Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 118 (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 118
Afbeelding van De Gids. Jaargang 118Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 118

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 118

(1955)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 160]
[p. 160]

Nieuwe boeken

H.W. Meihuizen, Galenus Abrahamsz 1622-1706. - Haarlem, H.D. Tjeenk Willink & Zoon N.V., 1954.

Een der belangrijke figuren, niet alleen in de doopsgezinde wereld der 17de eeuw waar hij een grote rol speelde, maar ook in het algemene geestelijke leven van die tijd, is Galenus Abrahamsz geweest, geboren in Zierikzee en overleden in Amsterdam waar hij het grootste deel van zijn leven heeft doorgebracht. Merkwaardig genoeg is er nooit een monografie over hem verschenen, al zijn er wel pogingen toe gedaan. Wat niet zo verwonderlijk is: een goede levensbeschrijving van deze man vraagt veel studie van zijn persoon, werk en omgeving, en van de veelvuldige verwikkelingen in zijn doopsgezind milieu. Het is verheugend, dat de Haagse doopsgezinde predikant Meihuizen met wetenschappelijke nauwkeurigheid en juist inzicht het boek geschreven heeft, dat aan een figuur als Galenus toekomt.

In 1648 had Galenus (de naam De Haan, waaronder hij veelvuldig voorkomt heeft hij al spoedig laten vallen) zich als geneesheer in Amsterdam gevestigd. In de kring zijner doopsgezinde gemeente ‘bij 't Lam’ - een der vele toenmalige in de hoofdstad - nam hij spoedig een vooraanstaande plaats in, en trad er naar Mennistengebruik als lekepreker op. Wij weten tegenwoordig wel dat de vaak voorkomende mening, als zouden die 17de eeuwse Mennisten ‘ondogmatisch’ zijn geweest, niet houdbaar is; er was veel krampachtig dogmatisme dat op kleine belijdenis-verschillen doodbleef en zich afsloot van de buitenwereld. Dit bleek al spoedig niets voor Galenus, van nature een ruimhartig man, die door zijn aanrakingen met de kringen der Collegianten de consequenties der verdraagzaamheid tot de zijne had gemaakt, waardoor hij echter in strijd kwam met een deel van zijn gemeenteleden. Deze twist is zeer hoog gelopen; niet onjuist typeert Meihuizen hem als de strijd tussen confessionalisme en spiritualisme, waarbij men echter goed doet te bedenken, dat spiritualisme hier meer in het bijzonder betekent de persoonlijke, directe gebondenheid van de gelovige aan Christus. Men mag zeggen dat Galenus hiermee terug greep op wat van den beginne een der drijfveren van het oude Doperdom is geweest. Daarom was ook onrechtmatig de beschuldiging van innovaties te willen invoeren, die de rechtse groep - zij eindigde met uit te treden en zich te vestigen ‘in de Zon’ - tegen hem aanvoerde. Deze strijd wordt uitvoerig beschreven; hij vormt niet het meest aantrekkelijke deel van de lectuur, maar is wel een getuigenis van de zorgvuldigheid, waarmee Dr M. zijn stof heeft bewerkt. Aantrekkelijker te lezen is wat hij schrijft over de figuur van Galenus: zijn vroomheid, zijn optreden tegen zedelijk misbruik, zijn ijveren voor meer wetenschappelijke vorming der doopsgezinde predikanten; zelf is hij leider geweest van een opleidingsinstituut,

[pagina 161]
[p. 161]

voorloper van de latere Doopsgezinde Kweekschool. Op zijn debetzijde staan een wonderlijke alchemistische werkzaamheid en een zekere hoekigheid van een overigens rechtschapen karakter. Dé grote creditpost is zeker wel, dat de Doopsgezinde Broederschap op den duur de weg is gegaan, die Galenus gewezen heeft.

Het boek is fraai uitgegeven, bevat een uitvoerige wetenschappelijke verantwoording en een goed register.

J. Lindeboom

Dr J.S. Bartstra, Handboek tot de staatkundige geschiedenis der landen van onze beschavingskring van 1648 tot heden. Deel 2, 3 en 4. - L.G.C. Malmberg, 's Hertogenbosch, 1949, 1951 en 1954.

Van dit handboek besprak ik in dit tijdschrift het le deel na de verschijning in 1948. Thans ligt het voltooid voor mij en de gunstige verwachting die ik er toen over uitsprak, heeft zich bewaarheid. Er is in deze delen een uitgebreide hoeveelheid literatuur verwerkt, en de schrijver heeft zich niet tevreden gesteld met een overzicht van de feiten alleen, maar heeft de literatuur zelfstandig verwerkt en geeft een eigen visie op de verschillende tijdvakken die hij beschrijft. Het is geen boek voor beginnelingen die nog niet wegwijs zijn in de historische literatuur en in de opvattingen die daarin zijn neergelegd. De uitgebreide stof is compact samengevat, maar de uiteenzettingen blijven desondanks doorgaans helder. Soms lukt het hem echter niet en dan lijdt het boek aan een zekere onduidelijkheid. Ik denk b.v. aan de beschrijving van de toestanden in Polen vóór het begin der Poolse Delingen in het 2e deel. Ontegenzeggelijk is deze uitermate verward, maar men krijgt de indruk dat de schrijver door ruimtegebrek er niet in is geslaagd in deze verwardheid orde te scheppen en de houding der elkaar bestrijdende partijen duidelijk te maken.

Het is echter niet fair een boek als dit naar enkele minder geslaagde gedeelten of minder gelukkige zinswendingen te beoordelen. Hetzelfde geldt voor de indeling die niet altijd bevredigt. Dat het le deel eindigt in 1763 en niet in 1789, is weinig rationeel, maar de schrijver is klaarblijkelijk gezwicht voor de eis van een evenredige verhouding in grootte der delen. Uiteindelijk is dit ook weer niet gelukt, het 4e deel is aanzienlijk dikker uitgevallen dan de vorige. Uit het voorwoord van het 4e deel blijkt, dat de schrijver en uitgever hier voor een moeilijk probleem kwamen te staan. Er is zelfs overwogen het gedeelte na de eerste wereldoorlog alleen bibliographisch samen te vatten. Ten slotte heeft men de knoop doorgehakt en het 4e deel eenvoudig vergroot. Van de uitgever een royale geste, voor de schrijver een opluchting en voor de gebruiker een reden tot dankbaarheid. Het 4e deel loopt nu tot het eind van de tweede wereldoorlog en de schrijver krijgt gelegenheid van de voorgeschiedenis en het verloop daarvan een belangwekkende uiteenzetting te geven.

Ten slotte wijs ik nogmaals op de beknopte literatuur-overzichten aan het einde van elk hoofdstuk, die de bruikbaarheid verhogen. Fouten en vergissingen, ook die welke ik aanwees in het le deel, zijn door inlegbladen in de volgende delen zoveel mogelijk hersteld. Historici van professie maar ook meer gevorderde studenten in de geschiedenis zullen het handboek met profijt kunnen gebruiken. Zij kunnen er niet alleen de feiten uit leren, maar het zal hen aan het denken zetten over de problemen der nieuwe en nieuwste geschiedenis.

J.C.H. de Pater

[pagina 162]
[p. 162]

Mr W.C.L. van der Grinten, Arbeidsovereenkomstrecht, vijfde druk 1954. - N. Samson N.V., Alphen a/d. Rijn.

Gelijk de schrijver van dit bekende boek in zijn voorwoord tot de vijfde druk zelf zegt, is er in de oorspronkelijke indeling weinig veranderd.

Wat wel veranderd is, is de wet zelf. Op 1 Juli 1954 is van kracht geworden de wet van 17 December 1953, S. 619, houdende wijziging van de bepalingen omtrent het ontslag bij arbeidsovereenkomsten. Dientengevolge verkeerde de schrijver in de noodzakelijkheid de paragraphen, welke de beëindiging van de arbeidsovereenkomst behandelen, geheel te herzien en een nieuwe paragraaf te wijden aan de voor ons recht nieuwe figuur van het kennelijk onredelijk ontslag.

Behoudens deze ingrijpende wijzigingen en enkele kleinere welke daarmee verband houden, behield het boek vrijwel geheel de tekst van de vierde druk; uiteraard werden jurispudentie- en litteratuuropgave verder bijgewerkt. Het is nog te vroeg om te zeggen of de critische aantekeningen, welke Van der Grinten hier en daar bij het nieuwe ontslagrecht plaatst, door de praktijk zullen worden onderschreven; dit neemt niet weg, dat zij een waardevolle bijdrage vormen tot de kennis van de ingewikkelde materie van wat rechtens geldt bij de beëindiging van arbeidsovereenkomsten. Slechts misten wij, node, verwijzing naar het boek van Mr S. Gerbrandy ‘Het nieuwe ontslagrecht.’

A.N. Molenaar

Dr A.F. Mellink, De wederdopers in de noordelijke Nederlanden 1531-1544. - J.B. Wolters, Groningen-Djakarta 1954, 440 blz., ing. f 11.90.

Deze uitvoerige en welgedocumenteerde studie, waarmee de schrijver de graad van doctor in de letteren en wijsbegeerte verwierf aan de Universiteit van Amsterdam, is een belangrijke aanwinst op het vele dat reeds over de nederlandse wederdopers is gepubliceerd. Dr Mellink heeft de kennis aangaande dit onderwerp verrijkt door een overvloed van tot nu toe onbewerkt bronnenmateriaal; met name geeft hij veel bijzonderheden over allerlei plaatselijke anabaptistische woelingen. Hij legt daarbij de nadruk op het sociale element in deze revolutionnaire beweging, als gevolg van de deplorabele maatschappelijke toestanden in die dagen. Dit is een voordeel tegenover de tot nu toe voornamelijk theologische benadering van het onderwerp. Maar het religieuze element is daardoor in het gedrang gekomen en de schrijver, die de bevooroordeeldheid van Kühler e.a. scherp critiseert, is zelf aan dit gevaar niet ontkomen (zie b.v. de ongegronde verdachtmaking van Obbe Philips, blz. 368). Te eenvoudig gaat hij er van uit, dat de sociale verlangens de religieuze utopieën en aberraties hebben beheerst, maar weinig verdiept hij zich in de vraag, waarom deze sociale beweging dan toch zozeer met godsdienstige sentimenten geladen was en in hoever het toch ook echt religieuze motieven waren, die vele wederdopers bezielden. Deze eenzijdigheid is bij de overigens kennelijke beheersing van de stof des te meer te betreuren.

W.F. Dankbaar


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • Johannes Lindeboom

  • J.C.H. de Pater

  • A.N. Molenaar

  • W.F. Dankbaar

  • over H.W. Meihuizen

  • over J.S. Bartstra

  • over W.C.L. van der Grinten

  • over A.F. Mellink