Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 120 (1957)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 120
Afbeelding van De Gids. Jaargang 120Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 120

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 120

(1957)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 63]
[p. 63]

Nieuwe boeken

F. Sierksma, De religieuze projecties. Nr. 3-6 uit de serie Libertatis Ergo. - W. Gaade N.V., Delft. 234 pag. Prijs f 5.90.

In deze studie tracht Dr. S. vat te krijgen op de religieuze ken-acte, door haar te verstaan als projectie. Projectie, aldus de auteur, is het subjectief aspect der menselijke waarneming, niet slechts een technische term uit de dieptepsychologie. Hallucinatie, overdracht, wishful thinking, beeldend denken en fragmentarische of misleidende waarneming, zijn even zovele varianten op het ene gegeven der projectie, dat constitutief is voor de mens, wiens subjectiviteit in alle levensrelaties de objectieve wereld kleurt en wijzigt.

Eerst dient deze omvormende subjectiviteit in de dierenwereld te worden nagegaan, alvorens zij in haar typisch menselijke vorm kan worden herkend.

Welnu, de dierlijke waarneming blijkt te corresponderen met de handeling; beide zijn dwangmatig selectief, in dienst van de instandhouding van de soort. Om het karakteristiek menselijke te formuleren grijpt dr. S. naar de terminologie van Helmuth Plessner: ‘die Positionalität der excentrischen Form,’ waarmee het menselijk zelfbewustzijn, de gespletenheid, de dubbelheid van een theoretisch, gedistantieërd ik en een ik, dat gebonden is aan lichaam en ziel, worden aangeduid.

Met behulp van zijn waarneming organiseert en stabiliseert de mens, dit uit zijn evenwicht geslagen zoogdier, zijn binnen- en zijn buitenwereld. Want naar evenwicht streeft het menselijk bestaan. Terwijl langs actief-bewuste weg de stabilisatie plaats vindt via de objectiverende begripsvorming, rijst uit het onbewuste het beeld op, waardoor het subject zich het on-objectiveerbare toeëigent. Zo, beurtelings en tegelijk objectiverend en projecterend, komt de mens zijn oorspronkelijke en altijd terugkerende evenwichtsstoornis te boven, vult hij de leegte op, wendt hij gevaren af.

De religieuze projectie onderscheidt zich niet wezenlijk van andere projecties. Wanneer de mens niet in staat is vast te stellen wat achter de dingen ligt, projecteert hij eigen structuur of vaderbeeld in de diepte van het heelal of kleurt aspecten der werkelijkheid tot heilige dingen. Ontogenetisch onderzoek leert dan dat zulke projecterende werkzaamheid inzonderheid optreedt na evenwichtsstoornis, na mislukte beheersing van de binnenwereld of uit verweer tegen de dreigende buitenwereld. Stabiliteit is eerste en laatste functie van de waarneming, ook van de projectie, ook van de religie.

Als de auteur het terrein van de religie zelf betreedt, schenkt hij slechts terloops aandacht aan de bijbelse geloofswereld (vaderprojectie, wedergeboorte als driftsublimatie, creatuurbesef worden aangestipt), doch richt zich op de bonte veelheid

[pagina 64]
[p. 64]

der religieuze verschijnselen, om dan ten slotte relatief uitvoerig de mystiek en het Boeddhisme te bespreken. Dit laatste bevreemdt niet, want hier vindt regelrecht aansluiting plaats op de biologisch-anthropologische onderbouw van deze studie.

Dr. S.' betoog is lezenswaard. Niet alleen is de schrijver zeer belezen en formuleert hij scherp, hij heeft een doél voor ogen - de psychologische doorlichting van het religieuze in biologische en diepte-psychologische context - en hij verkent energiek het wijde terrein van de godsdienstwetenschap. De crux van het boekje is dat het de vraag naar waarheid en werkelijkheid van wat in de religie, resp. in het Chr. geloof geïntendeerd wordt, niet stelt, maar wel, al suggererend, beantwoordt.

Mijn bezwaren liggen niet in de richting van het biologisch en anthropologisch kader waarin dr. S. het kennen, ook de geloofskennis, plaatst. Dat werkt verruimend en verfrissend. Evenmin mag men de psycholoog verwijten dat zijn boek eenzijdig psychologisch is en aan wijsgerige of theologische vraagstelling niet toekomt. Doch als de psychologische observatie en biologische encadrering in feite de plaats van wijsgerige en theologische bezinning gaat innemen en achter een wat grimmig en dwingerig pathos van zuivere wetenschappelijkheid, een nauwelijks verholen aandrift merkbaar wordt om, niet zozeer de religie als randverschijnsel van het bestaan, doch vooral het bijbels geloof weg te verklaren, gevoel ik behoefte aan discussie met open vizier.

De ‘Libertatis ergo’ serie is van Vrijzinnig Protestantsen huize en wil ‘midden in het Protestantisme’ staan. Hoe men dat voor elkaar wil brengen met Dr. S.' biologistisch religieuze kennistheorie en zijn beslist en welsprekend pleidooi voor Boeddha's unieke bijdrage, zal, nemen wij aan, voor de redactie groter zorg zijn dan voor de auteur.

J.M. de Jong

F.M. Ashley Montagu, De natuurlijke superioriteit van de vrouw. Vertaling uit het Engelsch door H.H. van Buttingha Wichers-Laman de Vries. - N.V. Uitgeverij W.P. van Stockum en Zoon, Den Haag, 1956. 181 blz.

Vooreerst een enkel woord over de vertaling. Op deze zelf heb ik geen aanmerkingen van betekenis. Ik vraag mij echter af of het juist is om zonder meer de opdracht (To Marjorie With All My Love), de Preface (er is een preface èn een Foreword) en de index weg te laten en het inleidende citaat uit de autobiografie van Henry Adams te vervangen door een citaat ontleend aan Busken Huet. Ik durf op deze vraag geen beslist antwoord te geven, maar meen dat door deze wijzigingen de lezer toch wel iets onthouden wordt dat tekenend is voor de geest waarin het boek geschreven is.

Bezwaar heb ik tegen het niet-vertalen van de aangehaalde dichtregels van Chaucer en van George Eliot, die moeilijk te vertalen zijn, terwijl de twee, gemakkelijk te begrijpen regels van Shakespeare wel vertaald werden. De lezer die het citaat uit Chaucer kan volgen zal met dit boek in de oorspronkelijke taal geen moeilijkheden hebben.

Dit af en toe niet-vertalen komt meer voor in vertalingen die ‘het boek voor een groter publiek toegankelijk’ maken en verdient openlijke afkeuring. Het weergeven van dichtregels in de oorspronkelijke taal, naast de vertaling kan alleen maar gewaardeerd worden.

 

Het boek is een onwetenschappelijk werk. Dat de schrijver zich aandient als weten-

[pagina 65]
[p. 65]

schappelijk man en voor zijn argumentatie wetenschappelijke feiten benut, maakt de zaak niet beter.

In een bewogen betoog tracht de schrijver van zijn titel een ‘slogan’ te maken, waarbij hij handig met feiten en beweringen jongleert.

Een voorbeeld: bij de levensverzekering worden van mannen en vrouwen dezelfde premies gevergd. Daar de vrouw langer leeft dan de man is dit niet ‘fair’ tegenover de vrouw. ‘Maar wanneer,’ roept de schrijver uit ‘is iemand ooit fair geweest tegenover vrouwen?’ De schrijver vermeldt echter niet dat ook bij de voedseldistributie mannen en vrouwen het zelfde toebedeeld krijgen, hoewel mannen gemiddeld zwaarder zijn dan vrouwen en dus meer voedsel behoeven. Zo gaat het door het hele boek heen: nooit wordt de zaak van de andere kant bekeken.

Hoewel ‘natuurlijke superioriteit’ met voorbedachte rade wordt gedefinieerd als ‘hogere overlevingskans’ getuigt bijna elke bladzijde van de forse wil het bewijs te leveren voor een algehele superioriteit zodat de man er af komt als een onvolledige, invalide vrouw.

Daarvoor zijn nogal wat tegenstrijdigheden nodig. Op de ene bladzijde vormen de mannen, op de andere de vrouwen een minderheid. Nu eens zijn kracht en grootte een voordeel, dan weer een nadeel. Om dit laatste te bewijzen moeten de uitgestorven Dinosauriers op de proppen komen. Mocht de man evenwel door zijn kracht en grootte eveneens uitsterven dan moet de vrouw wel spoedig zijn voorbeeld volgen. Ook over de neiging van de vrouw om iets in de maatschappij te bereiken, over haar emotionaliteit, over haar gezondheid en over de kinderlijkheid van haar bouw, alles in vergelijking met de man, worden zeer tegenstrijdige opmerkingen gemaakt. Het is haast vermakelijk te lezen dat de vrouw zo hard werkt, maar toch zoveel meer tijd overhoudt om te babbelen dan de man. Op deze schrijver zijn zeer goed de regels toepasselijk die hijzelf uit Shakespeare aanhaalt:

 
‘I have no other but a woman's reason;
 
I think it so because I think it so’

Het boek is niet gaaf, niet eerlijk, niet critisch.

Het is opzettelijk bevooroordeeld en bij gebrek aan kennis oppervlakkig. Maar het is bewogen door een oprechte wens. Naar zijn zeggen de wens om man en vrouw nader tot elkaar te brengen in de naïeve verwachting dat dit mogelijk zou zijn wanneer de man de vrouw zou helpen door haar superioriteit te erkennen en haar lessen in liefde te aanvaarden. Wat heeft deze man werkelijk bewogen tot zulk een boek?

Zijn liefde tot Marjorie? (zie de opdracht), zijn dankbaarheid voor de zegeningen van een goed huwelijk? de verwachting van een journalistiek succes? de hoop op een ‘best seller’?

Toch is de strekking van dit werk niet onjuist. Voor de gewaarschuwde lezer is het geen onaardig boek. Hij zal er feiten in vinden, die hem wellicht onbekend waren en een stroom van soms meeslepende woorden. Het kan niet de bedoeling van een bespreking zijn het betoog, waar nodig, te verbeteren of aan te vullen. Moge de lezer voor ogen houden dat man en vrouw niet tegen elkaar afgewogen kunnen worden, dat beiden als mensen elkaars gelijken en als partners elkaars complementen zijn.

A. de Froe

[pagina 66]
[p. 66]

S. van Deventer, Kröller-müller. De geschiedenis van een cultureel levenswerk. - H.D. Tjeenk Willink, Haarlem, 1956. 156 blz. f 14.50.

Dit boek beschrijft het leven van het echtpaar Kröller-Müller, voorzover het gericht is geweest op en geleid heeft tot het tot stand komen van het cultuurgoed dat ons volk in de Hoge Veluwe, het St. Hubertusslot en het Museum bezit. Het is met warmte, piëteit en discretie geschreven door een hun zeer nastaanden medewerker, die er voortreffelijk in geslaagd is, de aandacht ten volle op de essentie van zijn onderwerp te concentreren. Dit beduidt, dat hij het licht in de eerste plaats laat vallen op de gave, door hoge sociaal-aesthetische idealen bezielde persoonlijkheid van Helene Kröller-Müller en eerst secondair op die van den groten zakenman die haar echtgenoot was en haar tot de verwezenlijking van haar denkbeelden materieel in staat stelde. Het op zich zelf reeds boeiende verhaal wordt door uittreksels uit brieven van haar hand ongemeen verlevendigd en verhelderd.

Het zeer fraai uitgevoerde, met voortreffelijke reproducties van schilderijen uit het Museum verluchte boek kan niet anders dan met grote erkentelijkheid aan schrijver en uitgever begroet worden. De kring waarin het belangstelling zal ontmoeten, zal zeker ruim zijn, maar, naar te verwachten is, toch nog slechts klein in verhouding tot het aantal van hen die jaarlijks de Hoge Veluwe bezoeken. De uitgever moge overwegen, het boek ook nog in een eenvoudige volksuitgave te laten verschijnen die daar verkrijgbaar zou zijn.

E.J.D.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over De religieuze projectie


auteurs

  • J.M. de Jong

  • Arie de Froe

  • E.J. Dijksterhuis

  • over Hélène Laman de Vries