen (II, 299); toch maakt het niet de indruk, dat hij veel daarvan gelezen heeft. Zelfs aan het opnemingsvermogen van een Dr v. Gelder komt eens een einde!

Dat een culturele geschieschrijving geheel objectief kan zijn, geloof ik niet. Het is een weldaad te bespeuren, dat de schrijver naar objectiviteit streefde, en nergens poogde zichzelf te verschuilen. Wij leren hem kennen als iemand, die beseft, wat een existentiële overtuiging voor de mens betekenen kan. Zowel de overtuiging der Oud-gelovigen, die door de ‘List der Idee’ op progressieve wegen geleid werden (I, 267-274) als die der atheïstische intelligentsia van de jaren na 1860, bereid haar carrière, rust, rijkdom en vaak haar leven te offeren (I, 321). Zowel de overtuiging der huidige gelovigen, die ondanks hun maatschappelijke emancipatie een oprechte behoefte hebben behouden aan een band met het Oneindige (II, 292) als die der historisch-materialisten, wier ‘geloof’ eerlijk en helder wordt uiteengezet (II, 282). En toch beschrijft Dr v. Gelder ook met veel waardering een figuur als Tsjéchof, die fijne, door humor vertederde uitbeeldingen van mensen geeft, maar geen idealen kent (II, 24). De schrijver heeft eerbied voor alles, wat innig-menselijk is, doch een afkeer van huichelachtige vroomheid, dor formalisme en zinledige ceremoniën. Zij menselijkheid brengt hem wel eens in verzoeking, een karakterschets van personen te geven, die voor het geheel iets te uitvoerig is, en voor bestrijding vatbaar. Aan de andere kant maken deze uitweidingen het boek prettiger leesbaar.

Wat zijn verhouding tot het nieuwe Rusland betreft, de schrijver van het ‘epos van leed en strijd’ is er van overtuigd, dat wij eindelijk, na 1921, kunnen spreken van een strijd, die tot vermindering van het leed heeft gevoerd (II, 239). ‘Te betreuren zijn de beperkingen van de vrijheid, en dat gevoel van eigenwaarde, dat zich ook in de politieke macht ten opzichte van anderen wil uiten... Het idealisme, dat de Communistische partij en de op haar steunende regering haar bijzondere kracht geeft, wordt daardoor verlaagd tot een nationalistisch machtstreven, dat een ernstig gevaar voor de wereldvrede in zich bergt, vooral omdat het gevoed wordt door een even ernstig, even weinig

[pagina 79]
[p. 79]

gefundeerd en even kortzichtig wantrouwen jegens de niet-Communistische wereld, als deze wereld heeft jegens de door de Sowjéts geregeerde volkeren... Het grote experiment in maatschappelijke organisatie, dat in Rusland werd gedaan en de schat van geestelijke vermogens, die het Russische volk getoond heeft te bezitten, verrijkt door de daar voltrokken emancipatie der massa, kán aan het Westen zowel als aan het Oosten geestelijke rijkdom brengen. Maar dan zullen die krachten zich moeten kunnen ontplooien, doordat ook de Sowjét-Unie evolueert naar de voor ware geestesbloei volstrekt noodzakelijke mate van individuele vrijheid.’ (II, 333).

Een niet onbevredigende conclusie! Zij zou zelfs optimistisch te noemen zijn, indien de tijd voor evolutie zou zijn gegeven. Thans gaat het er om de angsten te bezweren, die niet slechts aan Westerse, maar ook aan Russische kant bestaan. Dat die Russische angsten gegrond zijn, leert ons deze studie (II, 229-238).

Dit boek, bestaande uit 2 delen ieder van 350 bladzijden, is in goed, vaak gevoelig Nederlands geschreven. Het is fraai gedrukt, en bevat vele mooie illustraties. Een ver antwoording van de spelling der Russische woorden, de vertaling van de meer dan eens in de tekst voorkomende woorden, een register, benevens een bibliographie ten dienste van hen, die verdere studies willen maken, besluiten het geheel. Hier en daar schemert de wijsheid door van een door het leven gerijpt mens, wiens blik niet naar het verleden, maar naar de toekomst gericht is. Tegenover een dergelijke ernstige studie trekken zich aanmerkingen beschroomd terug, zeker wanneer die zouden moeten komen van een niet-historicus.
J.C.A. Fetter

Alfred Kossmann, De nederlaag. Querido, Amsterdam 1950.

Bij het internationale leger ‘arbeiders’, dat door Duitsland gedurende de oorlogsjaren in al de bezette gebieden werd gedwongen, te gaan puinruimen of ander slavenwerk te verrichten, behoorde ook de jonge auteur, die zijn ervaringen in ‘De Nederlaag’ te boek stelde. De student Johannes Honingmond is het alter ego van de schrijver; hij komt in aanraking met de chaos van levensomstandigheden en oorlogsgruwelen, die tot de grote verwildering van het menselijke leidde en tenslotte tot de ineenstorting van het Derde Rijk heeft gevoerd. De wanhopige strijd van al die honderdduizenden om in het leven te blijven, de honger en de onbeschrijfelijke vuilheid, de vergeefse pogingen van de besten onder deze uitgeworpenen om nog iets van waardigheid te behouden, dit alles heeft Kossmann nauwlettend en sober beschreven.

Hij is niet de enige, die deze verschrikkingen heeft willen weergeven, en zijn boek zou in de stroom van oorlogslitteratuur geen bijzondere plaats innemen, als deze schrijver niet had bewezen, over een talent te beschikken, dat zich eerst langzamerhand gedurende het verhaal doet kennen. Het is voornamelijk de jeugdige frisheid van waarnemen, het ‘verse’ van zijn beschrijving, die de lezer boeit. Zijn toon is oprecht en heeft een zo eigen accent, dat men er de dichter in herkent, die in de baarlijke daemonie van dit mest-vaalt-bestaan nog de positieve levenswaarden weet te doen voelen.

Wie Kossmann's kortgeleden verschenen gedichtenbundel ‘De Bosheks’ leest, vindt deze positieve eigenschappen op gelukkige en harmonische wijze in verzen uitgedrukt. In ‘De Nederlaag’ getuigt het van een niet geringe zielskracht om bij het verduren van het allerpoverste, tot op het dunste laagje uitgemergelde bestaan de aangeboren zuiver-

[pagina 80]
[p. 80]

heid van een dichterlijke essentie te bewaren. Zonder ophef, zonder nadruk, soms bijna laconiek vertelt hij van het kampleven, van de verschillende figuren om hem heen, die in hun tragiek voor ons gaan leven, onder de bombardementen, onder de wreedheden die zij hebben te doorstaan. De schrijver is niet verbitterd, hij is verwonderd. En deze verwondering is het, die de dichter in hem releveert.

Of Alfred Kossmann een echte romanschrijver is, dienen wij nog af te wachten; dit oorlogsjournaal treft door de onopgesmukte waarheidsgetrouwe weergave, door het vermogen ook, om uiteenlopende figuren zoals de verwaande opgeblazen Bill en de lichtzinnige aandoenlijke Charlotte ten voeten uit te tekenen. De Nederlaag is een der geschriften uit de oorlogsjaren die in onze herinnering zullen blijven. De auteur heeft zich met dit werk een vooraanstaande plaats in de letterkunde veroverd, vooral door de innerlijke kracht, waarmede hij in de armzaligste ‘condition humaine’ het leven is blijven eren.
E.v.L.

Marcel Beerten, Aan de zelfkant. (Privé-uitgave van de dichter, Dorp 13, Zolder, België 1951).

Vormt reeds de titel van dit debuut een gemeenplaats, ook de begrippen die erin worden uitgedrukt zowel als de manier waarop dat over het algemeen werd gedaan, geven geen indrukvan bijzondere oorspronkelijkheid. Poëtische goocheltoeren zo opzichtig vertoond als de volgende: ‘Wat kraaien kraken knaks de milde stilt’, kunnen ons alleen nog maar aan het lachen brengen en de ondergang van het avondland wordt ons hier in te grove termen aangekondigd dan dat we niet, bijwijze van reactie, in het tegendeel zouden gaan geloven.

De dichter is op z'n best waar hij in het begin vande bundel front-ervaringen beschrijft. Niet omdat zijn vers daar subtieler zou zijn, maar omdat de anecdotische achtergrond het een authenticiteit verleent die ontbreekt waar men aan zijn zo vlotweg op hart rijmende smart maar geloven moet.
J.R.

Eugene Fromentin, De meesters van weleer. Vertaald en ingeleid door Dr H. van de Waal. (Ad Donker, Rotterdam 1951).

Van Fromentin's ‘Les Maitres d’ Autrefois verscheen onlangs bij de Leidse Uitgeversmij reeds een nieuwe vertaling onder de titel ‘De grote Meesters’, die op deze plaats ook besproken werd - en geroemd. Meer lof verdient echter nog de uitgave van Donker, hoezeer men het ook moet betreuren dat de twee uitgeverijen deze doublure niet door vriendschappelijke samenwerking hebben kunnen vermijden.

De vertaling van Dr H. van de Waal maakt de indruk wat vrijer te zijn dan die van J. Tersteeg, ze heeft een bijzonder voornaam karakter, waar die van Tersteeg in de eerste plaats onderhoudend is. Ook de uitvoerige annotaties, een Lijst van Romantische Onderwerpen, een Geschiedenis der door Fromentin bezochte Verzamelingen, een Register van Schilders door Fromentin genoemd - en vooral ook de fraaie druk van tekst en illustraties maken de editie van Donker tot een standaardwerk, waarnaast men die van de Leidse Uitgeversmij als een volksuitgave beschouwen kan.
J.R.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De nederlaag


auteurs

  • J.C.A. Fetter

  • Emmy van Lokhorst

  • Jaap Romijn

  • over H.A. Enno van Gelder

  • over Marcel Beerten

  • over Eugène Fromentin

  • over H. van de Waal


landen

  • over Rusland