Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gids. Jaargang 125 (1962)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gids. Jaargang 125
Afbeelding van De Gids. Jaargang 125Toon afbeelding van titelpagina van De Gids. Jaargang 125

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre

proza
poëzie
sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gids. Jaargang 125

(1962)– [tijdschrift] Gids, De–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 429]
[p. 429]

Nieuwe boeken

Jacobus Petrus Gribling, P.J.M. Aalberse 1871-1948. Academisch proefschrift Nijmegen. - N.V. Uitgeverij De Lanteern, Utrecht, 1961. 552 blz. + 4 blz. afb. + 4 blz. Stellingen.

In Nederland worden we niet verwend met biografieën, zeker niet wat figuren betreft die in ons staatkundig leven een rol van betekenis hebben vervuld. Verschillende factoren vallen er aan te voeren ter verklaring van helaas al te veel leemten op het zoëven genoemde gebied. Zo is een vrij veelvuldig voorkomend verschijnsel, dat personen die een belangrijk deel van hun krachten en van hun kunnen aan de openbare zaak hebben gewijd, er de voorkeur aan geven zo weinig mogelijk na te laten dat tot hun ‘portrettering’ zou kunnen bijdragen. Papieren nalatenschappen van betekenis komen hier te lande vrij schaars voor.

Des te verheugender is het dus als zich op die regel een uitzondering voordoet en dan een levensbeschrijving tot stand wordt gebracht door iemand die begrip bezit hoe zich enerzijds in de voorhanden zijnde documenten goed in te werken en anderzijds de kunst blijkt te verstaan de door hem aangeboorde bronnen op goede wijze te gebruiken.

Dit nu heeft J.P. Gribling gedaan in zijn academisch proefschrift over P.J.M. Aalberse, waarop hij de graad van doctor in de letteren aan de R.K. universiteit te Nijmegen heeft behaald.

Het materiaal dat de auteur ter beschikking stond, was voor hem, en tegelijkertijd voor zijn lezers, werkelijk om van te smullen. Daar waren zeventien van de achttien notulenboeken (één ontbrak er) van de R.K. Kamerclub uit de jaren 1891-1940, de notulen van het bestuur der R.K. Staatspartij (1920-1924), documentenverzamelingen van mr. C.M.J.F. Goseling, mgr. W.H. Nolens, dr. J.H.J.M. Witlox en, niet te vergeten, liefst elf dagboeken van Aalberse zelf.

Doordat Gribling ongetwijfeld uitstekend historisch aanvoelt, is hij erin geslaagd met een publikatie omtrent Aalberse en diens tijd voor de dag te komen, die een grote verrijking oplevert voor aller kennis omtrent de zo belangrijke periode uit de Nederlandse parlementaire, staatkundige en sociale geschiedenis, waarin Aalberse zich duchtig heeft geweerd. Met name de periode, lopende van het eind van de vorige eeuw tot de veertiger jaren van deze eeuw toe.

Voortreffelijk wordt al terstond geschetst, hoe Aalberse in zijn Leidse studentenjaren een grote organisatorische stuwkracht heeft aan de dag gelegd, en hoe hij niet slechts in Leiden maar ook elders zijn roomskatholieke medestudenten ertoe heeft weten te brengen zich in verenigingsvorm aan te gorden tot de strijd voor wat hun geestelijk en godsdienstig na aan het hart moest liggen.

[pagina 430]
[p. 430]

Wat de door Aalberse in 1904 in het leven geroepen Katholieke sociale actie is geweest, hoe de geestelijke vader daarvan geleidelijk aan als warm voorstander van tal van progressieve sociale hervormingen op het voorste plan is gekomen, wat hij aanvankelijk in de Leidse raad, spoedig ook als wethouder, vervolgens in de Tweede Kamer is gaan betekenen (waarvan hij eerst van 1903 tot 1916, daarna van 1925 tot 1937 deel heeft uitgemaakt), dat alles heeft de schrijver op gemeenlijk ook levendige manier te boek gesteld. Het kon niet anders of deze auteur bracht ook nog heel wat nieuws aan het licht over wat er zich zoal heeft voorgedaan in de jaren van Aalberses ministerschap (1918-1925). Hierbij heb ik dan niet alleen het oog op de weergave van bij voorbeeld de wordingsgeschiedenis van de acht-urenwet, waaraan hij als bewindsman in het bijzonder zijn naam verbonden heeft, maar ook op menig belangwekkend gebeuren in de kabinetten waarin Aalberse zitting had.

Van nature was Griblings ‘held’ veel meer een op verzoening uit zijnde figuur dan wat men noemt een vechtersbaas. Toch deinsde hij er allerminst voor terug, strijd te voeren wanneer dat moest. Boeiend is bepaald wat de auteur geschetst heeft over zo menigmaal door Aalberse binnen de eigen politieke kring gevoerde strijd. En niet minder boeiend is het beeld, dat de lezer krijgt van de meer dan eens door Aalberse ondervonden tegenwerking van bisschoppelijke zijde. Het valt dan op hoe hij de moed bezat, soms zelfs met zekere hardnekkigheid, voor het eigen standpunt op te komen.

Uit de aard der zaak ontmoet men in dit proefschrift zo nu en dan ook wel zwakke plekken. Zo had Gribling mijns inziens veel te weinig oog voor de terecht in brede kring gekoesterde afkeer van Kuypers antithetische houding. Verder stip ik alleen aan, dat de auteur zich wat te veel heeft laten verleiden om de tegenstellingen tussen de ‘jonkheren’ (de aristocraten) in het rooms-katholieke volksdeel en de anderen in al te felle zwart-witte tinten te schetsen. In dat verband doet zich ook de vraag voor, of een Ruijs de Beerenbrouck wel geheel en al in het juiste daglicht is geplaatst.

Maar al ontbreekt het in Griblings werk niet aan schaduwzijden, verre en verre worden die overtroffen door de grote waarde die in het algemeen aan deze biografie eigen is.

E. van Raalte

Dr. W. den Boer, Eros en Amor. Man en vrouw in Griekenland en Rome. - Bert Bakker/Daamen N.V., Den Haag, 1962. 176 blz. + los blaadje met Mededeling.

Dit smaakvol uitgegeven boek geeft een reeks voordrachten weer, die de schrijver, Leids hoogleraar, aan de Utrechtse Universiteit heeft ge-

[pagina 431]
[p. 431]

houden als bijdrage tot het Studium generale. Van die doelstelling draagt de behandeling nog duidelijk de sporen. Er is kennelijk gedacht aan lezers van behoorlijke ontwikkeling, die in hoofdzaak nog vóór het leven staan; maar het zal niet minder welkom zijn aan allen die belangstelling koesteren voor een der belangrijkste kanten van het menselijke bestaan en een open oog hebben voor de waarde, ook nog heden ten dage, van de antieke beschaving. Achtereenvolgens worden behandeld: Het spel der ogen; In het huwelijk; Buiten het huwelijk; Teleurgestelde liefde; Wat zeggen de moralisten ervan?; Voor de vierschaar der historie.

Over dergelijke zaken kan men alleen goed spreken en schrijven, wanneer men de kunst verstaat, zowel de Scylla der grofheid als de Charybdis der preutsheid te vermijden. Hierin is de schrijver uitnemend geslaagd. Het beeld dat hij schetst, is levendig, afwisselend, aanschouwelijk en, binnen de gestelde grenzen, volledig. Hij weet telkens de theoretische beschouwingen te staven met treffende, en daardoor doeltreffende, verhalen en anekdoten. Hij schrijft duidelijk en goed, zodat men steeds geboeid blijft, en aan het einde is voor men het weet. Op bladzijde 74 is door den zetter bij de revisie een fout gemaakt, zodat de bovenste regel de onjuiste herhaling is van den eersten regel der volgende alinea. De schrijver deelde mij, op mijn verzoek, mee, dat de gehavende zin moet luiden: ‘...toen Pericles' wet enigszins in het vergeetboek was geraakt. Misschien heeft het Pericles later ten zeerste verdroten, dat enz.’ Als kleine aanmerking noteer ik even, dat voor het begrip ‘hekeldicht, smaadschrift’ de spelling satire juister is dan satyre (bij voorbeeld blz. 130).

B.A. van Groningen

 

Boeken van redacteuren worden niet besproken; daarom kondigen wij hier slechts de verschijning aan van:

Ed. Hoornik, De dubbelganger. Mattheus, Geboorte, Requiem, De dubbelganger, Achter de bergen, Nederland. Ooievaar 165. - Bert Bakker/Daamen N.V., Den Haag, 1962. 160 blz.

Ed. Hoornik, Over en weer. Beschouwingen over poëzie. Ooievaar 166. - Bert Bakker/Daamen N.V., Den Haag, 1962. 176 blz.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over dit hoofdstuk/artikel

auteurs

  • B.A. van Groningen

  • Ernst van Raalte

  • over Pieter Aalberse

  • over Willem den Boer

  • over J.P. Gribling