Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 121 (1958)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 121
Afbeelding van De Gids. Jaargang 121Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 121

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 121

(1958)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 214]
[p. 214]

Nieuwe boeken

Prof. Mr. B.V. A Röling, Nieuw-Guinea: wereldprobleem! - Van Gorcum & Comp. N.V., Assen, 1958.

Röling's jongste geschrift wil, zoals de titel aangeeft, bewijzen dat Nieuw-Guinea een wereldprobleem is. Het eerste hoofdstuk behandelt bovenal de uitlegging en betekenis van gemaakte afspraken, gesloten verdragen, strekking van verdragsteksten.

Dit hoofdstuk wil aantonen, dat het Nederlandse juridische standpunt rondom en achter de soevereiniteitshandhaving over Nederlands Nieuw-Guinea zwak is. Het gaat daarbij heel ver - zó ver, dat de schrijver op een gegeven punt meent, beter dan Van Mook zelf te weten, wat deze bedoeld heeft (Denpasar-conferentie 1946). Wij delen Van Mook's standpunt - maar het heeft geen zin, hierop, noch op andere juridische controversen in dezen in te gaan. Vooreerst, omdat de vraag rijst, of de schrijver, vooral door het eerste hoofdstuk van dit geschrift, aan zekere Indonesische volksmenners en politici niet meer diensten heeft bewezen dan aan het Nederlandse publiek of eigen reputatie. Voorts: omdat reeds uit het tweede, maar bovenal uit het derde en laatste hoofdstuk blijkt, dat de Nederlandse juridische vertogen - al waren zij de sterkste geweest, die ooit gehouden zijn - voor hem eigenlijk minder terzake doen. Het is dan ook niet toevallig, dat dit laatste hoofdstuk (beschouwingen over de huidige stand der Nieuw-Guinea kwestie), zoals Röling in zijn woord vooraf meldt, afzonderlijk in ‘Socialisme en democratie’ verschenen is. Dat is Röling's eigenlijke betoog. Het bevat stellingen als deze: Nieuw-Guinea als ‘steen des aanstoots’ voor Indonesië te verwijderen, betekent ‘het wegvallen van de mogelijkheid om via de nationalistische emotie het volk van Indonesië te sturen in het communistische vaarwater.’ In Indonesië's binnenlandse politiek is het ‘een belangrijke factor voor het geleidelijk opdringen van het communisme’. En in bredere zin: ‘strijd in Nieuw-Guinea zou de factor kunnen zijn, die Azië als geheel zou brengen in de Sovjetsfeer’. ‘Het gaat hier’ - zo eindigt R. - ‘om toegeven zonder of na een bloedbad, zonder of na sovjetisering van Indonesië.’

Welnu, wij zijn het met hem eens, dat de sovjetisering of niet-sovjetisering van Indonesië de grote vraag van het jaar is. Indien wij beiden daarin gelijk hebben, dan is daarvan m.i. de consequentie anders. Dan dient voorop te staan, dat die vraag al sinds 1950, bij de eerste tractatenverscheuring, aan de orde is, maar acuut geworden is, sinds de Soekarnisten roepen om ‘geleide democratie’, de westerse vrije democratie als ongeschikte import verwerpen en het kapitaal confiskeren. Dan betekent dit, dat de leiding van de ‘sovjetiserende’ krachten buiten Indonesië zetelt, en de ideologische kolonisatie, die haar volken bedreigt, zowel van buiten als van binnen uit bevorderd wordt. De door R. genoemde krachten der welmenenden en weldenkenden zijn zwak, ongeorganiseerd en zwijgend. Want Indonesië is zèlf geworden tot een wereldprobleem - de titel van R's geschrift reeds berust op dwaling. Zo Nieuw-Guinea (wat de schrijver zo snel mogelijk wil bewerken!) vóór de uiteindelijke sovjetisering aan Djakarta's machthebbers toevalt, kan dit alleen en uitsluitend als een overwinning van de sovjetiserenden op het immorele, willoze westen gevierd worden. Voor de grote macht achter deze krachten zal dit een zijdelings meegenomen strategische en politieke prestige-winst zijn. En nà de sovjetisering afstaan? Dat is nòg vreemder.

[pagina 215]
[p. 215]

Waarom dan Nieuw-Guinea een wereldprobleem genoemd? Het is, verhoudingsgewijs gezien, slechts één, niet onbelangrijke kaart, toevallig in goede handen, in het grote, wereldomvattende pokerspel om Indonesië, om Zuid-Azië, om Afrika!

Het pokerspel, dat de omslag van dit boekje blijkbaar met zwart-rode kleuren heeft willen verzinnebeelden, en dat tot het einde toe doorgespeeld zal worden...

J. Prins.

H.J. Polak, Tweeërlei letterkundige kritiek; Potgieter en Huet. Ingeleid en van aantekeningen voorzien door Gerard Knuvelder. Zwolse drukken en herdrukken nr. 19. - Tjeenk Willink, Zwolle, 1956. f 5.15.

Het boekje bevat een herdruk van Polak's artikel over Potgieter en Huet in De Gids van april en mei 1891. Reeds eerder had de inleider, Gerard Knuvelder, aandacht gevraagd voor deze vrijwel vergeten essayist. Intussen heeft dr. J. van IJzeren een beschouwing over Polak gepubliceerd. Voor Knuvelder vormt Polak met Pierson en Huet ‘de trits der klassieke negentiende-eeuwse essayisten, die ook op de dag van vandaag de lezer volop kunnen boeien.’ De lezing van zijn Gidsartikel, hoeveel belangwekkends het de literatuurhistoricus ook mag bieden, leidt toch niet tot instemming met dit oordeel. Polak is, evenals P.F.Th. van Hoogstraten, voor de hedendaagse lezer een verouderd essayist.

J.J. Oversteegen, Keur uit het ongebundelde werk van W.G.C. Byvanck. Nr. 16 van de hierboven genoemde reeks. - Tjeenk Willink, Zwolle, 1956. f 5.65.

Ook Byvanck is een vrijwel vergeten figuur. De inleider neemt hem tegen velerlei aanvallers in bescherming en wij zijn bereid hem te geloven, zolang we nog niet aan Byvanck's stukken toekomen. Die essays zijn echter gerekt en hebben dat onhebbelijk irritant opdringerige van de eigen persoon, dat sinds de tachtigers enkele decennia lang veel geschriften ongenietbaar maakte. Ze roepen slechts vage beelden op, iets waar onze impressionistische voorouders geen bezwaar tegen hadden. De meeste onderwerpen boeien niet, de auteur heeft verkeerd gekozen. De stukken over Meerman en Bilderdijk-Kumpel typeren maar zeer matig datgene waar het Byvanck om te doen was: het sentimentele en de sfeer om de jonge Bilderdijk.

Gerard Brom, Vijf Studies. Zwolse reeks van taal- en letterkundige studies nr. 7. - Tjeenk Willink, Zwolle, 1957. f 8.90.

Dit is een werkome uitgave, want men heeft nu enkele verspreide studies van Brom gemakkelijk bij de hand: over Het Wilhelmus; Wolff en Deken en de Katholieken; Bijbel en Romantiek; De dominee in onze literatuur en De roem van Gezelle. Ze zijn, zoals Brom altijd doet, goed geschreven en dwalen, wat hij eveneens graag doet, nogal vaak van de literatuur af en naar het godsdienstig leven, ten detrimente van Betje Wolff's vrijzinnig godsgeloof, de modernistische dominees uit de vorige eeuw en dolende romantici. Maar Brom weet daar tussendoor veel wetenswaardigs te vertellen. Het stuk over de roem van Gezelle is een mooi voorbeeld van doxologie.

[pagina 216]
[p. 216]

Dr. R. Pennink, Silvander (Jan Baptista Wellekens) 1658-1726. - De Erven F. Bohn N.V., Haarlem, 1957. f 10.-.

In 1952 heeft Teylers Tweede Genootschap een prijsvraag uitgeschreven naar het werk van Wellekens. Het bovengenoemde werk werd bekroond. Een studie van Wellekens' werk was welkom. Deze stelt ernstig teleur. Het is een soort bloemlezing met verbindende tekst, waarbij toch telkens weer de geciteerde gedichten ter illustratie van de beschouwing dienst moeten doen en dus niet in hun geheel voorkomen. Een afgerond beeld van Wellekens ontstaat niet en op vele belangrijke punten laat de auteur ons in de steek, overigens met prijzenswaardige openhartigheid. Wellekens is van betekenis geweest voor de ontwikkeling van het herderdicht in Nederland. Maar zijn plaats in die literaire traditie komt hier niet duidelijk naar voren.

J.C. Brandt Corstius.

Dr. D. Burger, Bolland, een roman van Gekromde Ruimten en Uitdijend Heelal door Een Zeshoek. Met een kijkje in Platland, een fantasie over de Vierde Dimensie door Een Vierkant. - C. Blommendaal N.V., 's-Gravenhage. 120 blz.

Het meest voor de hand liggend middel om tot inzicht in de vierdimensionale meetkunde te komen, bestaat in de analogie die de overgang van drie naar vier dimensies met die van een naar twee en van twee naar drie vertoont. Dit middel is ettelijke decennia geleden op vernuftige wijze toegepast door E.A. Abbott in zijn veelgelezen en enkele malen herdrukte werkje Flatland, dat ook in een Nederlandse vertaling verschenen is. Hij kleedde het betoog in de vorm van een roman, verhaald door A Square en wist de in zijn dagen nog hoogst paradox aandoende stof zo uiteen te zetten, dat velen er toch een indruk door hebben kunnen krijgen van een vormenwereld die voor het natuurlijk voorstellingsvermogen ontoegankelijk is.

De gedachte, zo te werk te gaan, is door de schrijver van het bovenvermelde werkje overgenomen, maar daarbij tevens op nieuwe onderwerpen uitgebreid. Het gaat niet meer alleen om een vierdimensionale ruimte die in die zin van het woord Euclidisch mag heten, dat zij de onmiddellijke generalisering van de driedimensionale wereld der Euclidische meetkunde vormt, maar tevens om de niet-Euclidische ruimtevormen, waarmee men vertrouwd moet zijn om enig inzicht te kunnen krijgen in moderne begrippen als gekromde ruimte en uitdijend heelal.

De schrijver was wel de aangewezen man om deze opzet met succes te verwezenlijken. Als ervaren docent en geroutineerd auteur op het gebied van de voor een ruimer lezerspubliek bestemde wetenschappelijke verhandeling, weet hij precies wat hij, zonder te hoge eisen te stellen, nog duidelijk kan maken. Helder en onderhoudend schrijven gaat hem gemakkelijk af en hij heeft zelf kennelijk pleizier gehad in het schrijven van het behagelijk uitgesponnen, telkens door originele humorflitsen verlevendigde verhaal waarin hij zijn uitleg kleedt. Daarbij - en dit is ten slotte het allerbelangrijkste - beheerst hij zijn stof voldoende om zijn uiteenzetting steeds wetenschappelijk verantwoord te houden en geen verkeerde voorstellingen te wekken.

Men kan dit amusante en leerzame boekje dan ook met een gerust hart in de algemene aandacht aanbevelen.

E.J.D.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Tweeërlei letterkundige kritiek Potgieter en Huet

  • over Vijf studies

  • over Silvander (Jan Baptista Wellekens) 1658-1726


auteurs

  • J. Prins

  • E.J. Dijksterhuis

  • J.C. Brandt Corstius

  • over B.V.A. Röling

  • over J.J. Oversteegen

  • over Dionijs Burger